ECLI:NL:RBMNE:2024:3923

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
C/16/558535
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag voogdij en gezamenlijk gezag over minderjarige na overlijden moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juni 2024 een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Nidos, die als voogd was belast met de zorg voor de minderjarige [minderjarige], geboren in 2009 in Somalië. De rechtbank heeft Nidos ontslagen uit de voogdij en het ouderlijk gezag gezamenlijk toevertrouwd aan de vader en de zus van het kind. Dit besluit volgt op een eerdere beschikking van 14 september 2023 en is genomen na een mondelinge behandeling op 15 mei 2024, waarbij de minderjarige zijn mening heeft gegeven en de betrokken partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, die al enkele jaren in Nederland verblijft, samen met de zus de zorg voor [minderjarige] op zich neemt. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van het kind is dat Nidos wordt ontslagen uit de voogdij en dat de vader en de zus gezamenlijk met het gezag worden belast. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, waaronder artikel 1:253t BW, dat de mogelijkheid biedt om gezamenlijk gezag te verlenen aan de vader en een andere persoon, in dit geval de zus.

De rechtbank heeft ook geconstateerd dat, hoewel niet aan alle wettelijke vereisten voor gezamenlijk gezag is voldaan, er sprake is van een langdurige en stabiele situatie waarin de vader en de zus al geruime tijd samen de zorg voor [minderjarige] dragen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/558535 / FO RK 23-742 (gezag)
Beschikking van 12 juni 2024
in de zaak van:
STICHTING NIDOS,
gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen: Nidos of de voogd,
betreffende het kind:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , Somalië,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
kind van de ouders:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
overleden,
en
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
met als belanghebbende:
[zus],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zus.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft eerder een beschikking gegeven in deze zaak op 14 september 2023. Voor het verloop van de procedure tot die datum verwijst de rechtbank naar de eerdere beschikking.
1.2.
De rechtbank heeft de minderjarige [minderjarige] gevraagd wat zijn mening is over het verzoek. Hij heeft op 15 mei 2024 met de kinderrechter gesproken.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling gehouden op 15 mei 2024. Hierbij waren aanwezig:
  • mevrouw [A] namens Nidos;
  • de vader;
  • de zus;
  • de heer [B] namens de Raad voor de Kinderbescherming locatie Utrecht (hierna: de Raad);
  • de heer Y.O. Adan als tolk voor de vader.

2.Het verzoek

2.1.
Nidos heeft oorspronkelijk verzocht om haar te ontslaan uit de voogdij over [minderjarige] en de vader te belasten met het gezag over [minderjarige] . Tijdens de zitting heeft Nidos het verzoek gewijzigd in die zin dat zij verzoekt om haar te ontslaan uit de voogdij en de vader en de zus gezamenlijk met het gezag te belasten over [minderjarige] .
2.2.
De Raad is het eens met het verzoek om de vader en de zus gezamenlijk met het gezag te belasten over [minderjarige] .
2.3.
De vader en de zus staan ook achter het verzoek.

3.De beoordeling

De conclusie
3.1.
De rechtbank zal het gewijzigde verzoek toewijzen en Nidos ontslaan uit de voogdij over [minderjarige] en de vader en de zus gezamenlijk belasten met het gezag over [minderjarige] . De beslissing wordt hierna toegelicht.
Het wettelijk kader
3.2.
Ingevolge artikel 1:322 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan iedere voogd zich van zijn bediening doen ontslaan, indien een daartoe bevoegde persoon of gecertificeerde instelling zich schriftelijk bereid heeft verklaard de voogdij over te nemen, en de rechtbank deze overneming in het belang van het kind acht.
3.3.
Op grond van artikel 1:253t BW kan de rechtbank indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belasten ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
De toelichting
3.4.
De vader en de zus hebben tijdens de zitting verklaard dat zij het eens zijn met het verzoek van Nidos. De rechtbank begrijpt daarom het verzoek zo dat de vader samen met de zus de rechtbank verzoekt om hen samen met het gezag over [minderjarige] te belasten.
3.5.
Duidelijk is geworden dat de vader inmiddels als enkele jaren in Nederland verblijft en dat hij weer voor [minderjarige] zorgt. De rechtbank vindt het daarom in het belang van [minderjarige] dat Nidos wordt ontslagen uit de voogdij en dat de vader wordt belast met het gezag over [minderjarige] . Verder vindt de rechtbank het ook in het belang van [minderjarige] dat de zus, die al geruime tijd samen met de vader de zorg en opvoeding van [minderjarige] voor haar rekening neemt, ook zeggenschap over [minderjarige] heeft. De juridische situatie wordt hiermee in overeenstemming gebracht met de in de praktijk al geruime tijd bestaande situatie, waarbij de vader alle beslissingen over [minderjarige] samen met de zus neemt. De rechtbank zal de zus daarom op grond van artikel 1:253t BW gezamenlijk met de vader met het gezag over [minderjarige] belasten.
3.6.
In dit geval wordt niet voldaan aan het vereiste genoemd in artikel 1:253t lid 1 BW dat het gezag over een kind bij één ouder berust, maar de rechtbank zal hier gelet op het navolgende aan voorbijgaan. Het vereiste dat het gezag over een kind bij één ouder berust is gesteld omdat op grond van de wet slechts twee personen met het gezag kunnen zijn belast over een kind. In dit geval is sprake van een situatie dat [minderjarige] alleen naar Nederland is gevlucht en dat de vader later naar Nederland is gekomen. Daardoor is Nidos belast met de voogdij over [minderjarige] . De vader is inmiddels al enkele jaren in Nederland en zorgt voor [minderjarige] . De moeder is overleden. Daarom zal de rechtbank in deze situatie voorbijgaan aan het vereiste dat het gezag over [minderjarige] bij één ouder moet zijn berust.
3.7.
Ook wordt in deze situatie niet voldaan aan het vereiste genoemd in artikel 1:253t lid 2 BW dat de vader gedurende tenminste drie jaar alleen met het gezag over [minderjarige] belast moet zijn geweest. Ook aan dit vereiste zal de rechtbank voorbijgaan. De gedachte achter de driejaarstermijn is het voorkomen van lichtvaardig gebruik van het gezamenlijk gezag met een ander kort na het uiteengaan van de ouders. In dit geval is de moeder echter overleden. De zus zorgt al jaren voor [minderjarige] . Volgens de rechtbank is er sprake langdurig stabiele situatie en kan daarom in dit geval van de driejaarstermijn worden afgeweken.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.8.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dit betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
belast
[vader]en
[zus]samen met het gezag over de minderjarige
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , Somalië;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.