ECLI:NL:RBMNE:2024:392

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/6086 en UTR 23/6125
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunningen voor de vijver en gemeentelijke monumenten in Laren

Op 31 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin de gemeente Laren omgevingsvergunningen heeft verleend voor het vergroten van een vijver en het verplaatsen van gemeentelijke monumenten aan de Brink in Laren. De gemeente wil wateroverlast in het centrum van Laren verminderen door de vijver te verdiepen en te vergroten, zodat deze bij hevige regen het water kan opvangen. Verzoekers, waaronder de Stichting Dorpsgezicht Laren, hebben bezwaar gemaakt tegen deze plannen, omdat zij van mening zijn dat de veranderingen de beschermde waarden van het rijksmonument, het dorpsgezicht Laren, te veel aantasten. De voorzieningenrechter heeft de stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een voorlopige voorziening, omdat zij geen belanghebbende is. Het verzoek van de individuele verzoeker is afgewezen, maar de voorzieningenrechter heeft wel aangegeven dat de gemeente in de beslissing op het bezwaar beter moet motiveren waarom het belang van het project zwaarder weegt dan het behoud van de vijver in de oude staat en de verplaatsing van het oorlogsmonument. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er motiveringsgebreken zijn in de besluiten van de gemeente, die hersteld kunnen worden in de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van de gemeente bij het voorkomen van wateroverlast zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij het behoud van de huidige staat van de vijver en de Brink.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/6086 en UTR 23/6125

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 januari 2024 in de zaken tussen

Stichting Dorpsgezicht Laren, verzoekster

[verzoeker] ,verzoeker
(gemachtigde: J.H.C.M. ten Kroode ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren(het college), verweerder
(gemachtigden: S. Paffen en G.A.A. de Josselin).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verlening van twee omgevingsvergunningen die het college aan de gemeente Laren heeft verleend. Het gaat om een omgevingsvergunning van 6 december 2023 voor het verplaatsen van twee gemeentelijke monumenten aan de Brink in Laren: het Jan Hamdorff beeld en het oorlogsmonument aan de Brink in Laren. [1] Verder gaat het om een omgevingsvergunning van 19 december 2023 voor het vergroten van de vijver aan de Brink in Laren. [2]
1.2.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoekers en het college. Verder waren op de zitting aanwezig: [A] namens de Stichting Dorpsgezicht Laren; dhr. [B] , werkzaam als projectleider voor het project Laren Regenklaar, en dhr. [C] , werkzaam bij de technische ondersteuning en het ontwerp van dit project.

Overwegingen

Overgangsrecht
2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Belanghebbendheid
3. De voorzieningenrechter beoordeelt bij een verzoek in de bezwaarfase de kans dat het bezwaarschrift van verzoekers leidt tot herroeping van de omgevingsvergunningen. Om een voorlopig oordeel daarover te kunnen geven moet de voorzieningenrechter eerst beoordelen of verzoekers belanghebbenden zijn in bezwaar. Alleen belanghebbenden [3] kunnen bezwaar maken tegen een besluit. Als verzoekers geen belanghebbenden zijn, dan komt het college niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar van verzoekers. Het bezwaar van verzoekers zal in dat geval niet kunnen leiden tot herroeping van de omgevingsvergunningen. Er is dan geen ruimte voor de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Voor de vraag of iemand belanghebbende is, kunnen verschillende aspecten van belang zijn. Iemand moet een persoonlijk belang hebben, wat zich voldoende onderscheidt van de belangen van anderen. Uit vaste rechtspraak [4] volgt dat degene die geen ‘gevolgen van enige betekenis’ ondervindt van een besluit, geen persoonlijk belang heeft. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis zijn, wordt gekeken naar factoren zoals afstand tot, zicht op en de planologische uitstraling van de activiteit die met het besluit wordt toegestaan. Deze factoren worden in onderlinge samenhang beoordeeld.
5. Verzoeker [verzoeker] woont aan de [adres] in [woonplaats] en heeft direct zicht op de vijver die aan de Brink ligt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit zicht voldoende is om te kunnen spreken van gevolgen van enige betekenis. Dit maakt dat deze verzoeker belanghebbende is bij het maken van bezwaar.
6. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. [5]
7. De Stichting Dorpsgezicht Laren (de stichting) is op 12 januari 2024, en daarmee binnen de bezwaartermijn, opgericht. Blijkens de akte van oprichting van de stichting is het doel van de stichting, kort gezegd; behoud en instandhouding van het beschermd dorpsgezicht van het dorp Laren. De gemachtigden van de stichting hebben op de zitting toegelicht dat de stichting zeer recent is opgericht en nog geen feitelijke werkzaamheden heeft verricht met het oog op het behartigen van haar doelstellingen. De stichting was vóór haar oprichting ook niet als een andere entiteit herkenbaar in het rechtsverkeer.
8. Gelet hierop is de voorlopige voorzieningenrechter van oordeel dat de stichting geen belanghebbende in bezwaar is. Om die reden is het verzoek om een voorlopige voorziening van de stichting niet-ontvankelijk en zal zij in bezwaar ook
niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Dat [D] en [A] zich al jaren als privé persoon hebben ingezet voor diverse belangen van het dorp Laren, maakt dat niet anders.
Heeft verzoeker spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter?
9. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. [6] Het college heeft op de zitting toegelicht dat de gemeente op
1 februari 2024 wil beginnen met de graafwerkzaamheden aan de vijver en niet bereid is om hiermee te wachten. Daarom heeft verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter op het verzoek.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
10. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als de bestreden besluiten zodanig gebrekkig zijn dat deze in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kunnen blijven. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak daarom eerst een voorlopig oordeel op de hoofdlijnen over de vraag of de omgevingsvergunningen rechtmatig zijn of niet. Daarna zal zij beoordelen of de belangen van verzoeker om de omgevingsvergunningen te schorsen al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van verweerder en vergunninghouder om de omgevingsvergunningen in stand te laten. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van de besluiten, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoeker.
11. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
12. Het college heeft de omgevingsvergunningen aangevraagd ter uitvoering van het project Laren Regenklaar. Met dit project wordt beoogd om wateroverlast in het dorp Laren te voorkomen. De Brink is een laag gebied in het dorp Laren waar het regenwater naartoe stroomt. Als het hard regent kunnen delen van de Brink overstromen. Het college wil de nu aanwezige spiegelvijver (ook wel genoemd: de Coeswaerde) op de Brink vergroten zodat bij extreme regenbuien meer water kan worden opgevangen. De nieuw aan te leggen vijver houdt het centrum van Laren droog bij een regenbui tot 60 millimeter per uur. Om de vijver te vergroten, moet het Jan Hamdorff beeld en het oorlogsmonument op de Brink worden verplaatst.
13. Tussen november 2022 en maart 2023 heeft de gemeente een participatieproces doorlopen. Daarbij zijn verschillende bewonersavonden gehouden en ongeveer 20 individuele gesprekken met bewoners gevoerd. Bewoners konden zelf oplossingen aandragen en er is een online vragenlijst geweest over de meest optimale oplossing. Op 26 april 2023 heeft de gemeenteraad ingestemd met een waterberging in de vorm van een natuurlijke vijver. Dit heeft geresulteerd in de verlening van de omgevingsvergunningen van 6 en 19 december 2023.
Gemeentelijke monumenten
14. De omgevingsvergunning van 6 december 2023 ziet op het verplaatsen van het Jan Hamdorff beeld en het oorlogsmonument aan de Brink. Deze beelden zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Verzoeker heeft geen bezwaar tegen het verplaatsen van het Jan Hamdorff beeld, maar wel tegen de verplaatsing van het oorlogsmonument. Verzoeker ziet het oorlogsmonument als een monument van een bijzondere categorie dat alleen om een zwaarwegende reden kan worden verplaatst. Verzoeker vindt de wateropvang in de vijver ter voorkoming van wateroverlast onvoldoende zwaarwegend om dit monument te verplaatsen.
15. Het college heeft op de zitting toegelicht dat het oorlogsmonument na overleg met het Nationaal Comité 4 en 5 mei (het comité) zal worden verplaatst. Dhr. [B] heeft verklaard dat tijdens het participatieproces is gesproken met dit comité. Het comité had moeite met huidige locatie van het beeld vlakbij de vijver, gelet op het aantal mensen dat er op afkomt. De nieuwe locatie van het oorlogsbeeld heeft de instemming van het comité. De nieuwe plek van het oorlogsbeeld zal op zeven meter afstand van de huidige locatie zijn. Het oorlogsmonument zal op de Brink blijven staan. Het beeld is nu georiënteerd op de vijver en zal op de nieuwe plek vrijer komen te staan, waardoor er makkelijker grote groepen mensen bij het beeld kunnen verzamelen bij herdenkingen.
16. De voorzieningenrechter kan deze toelichting van het college en de deskundigen over de verplaatsing van het oorlogsmonument volgen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de uitleg, dat de vergunning voor verplaatsing van het oorlogsmonument naar de beoogde locatie in samenspraak met het comité is verleend, niet in het besluit van
6 december 2023 is opgenomen. Ook ontbreekt een belangenafweging waarom het oorlogsmonument moet worden verplaatst. Dat is een gebrek in de motivering. Het college kan dit herstellen en een aanvullende motivering opnemen in de nog te nemen beslissing op bezwaar.
Vergroten van de vijver
17. De Coeswaerde en de Brink zijn in 2007 samen met een deel van het centrum van Laren aangewezen als Rijksbeschermd dorpsgezicht Laren, Brink. Ten behoeve van deze aanwijzing is een redengevende omschrijving opgesteld, waarin de cultuurhistorische waarden zijn beschreven. De voornaamste (overkoepelende) waarden van het gebied Brink in Laren worden omschreven als van algemeen belang vanwege de bijzondere cultuur- en architectuurhistorische, alsmede de (historisch) stedenbouwkundige en sociaalhistorische waarden als een kern, waarin het transformatieproces van agrarisch brinkdorp tot forensen- en kunstenaarsdorp op verschillende wijzen werd vormgegeven met behoud van de oude structuur. De groenbegeleiding speelt een belangrijke rol, evenals de begeleidende werking van de doorgaande wegen.
De juiste procedure is niet gevolgd.
18. Ten aanzien van de omgevingsvergunning voor het vergroten van de vijver van
19 december 2023 voert verzoeker aan dat het second opinion rapport van Mooi
Noord-Holland van 8 mei 2023 is gegeven vóór het welstandsadvies van Mooisticht. Dit deugt volgtijdelijk niet. Verder vindt verzoeker dat Mooi Noord-Holland niet geschikt is om vanuit Alkmaar advies uit te brengen over het beschermd dorpsgezicht in het dorp Laren, omdat dit dorpsgezicht lokaal gebonden is en het gaat om de beleving en uitstraling van de Brink.
19. De commissie voor ruimtelijke kwaliteit Mooisticht (Mooisticht) heeft op 19 april 2023 in reactie op het schetsontwerp heeft geadviseerd om het plan in afwachting van nadere informatie voor beoordeling aan te houden. Voor een zorgvuldige beoordeling van de voorgestelde vijver is het voor de commissie belangrijk dat er een goed inzicht komt in de wijze waarop de inrichting van de Brink zich door de tijd heen heeft ontwikkeld tot de huidige situatie, in de vorm van een cultuurhistorisch onderzoek. Onderzoek hiernaar ontbrak op dat moment. Het college heeft naar aanleiding van dit advies van Mooisticht een second opinion aangevraagd. Deze is op 8 mei 2023 opgesteld door Mooi
Noord-Holland, adviseurs omgevingskwaliteit (Mooi Noord-Holland). Verder heeft het college op de zitting toegelicht dat Mooi Noord-Holland gecertificeerd is om een second opinion advies uit te brengen. Vervolgens heeft Mooisticht op 23 juni 2023 en
16 november 2023 geconcludeerd dat het plan vanuit monumentenoogpunt aanleiding geeft tot bezwaren.
20. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de deskundigheid van Mooi Noord-Holland, een onafhankelijke en niet-commerciële adviesorganisatie op het gebied van landschap, stedenbouw, architectuur en cultuurhistorie in Noord-Holland, te twijfelen. Verder is dit rapport, anders dan verzoeker stelt, volgtijdelijk na het rapport van Mooisticht van
19 april 2023 opgemaakt. De grond slaagt niet.
Het bouwplan tast het beschermd dorpsgezicht Laren onherstelbaar aan en is onnodig.
21. Verzoeker voert verder aan dat vergroting van de vijver het beschermd dorpsgezicht aantast. Het vergroten van de vijver is volgens verzoeker niet urgent omdat een bui van 60 millimeter per uur maar één keer in de 100 jaar voorkomt. Het water kan op een alternatieve locatie in het dorp worden opgevangen. Verzoeker vindt het belang van wateropvang niet opwegen tegen het urgente belang om het beschermd dorpsgezicht te behouden, ook gelet op de streekfunctie die het dorp Laren voor de metropool Amsterdam vertegenwoordigt als het gaat om toerisme. Met dit project wordt volgens verzoeker afbreuk gedaan aan deze streekfunctie. Verzoeker wijst op het negatieve advies van Mooisticht.
22. Het argument van verzoeker dat het bouwplan onnodig is, omdat - zo begrijpt de voorzieningenrechter - wateroverlast maar zelden voorkomt, is in feite een voorvraag, die niet direct ziet op deze omgevingsvergunning. Verzoeker heeft hiervan geen onderbouwing gegeven. Anderszins is ook door verzoeker betoogd dat overstromingen ook vroeger al voorkwamen en men zandzakken gebruikte om het water buiten te houden. Deze grond slaagt niet.
23. Mooisticht heeft, nadat Mooi Noord-Holland advies heeft uitgebracht zijn negatieve advies gehandhaafd, zoals blijkt uit de brieven van 23 juni 2023 en 16 november 2023. Uit het laatste advies blijkt dat Mooisticht vindt dat op de nu voorgestelde wijze, qua grootte van de uitgraving in combinatie met het lage waterpeil van de vijver en de relatief steile taluds, een geheel andere belevingswaarde van de vijver ontstaat, waarbij deze teveel wordt verzelfstandigd ten opzichte van de rest van de Brink en een onvoldoende analogie heeft met ofwel een vanuit de historie hier denkbare spiegelvijver, dan wel een veedrinkplaats.
24. Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan het college van een negatief welstandsadvies afwijken. De reden voor de afwijking moet zijn gelegen in motieven die niet de welstand van het bouwwerk betreffen. Te denken valt bijvoorbeeld aan maatschappelijke redenen of sociaal economische factoren. Het afwijken van een negatief welstandsadvies is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dat betekent dat de voorzieningenrechter de keuze van het keuze om af te wijken van een negatief welstandsadvies terughoudend beoordeelt. De vraag die de voorzieningenrechter dan moet beantwoorden is of het college in redelijkheid tot deze beslissing kon komen. Wel moet het college zijn beslissing deugdelijk motiveren.
25. Zoals vermeld heeft Mooi Noord-Holland op verzoek van het college een second opinion uitgevoerd. De voorzieningenrechter stelt vast dat ook Mooi Noord-Holland de historie van de Brink en de vijver als onderdeel van een rijksmonument heeft onderzocht en bij zijn advies heeft betrokken. De plannen doen volgens Mooi
Noord-Holland geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht Laren, Brink en respecteren het doel van de aanwijzing van de afzonderlijke kenmerkende elementen van de Brink en de vijver voldoende. De plannen voor de vijver doen geen afbreuk aan de waardering uit de redengevende omschrijving, aldus het advies van Mooi Noord-Holland.
26. Het college heeft op de zitting verder toegelicht dat het aanzien van de Brink met de plannen in beperkte mate verandert. De vijver blijft op dezelfde plek en blijft dezelfde vorm behouden. De vijver komt lager te liggen en het wateroppervlakte wordt 10% groter. Dhr. [B] heeft toegelicht dat de Brink het laagste punt in het dorp Laren is waar het regenwater naartoe stroomt. Met betrekking tot de zorg van verzoeker dat bij wateroverlast de putdeksels omhoog komen en rioolwater in de vijver zal terechtkomen heeft dhr. [B] verklaard dat met de vergroting van de vijver het tegendeel het geval is. De nieuw aan te leggen vijver zal als waterberging functioneren en daarmee het riool juist ontlasten. Als de natuurlijke vijver door de hoeveelheid regenwater vol raakt, zal het water door de doorlaatbare wanden van de vijver wegstromen. Dus ook dan zal het riool niet extra worden belast. De voorzieningenrechter kan deze uitleg volgen.
27. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het advies van Mooi Noord-Holland zorgvuldig tot stand is gekomen en dat daarin rekening is gehouden met de bijzondere status van de Brink en de vijver als onderdeel van het rijksmonument dorpsgezicht Laren. Het college heeft daarom in redelijkheid gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het welstandsadvies van Mooisticht en daarvoor het advies van Mooi Noord-Holland aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen. Verzoeker heeft verder geen tegenadvies overgelegd, dat reden kan geven om het advies van Mooi Noord-Holland ondeugdelijk te achten. Ook deze grond slaagt niet.
28. Hoewel de vijver op zichzelf geen monument is, maakt het wel deel uit van het dorpscentrum van Laren dat als rijksmonument is aangewezen. Het dorpscentrum is als beschermd dorpsgezicht aangewezen. Dit dorpsgezicht wordt met de plannen gewijzigd. Bij de beslissing op een aanvraag moet het college rekening houden met het gebruik van het rijksmonument. [7] In de toelichting op artikel 2.15 van de Wabo staat dat bij de belangenafweging het monument een nevengeschikt belang heeft en dus niet hoeft voor te gaan. Het college is hier bij de belangenafweging niet op ingegaan. Dat is een tweede gebrek in de motivering. Het college kan dit motiveringsgebrek herstellen door in de te nemen beslissing op het bezwaar alsnog een belangenafweging te maken. Daarbij zal tot uitdrukking moeten komen waarom het belang bij vergroten van vijver, met als functie waterberging ter voorkoming van wateroverlast zwaarder moet wegen dan behoud van de huidige vijver als onderdeel van het beschermd dorpsgezicht Laren, Brink.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
29. Concluderend komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig rechtmatigheidsoordeel dat de omgevingsvergunningen na heroverweging in bezwaar in stand kunnen blijven. De voorzieningenrechter heeft twee motiveringsgebreken geconstateerd die het college in de te nemen beslissing op bezwaar kan herstellen. Het college kan dit doen door in de beslissing op bezwaar een belangenafweging te maken en nader te motiveren dat de omgevingsvergunning voor het verplaatsen van het oorlogsmonument in samenspraak met het Nationaal Comité 4 en 5 mei is verleend, zoals overwogen in r. 16. Het college kan het tweede gebrek herstellen door een belangenafweging te maken met betrekking tot het beschermd dorpsgezicht Laren en het voorkomen van wateroverlast zoals hiervoor is overwogen in r. 28.
Belangenafweging
30. Gelet op het voorlopige rechtmatigheidsoordeel is er in deze belangenafweging minder ruimte voor het belang van verzoeker bij het schorsen van de omgevingsvergunning totdat het college op het bezwaar heeft beslist dan voor de belangen van het college bij het afwijzen van het verzoek om een voorlopige herziening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van het college bij het voorkomen van wateroverlast zwaarder dan het belang van verzoeker bij behoud van de huidige staat van de vijver en de Brink, als onderdeel van het beschermd dorpsgezicht Laren.

Conclusies en gevolgen

31. De voorzieningenrechter verklaart de Stichting Dorpsgezicht Laren niet-ontvankelijk in haar verzoek om een voorlopige voorziening. Verder wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorzienig van verzoeker [verzoeker] af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart de Stichting Dorpsgezicht Laren niet-ontvankelijk in het door haar ingediende verzoek om voorlopige voorziening;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoeker] af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024.
De griffier is verhinderd
te tekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo.
3.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1832.
5.Artikel 1:2, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.Artikelen 2.1 lid 1, aanhef en onder sub f en 2.15 van de Wabo.