Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 16;
- de akte overlegging producties van de zijde van [handelsnaam] met producties 1 tot en met 6;
- de akte indienen producties van de zijde van [eiser] met producties 17 tot en met 19;
2.Feiten
3.Het geschil
primairschorsing van het concurrentie- en relatiebeding,
subsidiairgedeeltelijke schorsing van het concurrentie- en relatiebeding, in die zin dat het concurrentie- en relatiebeding geografisch en qua tijdsduur wordt beperkt,
meer subsidiairschorsing van het concurrentiebeding en verduidelijking van het relatiebeding,
nog meer subsidiairschorsing van het concurrentiebeding en de aan het relatiebeding verbonden boete te matigen en
uiterst subsidiair, voor het geval het concurrentie- dan wel relatiebeding niet geheel of gedeeltelijk wordt geschorst, te bepalen dat [handelsnaam] voor de duur van het concurrentie- dan wel relatiebeding maandelijks een vergoeding van € 2.800,00 betaalt.
4.De beoordeling
de algemene bedrijfsvoering, zoals bedrijfsbeleid, doelstellingen, werken aan businessplannen, leiding geven, het onderhouden en uitbreiden van omzet en marge, optimaliseren van productieprocessen en contact onderhouden met onze toeleveranciers”. Deze taken passen ook bij de functie van directeur. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij [onderneming 1] andere taken op zich zal kunnen nemen en een indiensttreding bij [onderneming 1] een stap betekent in zijn carrière. Dat [eiser] bij [handelsnaam] ook een (dergelijk) stap zou kunnen maken in zijn carrière, is niet gesteld en bovendien ook niet aannemelijk gelet op de (door [eiser] onweersproken geciteerde) stellingen van [handelsnaam] dat “
De taken die we hem buiten het verkopen gaven werden niet of op verkeerde wijze aangepakt.” en “
De heer [eiser] ging gewon naar klanten om te verkopen en dat is in de loop der jaren wat wij hebben ontdekt en dat is wat hij goed kan.”
de klanten die het afgelopen jaar een product hebben gekocht bij [handelsnaam]’. Het staat vast dat [onderneming 1] (aanzienlijk) meer klanten bedient dan [handelsnaam] . Dat betekent dat het onverkort in stand houden van het relatiebeding, een indiensttreding van [eiser] bij [onderneming 1] niet in de weg staat. Bovendien is het relatiebeding qua duur beperkt, tot twaalf maanden.