Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2], vennoot van gedaagde sub 1,
[gedaagde sub 3], vennoot van gedaagde sub 1,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid
132,--
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagden sub 1, sub 2 en sub 3]. [Eiser], die sinds 5 december 2018 in dienst was bij de rechtsvoorganger van [gedaagden sub 1, sub 2 en sub 3], vorderde onder andere betaling van achterstallig loon en wedertewerkstelling. De gedaagden, bestaande uit vennoten van een vennootschap onder firma, hadden het salaris van [eiser] vanaf 5 december 2022 niet meer betaald, omdat hij zich niet had ingeschreven bij een payrollbedrijf. [Eiser] had zich op 12 februari 2023 ziekgemeld en de gedaagden hadden geen bedrijfsarts ingeschakeld. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagden sub 1, sub 2 en sub 3] verplicht was het loon van [eiser] door te betalen, ook tijdens zijn ziekte, en dat de gedaagden niet hadden voldaan aan hun re-integratieverplichtingen. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] toe, inclusief de wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de wettelijke verhoging, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers bij loonbetalingen en re-integratie van zieke werknemers.