ECLI:NL:RBMNE:2024:3891

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
16/017522-24, 16/180503-23 (gev. ttz), 16/057293-22 (vord. TUL) en 16/092146-20 (vord. TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, schuldheling, bedreiging, vernieling en verkeersdelicten met bijzondere voorwaarden

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, schuldheling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, vernieling en overtredingen van de Wegenverkeerswet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder de primair ten laste gelegde diefstal van een auto en het niet meewerken aan een bevel van een opsporingsambtenaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, evenals de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich onverantwoordelijk had gedragen en ernstige risico's had genomen, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Parketnummers: 16/017522-24, 16/180503-23 (gev. ttz), 16/057293-22 (vord. TUL) en 16/092146-20 (vord. TUL) (P)
Datum uitspraak: 25 juni 2024
Zittingsplaats Utrecht
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen verdachte:
[verdachte]
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
gedetineerd in [verblijfplaats] .
De raadsvrouw van de verdachte is mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie is mr. G.A. Hoppenbrouwers.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 30 april 2024 en 11 juni 2024.

1.De verdenkingen in de tenlastelegging

De verdenkingen komen, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:
Parketnummer 16/017522-24
feit 1 – primair
op 16 januari 2024 in Utrecht een auto stelen door met een valse elektronische sleutel de auto te starten (en weg te rijden);
feit 1 – subsidiair (als het primaire niet bewezen kan worden)
op 16 januari 2024 in Utrecht een auto helen;
feit 2
op 16 januari 2024 in Utrecht opsporingsambtenaren bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
feit 3
op 16 januari 2024 in Utrecht meerdere auto’s vernielen;
feit 4
op 16 januari 2024 in Utrecht als bestuurder van een auto de verkeersregels in ernstige mate schenden, waardoor er sprake was van levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen;
feit 5
op 16 januari 2024 in Utrecht geen medewerking heeft verleend aan een bevel van een opsporingsambtenaar;
feit 6
op 16 januari 2024 verschillende plaatsen van ongevallen in Utrecht heeft verlaten, terwijl hij een verkeersongeval had veroorzaakt en wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander letsel of schade was toegebracht;
feit 7
op 16 januari 2024 in Utrecht rijden met een ongeldig rijbewijs;
Parketnummer 16/180503-23
op 22 februari 2023 in Utrecht een spaarpot stelen van [benadeelde 1] .

2.Waardering van het bewijs

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vraagt om verdachte vrij te spreken van de diefstal van de auto (
feit 1 – primair, onder 16/017522-24) en het niet meewerken aan een bevel van een opsporingsambtenaar (
feit 5 onder 16/017522-24). De overige ten laste gelegde feiten vindt de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen.
2.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de beschuldiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, dan wel heling, van de auto, vraagt de raadsvrouw om verdachte vrij te spreken (
feit 1 – primair en subsidiair, onder 16/017522-24). Daarnaast vraagt de raadsvrouw om verdachte vrij te spreken voor het niet meewerken aan een bevel van een opsporingsambtenaar (
feit 5 onder 16/017522-24). Ook vindt de raadsvrouw dat vrijspraak moet volgen voor het verlaten van de plaats van het ongeval, terwijl verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat een ander letsel of schade was toegebracht (
feit 6 onder 16/017522-24). Verder vindt de raadsvrouw niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de spaarpot (
16-180503-23)en vraagt om verdachte ook hiervan vrij te spreken.
De raadsvrouw vindt dat de rechtbank wettig en overtuigend kan bewijzen dat verdachte opsporingsambtenaren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling (
feit 2 onder 16/017522-24), meerdere auto’s heeft vernield (
feit 3 onder 16/017522-24), de verkeersregels ernstig heeft geschonden, waardoor levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was (
feit 4 onder 16/017522-24) en heeft gereden met een ongeldig rijbewijs (
feit 7 onder 16/017522-24).
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier vast dat het volgende is gebeurd.
Ten aanzien van de verdenking onder parketnummer 16/017522-24
Inleiding
In de nacht van 15 op 16 januari 2024 ziet een getuige vanuit zijn raam een persoon naar de auto van zijn buurman lopen. Vervolgens ziet hij een andere persoon uit dit voertuig stappen, aan de bestuurderszijde. Hierna ziet hij dat er ook nog een derde persoon aan komt lopen. De drie personen ziet hij vervolgens kort samen praten, waarna een van de drie personen in het voertuig stapt en wegrijdt. De getuige maakt een melding bij de politie. Naar aanleiding van deze melding rukt de politie met verschillende auto’s uit. De gestolen auto wordt gesignaleerd en nadat een stopteken is gegeven, achtervolgd. De verbalisanten beschrijven dat zij meermaals stoptekens hebben gegeven. De bestuurder van de gestolen auto blijft echter zeer gevaarlijk rijgedrag vertonen en ramt twee politieauto’s. Uiteindelijk raakt zowel de gestolen auto als een van de auto’s van de verbalisanten te water. Zowel de bestuurder van de gestolen auto als de verbalisanten zijn in staat om het voertuig te verlaten. De bestuurder van de gestolen auto moet bij de aanhouding gereanimeerd worden.
Vrijspraak feit 1, primair
Voor diefstal is niet enkel vereist dat verdachte de auto feitelijk heeft weggenomen en de heerschappij had over dit goed, maar ook dat verdachte de auto daadwerkelijk wederrechtelijk wilde wegnemen. De rechtbank acht evenals de officier van justitie en de raadsvrouw niet bewezen dat verdachte het oogmerk had om de auto (samen met anderen) weg te nemen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van diefstal.
Vrijspraak feit 5
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 5 van parketnummer 16/017522-24 ten laste gelegde heeft begaan (inhoudende het niet meewerken aan een bevel van een opsporingsambtenaar) en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2, 3, 4, 6 en 7
De rechtbank vindt op basis van onderstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • schuldheling (feit 1 subsidiair);
  • bedreiging met de dood van twee verbalisanten (feit 2);
  • de vernieling van meerdere auto’s (feit 3);
  • de ernstige schending van de verkeersregels (feit 4);
  • het verlaten van de plaatsen van de ongevallen (feit 6);
  • het rijden met een ongeldig rijbewijs (feit 7);
Redengevende feiten en omstandigheden t.a.v. feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4, 6 en 7 – schuldheling, bedreiging met de dood, vernielingen, ernstige schending verkeersregels en verlaten plaatsen ongevallen
De rechtbank heeft voor de bewezenverklaring de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt: [1]
De aangever heeft het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn personenauto. Mijn personenauto betreft een
Toyota C-HR, grijs van kleur, en voorzien van kenteken: [kenteken] . Ik had mijn personenauto vrijdag 12 januari 2024 afgesloten en schadevrij geparkeerd op onze vaste parkeerplaats aan de [straat] ter hoogte van onze flat waar wij woonachtig zijn. [2]
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard:
In de nacht van 15 op 16 januari 2024 kreeg ik van mijn dealer een sleutel in mijn handen gedrukt en moest ik met een auto naar de Bilt rijden. Mijn dealer zou dan mijn openstaande schuld van € 60,00 kwijtschelden en mij drie gram cocaïne geven. De sleutel was een klein zwart sleuteltje, dat ik niet in het contact hoefde te doen. Ik hoefde alleen maar op start te drukken. [3]
Een verbalisant heeft het volgende opgeschreven:
Op 16 januari 2024 reed ik samen met mijn collega [verbalisant 1] in Utrecht. Ik zag een Toyota C-HR met kenteken [kenteken] op de Melissekade rijden. Ik gaf het voertuig een stopteken middels een roodverlichte politietransparant aan de voorzijde van ons dienstvoertuig. Ik zag dat het voertuig in mijn richting bleef rijden en ik stuurde mijn dienstvoertuig op de weghelft van het genoemde voertuig, teneinde hem te blokkeren. Ik zag dat het voertuig plots snelheid verhoogde. Ik zag en voelde dat het voertuig met een flinke vaart op ons dienstvoertuig botste. Ik zag kort voor de botsing dat de verdachte ruimte genoeg had om ons dienstvoertuig aan de andere zijde te passeren of om achteruit te rijden. [4] Ik zag dat het voertuig schade had. Ik zag dat er onderdelen van mijn dienstvoertuig vlogen. Ik zag dat het voertuig met snelheid van mij wegreed in de richting van de Laurierweg. Hierop besloot ik om het voertuig te achtervolgen, welke mijn stopteken negeerde. Ik schakelde de optische- en geluidssignalen in.
Ik zag dat het voertuig in mijn richting stuurde en hierbij wederom tegen mijn dienstvoertuig aan botste. Ik kon niet inschatten met welke snelheid dit ging, wel zag ik dat er wederom onderdelen van mijn dienstvoertuig af vlogen. Ik zag dat het voertuig vervolgens het volledig besneeuwde fietspad op reed parallel aan de Busbaan Parkwijk in de richting van de Langerakbaan. Ik zag dat de snelheid wederom omhoog ging.
Ik zag dat het genoemde voertuig ondanks deze blokkade er voor koos om tegen het dienstvoertuig van collega [verbalisant 2] aan te rijden en vervolgens de Langerakbaan op reed in de richting van de Stadsbaan Leidsche Rijn. [5] Na afloop van dit heftige incident bekeek ik de schade aan mijn dienstvoertuig. Ik zag dat volledige voorbumper ontzet was en los hing. Tevens zag ik dat de linkerkoplamp stuk was en dat er meerdere kappen ontzet waren. [6]
Uit een proces-verbaal van forensisch onderzoek van de plaats delict, blijkt het volgende:
Gegevens betrokken voertuig
Fabrieksmerk: Toyota
Type: C-HR
Kenteken: [kenteken] [7]
Gegevens betrokken politievoertuigen
Politieauto 2
Kenteken: [kenteken]
Inzittende: verbalisant [verbalisant 2] [8]
Politieauto 3
Kenteken: [kenteken]
Inzittenden: verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] [9]
De Toyota was gestolen vanaf de [straat] . Ter hoogte van het kruispunt tussen de Melissekade en de Bladvlinder kregen collega's zicht op de Toyota. De collega's reden in een als zodanig herkenbaar politievoertuig en verklaarden een stopteken en optische en geluidssignalen gevoerd te hebben.
Op het kruispunt tussen de Melissekade en de Bladvlinder reed politieauto 3 de bestuurder van de Toyota tegemoet. De bestuurder van de politieauto heeft hierbij zijn voertuig volledig tot stilstand gebracht. Er waren geen elementen aan de weginrichting die het zicht op dit stopbord hadden kunnen ontnemen.
Op het kruispunt komen de politieauto en de Toyota in aanrijding met elkaar. De Toyota rijdt hierbij deels over het trottoir. De rijbaan van de Melissekade was op dit punt breed genoeg voor de bestuurder van de Toyota om de collega's te passeren zonder daarbij in aanrijding te komen. Desondanks is de Toyota in aanrijding gekomen met politieauto 3, waarbij schade is ontstaan aan de linker voorzijde van politieauto 3.
Op het kruispunt tussen de Melissekade en de Maartvlinder kwam de bestuurder van de Toyota tegen althans vlak voor de brugleuning tot stilstand. De bestuurder van politieauto 3 manoeuvreerde zijn voertuig achter de Toyota, zodoende deze te doen stoppen. De bestuurder van politieauto 3 reed hierbij stapvoets. De bestuurder van de Toyota reed achteruit waarbij hij in aanrijding komt met politieauto 3 welke hierdoor schade oploopt. De bestuurder van de Toyota vervolgde zijn route via het fietspad parallel aan de busbaan. Vanaf hier werd hij achtervolgd door 3 politieauto's.
Op het kruispunt tussen de busbaan en de Groenedijk zette de collega in politieauto 2 zijn voertuig op het kruisingsvlak. Ter hoogte van het kruispunt met de Groenedijk eindigde het fietspad parallel aan de busbaan in een T-splitsing. De bestuurder van politieauto 2 had zijn voertuig zodanig opgesteld dat hij de doorgang van het fietspad naar de busbaan blokkeerde. Hij had hierbij zijn optische en geluidssignalen ingeschakeld. De Toyota kwam bij het passeren in aanrijding met politieauto 2, waarbij de politieauto beschadigd raakte.
Ter hoogte van het kruispunt met de Vogelvlinderstraat eindigde de Purpervlinderstraat in een T-splitsing. De Toyota en politieauto 1 konden hun voertuig niet op tijd tot stilstand brengen en reden de parallel aan de Vogelvlinderweg gelegen sloot in. Hier was geen contact tussen de voertuigen aan vooraf gegaan.
De bestuurder van de Toyota koos ervoor om na alle drie de aanrijdingen door te rijden, terwijl hij redelijkerwijs kon vermoeden dat er schade was ontstaan aan de politieauto's waarmee hij in aanrijding was gekomen. [10]
Een verbalisant heeft het volgende opgeschreven:
Op woensdag 17 januari 2024 om 16:33 uur deed ik onderzoek naar de geldigheid van het
rijbewijs van verdachte [verdachte] . Ik zag in het systeem van het RDW dat het rijbewijs
van de verdachte ongeldig was verklaard. Ik zag dat deze ongeldigheid was afgegeven
op 25 maart 2020 en geldig is tot heden. [11]
Bewijsoverweging t.a.v. feit 1 subsidiair – schuldheling
Door de raadsvrouw is bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat verdachte niet had kunnen weten, en ook niet had moeten vermoeden, dat de auto afkomstig was van diefstal. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft midden in de nacht de opdracht van een dealer gekregen om een auto te verplaatsen. In ruil hiervoor werd zijn schuld vereffend en kreeg hij drugs. Onder deze omstandigheden had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat er iets niet juist was en had hij onderzoek moeten doen of de auto van misdrijf afkomstig was. Nu hij dit niet heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Ten aanzien van de verdenking onder parketnummer 16/180503-23
Inleiding
Op 22 februari 2023 komt een klant binnen bij [benadeelde 1] in Utrecht. Deze klant pakt een spaarpot, waarin inzamelingsgeld voor een goed doel wordt bewaard, en verstopt deze onder zijn jas, waarna hij de winkel verlaat. Een verbalisant herkent verdachte als de persoon die te zien is op de camerabeelden waarop de diefstal zichtbaar is.
Redengevende feiten en omstandigheden
Uit de aangifte blijkt het volgende:
Op 22 februari 2023 rond 14.42 uur kwam er een klant binnen bij [benadeelde 1] te Utrecht. Dit was niet gelukt. Hij liep naar een spaarpot en heeft deze gejat en verstopt in zijn binnenzijde van zijn jas. Even later liep hij de winkel uit. [12]
Uit de camerabeelden blijkt het volgende:
14:42:45 De verdachte doet de pot met ingezameld geld onder zijn jas. [13]
14:44:24 De verdachte verlaat de winkel zonder dat hij de pot met geld heeft terug gezet. [14]
Een verbalisant heeft het volgende opgeschreven:
Ik verbalisant heb de beelden van beide diefstallen bekeken en zag dat de verdachte van de diefstal op 22 februari 2023, de zelfde verdachte betrof als de verdachte van de poging diefstal op 24 februari. Ik herkende de verdachte aan het feit dat hij de zelfde kleding droeg, dezelfde soort pet droeg. Tevens herken ik de verdachte aan zijn gelaatsvorm, de vorm van zijn neus en oren en ogen. [15]
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet vast te stellen is of de camerabeelden de beelden betreffen van de diefstal op 22 februari 2023 en dat verdachte om die reden moet worden vrijgesproken. De rechtbank verwerpt dit verweer nu zij in de aangifte en in de beschrijving van de camerabeelden hetzelfde tijdstip ziet terugkomen.

3.De bewezen feiten

Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en –overwegingen vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat wat is opgenomen in bijlage 2 van dit vonnis.
Als in het bewezen verklaarde deel van de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Alles wat meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

4.Strafbaarheid van de feiten

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/017522-24
feit 1
schuldheling;
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 6
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd;
feit 7
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
16/180503-23
diefstal.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Oplegging van straf en de onderbouwing daarvan

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest geëist. De officier heeft gevraagd om hiervan 3 maanden voorwaardelijk op te leggen. Deze 3 maanden hoeft verdachte wat betreft de officier van justitie niet uit te zitten als hij tijdens een twee jaar durende proeftijd geen nieuwe strafbare feiten pleegt en zich houdt aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen gevorderd voor de duur van 24 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Daarnaast vraagt de verdediging rekening te houden met het feit dat verdachte al enige tijd in detentie verblijft en dat het noodzakelijk is dat verdachte zo spoedig mogelijk wordt opgenomen in een kliniek, zodat hij een behandeling kan ondergaan. Ook wijst de verdediging erop dat verdachte spijt heeft betuigd en heeft aangegeven dat hij dit nooit heeft gewild en het niet zijn intentie is geweest om leed te veroorzaken. Als laatste vraagt de verdediging om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
6.3
Het oordeel van de rechtbankBij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst en omstandigheden van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich zowel op 22 februari 2023 als op 16 januari 2024 strafbaar gedragen. Op 22 februari 2023 steelt hij een spaarpot. Dit geld was bedoeld voor het goede doel. Verdachte heeft bij het wegnemen van het geld slechts gedacht aan zichzelf. Ten koste van anderen heeft hij voorzien in zijn drugsverslaving. Ook op 16 januari 2024 speelt de drugsverslaving van verdachte een rol. Zijn zucht naar middelen is die dag zo groot dat hij zijn dealer benaderd heeft. Van hem krijgt hij de opdracht om een auto te vervoeren. Verdachte vervoert de gestolen auto, maar wordt gezien door de politie. Omdat hij geen geldig rijbewijs heeft, probeert hij te ontsnappen aan de politie, aldus verdachte. Verdachte rijdt met hoge snelheid door een woonwijk terwijl het die nacht sneeuwde en de temperatuur beneden het vriespunt lag. Verdachte rijdt over fietspaden, negeert stoptekens en rijdt in op twee politievoertuigen. Uiteindelijk belanden zowel de auto van verdachte als de auto’s van twee verbalisanten in het water. Op deze dag heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid verkeersregels in ernstige mate geschonden. Dat er geen ernstig letsel is ontstaan en dat het incident relatief goed is afgelopen, is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft zich volstrekt onverantwoordelijk gedragen en onaanvaardbare risico’s genomen. Door op deze manier te handelen heeft verdachte zich in onvoldoende mate rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Het gebrek aan verantwoordelijkheid nemen blijkt ook uit het feit dat verdachte de plaatsen van de ongevallen keer op keer verlaat en door blijft gaan met zijn vluchtpoging. Verdachte heeft niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de veiligheid van andere verkeersdeelnemers, waaronder vijf agenten en omwonenden, ernstig gevaar gebracht. Uit de verklaringen van de verbalisanten blijkt ook dat dit incident grote impact op hen heeft gemaakt. Verbalisanten moeten hun werk kunnen doen, zonder dat zij het risico lopen om slachtoffer te worden van heftig geweld of verkeersincidenten. De rechtbank rekent het verdachte dan ook zwaar aan dat hij deze dollemansrit heeft gereden.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) betreffende verdachte van 22 mei 2024. Daaruit blijkt dat verdachte eerder heeft gereden met een ongeldig verklaard rijbewijs en verschillende vermogensdelicten heeft gepleegd. De rechtbank vindt het zorgwekkend dat verdachte kennelijk niet leert van zijn fouten. Daarentegen vindt de rechtbank het positief dat verdachte zegt dat hij momenteel clean is en gemotiveerd is om een behandeling te ondergaan. Uit de rapportage van het NIFP van 24 april 2024 en het reclasseringsrapportage van 7 juni 2024 komt het advies om verdachte de feiten verminderd toe te rekenen. Geadviseerd wordt om verdachte, in het kader van bijzondere voorwaarden, in een kliniek met een hoger beveiligingsniveau te plaatsen, zodat hij niet meer kan weglopen wanneer hij zucht naar verdovende middelen ervaart, een impulsieve keuze maakt of door een gebeurtenis van buitenaf wordt getriggerd. De rechtbank neemt dit advies zowel ten aanzien van de verminderde toerekening van de feiten als ten aanzien van het opleggen van bijzondere voorwaarden over.
De straf
De rechtbank is op grond van de hiervoor besproken ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, van oordeel dat aan verdachte een fikse onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid moeten worden opgelegd.
Alles overwegende vindt de rechtbank, evenals de officier van justitie, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk worden opgelegd, passend en geboden. Aan deze voorwaardelijke straf koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de periode gedurende welke het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.

7.Benadeelde partij

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/180503-23 ten laste gelegde feit.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd en vraagt om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt primair dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdediging vraagt om verdachte vrij te spreken van het onder parketnummer 16/180503-23 ten laste gelegde feit. Subsidiair vraagt de verdediging om de vordering af te wijzen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is. Het is onduidelijk hoeveel geld er in de spaarpot heeft gezeten. Uit het dossier blijkt slechts dat het ging om een pot die half gevuld was met munt- en briefgeld. Om die reden verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat zowel de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/057293-22 als de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/092146-20 moet worden toegewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich niet tegen de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/092146-20. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/057293-22 vraagt de verdediging om slechts een gedeelte ten uitvoer te leggen. De verdediging wijst erop dat het verdachte zo snel mogelijk behandeld moet worden in de kliniek en een lange gevangenisstraf om die reden onwenselijk is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
16/057293-22
In een separate beslissing van de rechtbank is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 16/057293/22 bij beslissing van heden gedeeltelijk toegewezen. Met betrekking tot het nog openstaande gedeelte, heeft de rechtbank de bijzondere voorwaarden gewijzigd. De officier van justitie heeft namelijk niet enkel gevraagd om de eerder voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen omdat verdachte een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd (de algemene voorwaarde), maar ook omdat verdachte de bijzondere voorwaarde ‘opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal twaalf maanden’ heeft overtreden. De rechtbank heeft de vordering met betrekking tot de overtreding van de bijzondere voorwaarde, gedeeltelijk toegewezen. Voor de voorwaardelijke straf die nog blijft bestaan, zijn dezelfde bijzondere voorwaarden opgelegd als de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf die in deze zaak zijn opgelegd. Hierdoor geldt er één duidelijk kader voor verdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet ontvankelijk is met betrekking tot de gedane vordering in het kader van het overtreden van de algemene voorwaarde.
16/092146-20
Bij vonnis van de politierechter te Utrecht van 25 augustus 2020 (parketnummer 16/092146-20) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 57, 285, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5a, 7, 9 en 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair onder feit 1 onder de zaak met parketnummer 16/017522-24 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder feit 5 onder de zaak met parketnummer 16/017522-24 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 6 en feit 7 onder de zaak met parketnummer 16/017522-24 en hetgeen onder parketnummer 16/180503-23 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in hoofdstuk 3 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in hoofdstuk 4 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden
voorwaardenniet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een nieuw strafbaar feit;
- als
voorwaardengelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:

Meldplicht bij de reclassering
zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclasseringsorganisatie binnen de regio van klinische opname meldt. Indien nog niet bekend is waar de klinische opname zal plaatsvinden, meldt verdachte zich bij Reclassering Rotterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

Opname in een zorginstelling
zich laat opnemen in een Forensische Verslavingskliniek (FVK) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

Ambulante behandeling
zich laat behandelen door een forensische verslavingszorg of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in de forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;

Begeleid wonen, maatschappelijke opvang of ambulante woonbegeleiding
verblijft in een instelling voor begeleid of beschermd wonen of werkt mee aan ambulante woonbegeleiding, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start indien nodig geacht door de reclassering. Het verblijf of de begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;

Meewerken aan middelencontrole
meewerkt aan de controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/057293-22
- verklaart de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk (zie nog wel de apart opgemaakte beslissing met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van ditzelfde parketnummer op grond van overtreding van de bijzondere voorwaarde);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/092146-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 25 augustus 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
mr. P.K. van Riemsdijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/017522-24
1
hij, op of omstreeks 16 januari 2024 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (te weten een Toyota met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan dhr. [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse elektronische sleutel, door met behulp van bijbehorende sleutel de auto te
starten (en weg te rijden);
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Utrecht, althans in Nederland, een auto (te weten een Toyota met kenteken [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Utrecht, althans in Nederland, [verbalisant 3] , opsporingsambtenaar van de politie Eenheid Midden-Nederland, en/of [verbalisant 1] , opsporingsambtenaar van de politie Eenheid Midden-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend (terwijl die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] zich bevonden in hun/een dienstvoertuig en/of die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] zich bezighielden met de aanhouding en/of staande houding van verdachte) rijdende in een personenauto (met het kenteken [kenteken] ), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid op die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] is ingereden en/of is toegereden en/of tegen de (dienst)auto van die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] is aangereden en/of aangebotst;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een dienstauto van de politie (met het kenteken [kenteken] )
- een dienstauto van de politie (met het kenteken [kenteken] )
- een personenauto (met het kenteken [kenteken] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan politieregio Eenheid Midden-Nederland en/of dhr. [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Utrecht, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (te weten een Toyota met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Melissekade en/of de Bladvlinder en/of de Laurierweg en/of de Korianderstraat en/of de Busbaan Parkwijk en/of de Langerakbaan en/of de Eerste Oosterparklaan en/of Klifrakplantsoen en/of de Winterkersstraat en/of de Dillestraat en/of de Bonenkruidstraat en/of de Eerste Westerparklaan en/of de Purpervlinderstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- op de kruising van de Melissekade met de Bladvlinder een stopteken van de politie te negeren en/of vervolgens het politievoertuig te rammen en/of hierna hard weg te rijden en/of
- op de Korianderstraat (in richting van de Busbaan Parkwijk) opnieuw een politievoertuig te rammen die zijn auto blokkeerde en/of vervolgens het fietspad op te rijden parallel aan de Busbaan Parkwijk (richting de Eerste Oosterparklaan) en/of
- op de Busbaan Parkwijk (ter hoogte van de Eerste Oosterparklaan) een politievoertuig te raken en/of
- tijdens de achtervolging vanaf de Busbaan Parkwijk tot aan de Purpervlinderstraat de stoptekens van de politie te negeren en/of een stopbord te negeren en/of met hoge snelheid door de bebouwde kom te rijden en/of over fietspaden te rijden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
5
hij als bestuurder van een voertuig (te weten een Toyota met kenteken [kenteken] ) van wie - wegens verdenking dat voertuig te hebben bestuurd in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 - met toestemming van de daartoe ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde persoon door een arts of een verpleegkundige een hoeveelheid bloed was afgenomen (aangezien verdachte niet in staat was zijn wil kenbaar te maken), op of omstreeks 16 januari 2024 te Utrecht, in elk geval in Nederland, nadat verdachte door een opsporingsambtenaar in de gelegenheid was gesteld toestemming te geven tot een onderzoek van dat bloed en nadat verdachte, toen verdachte die toestemming niet had verleend, door een hulpofficier van justitie, althans een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid van Justitie aangewezen ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, was bevolen mee te werken aan een bloedonderzoek, geen medewerking heeft verleend;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd
( art 163 lid 7 Wegenverkeerswet 1994 )
6
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Utrecht op/aan de Melissekade en/of de Korianderstraat en/of de Busbaan Parkwijk, op of omstreeks 16 januari 2024 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten agenten van Politie Eenheid Midden-Nederland)
letsel en/of schade was toegebracht
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
7
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Utrecht terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B en categorie T, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Melissakade en/of de Bladvlinder en/of de Laurierweg en/of de Korianderstraat en/of de Busbaan Parkwijk en/of de Langerakbaan en/of de Eerste Oosterparklaan en/of Klifrakplantsoen en/of de Winterkersstraat en/of de Dillestraat en/of de
Bonenkruidstraat en/of de Eerste Westerparklaan en/of de Purpervlinderstraat, als bestuurder een motorrijtuig, een voertuig (te weten een Toyota met kenteken [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )
16/180503-23
hij op of omstreeks 22 februari 2023 te Utrecht een spaarpot (inhoudende een geldbedrag), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage 2: de bewezen feiten
Op basis van voorgaande bewijsmiddelen en – overwegingen vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/017522-24
1
op 16 januari 2024 te Utrecht een auto (te weten een Toyota met kenteken [kenteken] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof
2
op 16 januari 2024 te Utrecht [verbalisant 3] , opsporingsambtenaar van de politie Eenheid Midden-Nederland, en [verbalisant 1] , opsporingsambtenaar van de politie Eenheid Midden-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend (terwijl die [verbalisant 3] en [verbalisant 1] zich bevonden in hun dienstvoertuig en die [verbalisant 3] en [verbalisant 1] zich bezighielden met de aanhouding en/of staande houding van verdachte) rijdende in een personenauto (met het kenteken [kenteken] ) met (zeer) hoge snelheid en met verhoogde snelheid op die [verbalisant 3] en [verbalisant 1] is ingereden en is toegereden en tegen de (dienst)auto van die [verbalisant 3] en [verbalisant 1] is
aangereden en aangebotst;
3
op of omstreeks 16 januari 2024 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk
- een dienstauto van de politie (met het kenteken [kenteken] )
- een dienstauto van de politie (met het kenteken [kenteken] )
- een personenauto (met het kenteken [kenteken] ), die geheel of ten dele aan politieregio Eenheid Midden-Nederland en dhr. [benadeelde 2] , heeft vernield
4
op 16 januari 2024 te Utrecht als bestuurder van een voertuig (te weten een Toyota met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Melissekade en de Bladvlinder en de Laurierweg en de Korianderstraat en de Busbaan Parkwijk en de Langerakbaan en de Eerste Oosterparklaan en Klifrakplantsoen en de Winterkersstraat en de Dillestraat en de Bonenkruidstraat en de Eerste Westerparklaan en de Purpervlinderstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- op de kruising van de Melissekade met de Bladvlinder een stopteken van de politie te negeren en vervolgens het politievoertuig te rammen en hierna hard weg te rijden en
- op de Korianderstraat (in richting van de Busbaan Parkwijk) opnieuw een politievoertuig te rammen die zijn auto blokkeerde en vervolgens het fietspad op te rijden parallel aan de Busbaan Parkwijk (richting de Eerste Oosterparklaan) en
- op de Busbaan Parkwijk (ter hoogte van de Eerste Oosterparklaan) een politievoertuig te raken en
- tijdens de achtervolging vanaf de Busbaan Parkwijk tot aan de Purpervlinderstraat de stoptekens van de politie te negeren en een stopbord te negeren en met hoge snelheid door de bebouwde kom te rijden en over fietspaden te rijden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was
6
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Utrecht op/aan de Melissekade en de Korianderstraat en de Busbaan Parkwijk, op 16 januari 2024 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten agenten van Politie Eenheid Midden-Nederland) letsel en schade was toegebracht
7
op 16 januari 2024 te Utrecht terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B en categorie T, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Melissakade en de Bladvlinder en de Laurierweg en de Korianderstraat en de Busbaan Parkwijk en de Langerakbaan en de Eerste Oosterparklaan en Klifrakplantsoen en de Winterkersstraat en de Dillestraat en de Bonenkruidstraat en de Eerste Westerparklaan en de Purpervlinderstraat, als bestuurder een motorrijtuig, een voertuig (te weten een Toyota met kenteken [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
16/180503-23
op 22 februari 2023 te Utrecht een spaarpot (inhoudende een geldbedrag), die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Voor zover niet anders is vermeld, zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal PL0900-2024015770, van 26 maart 2024, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 206 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal PL0900-2023058999 van 1 juni 2023, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 15. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de bewijsmiddelen is zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 16 januari 2024, pagina 15.
3.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 17 januari 2024, pagina 177.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2024, pagina 129.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2024, pagina 130.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2024, pagina 132.
7.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van de plaats delict van 25 maart 2024, pagina 59.
8.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van de plaats delict van 25 maart 2024, pagina 61.
9.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van de plaats delict van 25 maart 2024, pagina 62.
10.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van de plaats delict van 25 maart 2024, pagina 98.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2024, pagina 155.
12.Een proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2023, pagina 5.
13.Een proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden van 14 april 2024, pagina 8.
14.Een proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden van 14 april 2024, pagina 9.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 mei 2023, pagina 12.