Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de nagekomen producties 15 t/m 18 van COA
- de producties 1 t/m 3 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2024
- de pleitnota van COA
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die verblijft in een asielzoekerscentrum (AZC). De kern van de zaak betreft de vraag of de gedaagde recht heeft op opvang in het AZC, nadat eerder was bepaald dat hij niet mocht worden uitgezet en een lopende bezwaarprocedure in Nederland mocht afwachten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde, vanwege de voorlopige voorziening, tijdelijk recht heeft op opvang en dat hij de ruimte in het AZC niet hoeft te ontruimen.
De procedure begon met een dagvaarding van 24 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 juni 2024. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, die lijdt aan medische problemen, rechtmatig verblijf heeft gehad in Nederland op basis van artikel 8 Vreemdelingenwet. COA had eerder medegedeeld dat de verstrekkingen aan de gedaagde zouden eindigen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtsgevolgen van deze beslissing opgeschort moesten worden, omdat de IND zich niet verzet tegen de voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet in hoge mate waarschijnlijk is dat de vordering van COA in een bodemprocedure zal worden toegewezen, en heeft de vordering van COA afgewezen. COA is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de gedaagde vergoeden, die zijn begroot op € 1.605,00. Het vonnis is uitgesproken op 25 juni 2024 door mr. drs. B.G.W.P. Heijne.