Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Zilveren Kruis Zorgkantoor, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.
1 januari 2020 tot 24 april 2022 in de weg staat. Immers het besluit van 6 november 2019, waarin staat dat eiseres zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen die horen bij het pgb, staat in rechte vast omdat eiseres het beroep hiertegen heeft ingetrokken. Daarmee staat ook in rechte vast dat de problemen die zijn ontstaan door de handelswijze van de wettelijk vertegenwoordiger voor rekening en risico van eiseres komen. Dat partijen een schikking hebben getroffen over de hoogte van de terugvordering leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder artikel 4:35, eerste lid, van de Awb aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen. Van belang is dat eiseres geen facturen en/of declaraties over de periode van 22 april 2020 tot 24 april 2022 heeft overgelegd terwijl dit wel een verplichting is. De stelling van eiseres dat er geen facturen en/of declaraties zijn omdat er geen budget was om deze te betalen, maakt dit niet anders. Het had eiseres duidelijk kunnen en moeten zijn dat deze verplichting aan het pgb was verbonden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat eiseres tussen januari 2016 en juli 2018 een pgb ontving en (dus) bekend was met de daarbij behorende verplichtingen. Ook de consequenties van het schenden van deze verplichtingen waren, gelet op de intrekking van het pgb in juli 2018, bekend bij eiseres. Verder is door eiseres niet aangetoond of, en zo ja, wanneer, welke zorg is geleverd in de periode van 22 april 2020 tot 24 april 2022. Er is geen administratie overgelegd. De stelling van eiseres dat verweerder wel weet welke zorg eiseres nodig heeft, betekent niet dat eiseres zich niet aan haar verplichtingen hoeft te houden. Eiseres heeft voldoende gelegenheid gekregen om haar aanvraag met de gevraagde stukken te onderbouwen. De rechtbank ziet daarom geen grond voor het oordeel dat verweerder tijdens deze procedure onzorgvuldig heeft gehandeld. In het kader van de belangenafweging heeft verweerder belang mogen hechten aan het feit dat voor eiseres ook zorg in natura beschikbaar was.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- aan haar vergoedt.
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 juni 2024.