ECLI:NL:RBMNE:2024:3872

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
11083202 / LV EXPL 24-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonbetaling van een voetballer tegen zijn werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een voetballer, eiser, en zijn werkgever, een vereniging, gedaagde. Eiser, die sinds 8 februari 2023 in dienst is als voetballer voor 16 uur per week tegen een loon van € 1.500,00 netto per maand, heeft sinds februari 2024 zijn loon niet (volledig) ontvangen. Ondanks dat gedaagde zich in de procedure heeft gemeld, is zij niet verschenen op de zitting. Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat gedaagde de vordering erkent, maar niet in staat is tot (volledige) betaling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, aangezien een inkomen essentieel is voor levensonderhoud. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde nog € 2.000,00 netto aan eiser moet betalen over de maanden februari tot en met april 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van het verschuldigde loon over mei en juni 2024, en tot het verstrekken van deugdelijke loonspecificaties over de maanden oktober 2023 tot en met mei 2024.

Verder heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten van € 614,68 toegewezen, evenals de proceskosten van € 926,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis in kort geding van 24 juni 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 11083202 / LV EXPL 24-23 BW 31650 van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. W.F. Wienen,
tegen
de vereniging
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de aanvraag kort geding en de bijbehorende concept dagvaarding van 2 mei 2024,
- het uitstelverzoek van [gedaagde] van 7 mei 2024,
- de opgave verhinderdata van [gedaagde] van 10 mei 2024,
- de betekende dagvaarding van 29 mei 2024 met 10 producties.
1.2.
Op 10 juni 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Wienen. Namens [gedaagde] is niemand verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting is besproken.
1.3.
Op de mondelinge behandeling is bepaald dat uiterlijk 24 juni 2024 uitspraak zou worden gedaan.

2.Wat is de kern?

2.1.
[eiser] is sinds 8 februari 2023 in dienst als voetballer bij [gedaagde] voor 16 uur per week tegen een loon van € 1.500,00 netto per maand. [eiser] krijgt sinds februari 2024 zijn loon niet (volledig) betaald en heeft ook nooit loonstroken ontvangen van de loonbetalingen die wel zijn gedaan. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] toewijzen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] zich wel in de procedure heeft gemeld en haar verhinderdagen heeft doorgegeven, maar desondanks niet op de zitting is verschenen. Een verweer van [gedaagde] is bij de kantonrechter niet bekend. Wel heeft [eiser] tijdens de zitting opgemerkt dat [gedaagde] de avond voor de zitting heeft laten weten dat zij de vordering erkent, maar niet in staat is tot (volledige) betaling over te gaan.
Wat moet de rechter beoordelen?
3.2.
In een kortgedingprocedure wordt gevraagd om een spoedmaatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat er na de kortgedingprocedure een gewone rechtszaak zal komen, dit heet een ‘bodemprocedure’. Een kortgedingprocedure loopt op een bodemprocedure vooruit. De kantonrechter in kort geding probeert in te schatten of een bodemrechter de vordering waarschijnlijk zal toewijzen. Een kortgeding uitspraak is daarom niet meer dan een voorlopige beslissing waar een spoedeisend belang bij is. Daarom moeten belangrijke feiten duidelijk zijn, want tijd voor bewijslevering is er niet. Daarnaast moet een spoedeisend belang bij de gestelde vordering aanwezig zijn.
Er is spoedeisendheid
3.3.
[eiser] heeft sinds februari 2024 zijn loon niet meer (volledig) ontvangen. Een inkomen is essentieel voor levensonderhoud, daarom heeft hij een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
Het achterstallige loon en de wettelijke verhoging moet worden betaald
3.4.
Op basis van de door [eiser] overgelegde stukken en omdat er geen verweer is gevoerd, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van [eiser] . Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat [eiser] het loon over de maanden februari tot en met april 2024, op twee deelbetalingen van totaal € 670,00 na, niet uitbetaald heeft gekregen, terwijl hij daar wel recht op had. [eiser] heeft nooit loonstroken ontvangen, zodat het bruto bedrag dat hoort bij het netto bedrag van € 1.500,00 niet bekend is.
3.5.
Over de maanden februari tot en met april 2024 moest [gedaagde] nog € 3.830,00 netto aan [eiser] betalen. Omdat [gedaagde] op 9 juni 2024 aan [eiser] een bedrag van
€ 1.830,00 netto heeft betaald, strekt dat bedrag op de vordering in mindering. Over de maanden februari tot en met april 2024 moet [gedaagde] dus nog een bedrag van
€ 2.000,00 netto betalen aan [eiser] . Dat bedrag zal worden toegewezen.
Omdat [gedaagde] niet (tijdig) aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan is zij ook de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW verschuldigd over het totaalbedrag van
€ 3.830,00 netto dat [eiser] in eerste instantie heeft gevorderd. Voor matiging van de wettelijke verhoging ziet de kantonrechter geen aanleiding.
De
wettelijke rente is verschuldigd
3.6.
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen over het loon en de wettelijke verhoging, omdat er geen verweer is gevoerd. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dagvaardingsdatum (29 mei 2024).
Loon over mei en juni 2024
3.7.
Omdat ook het loon over mei 2024 niet is betaald en dit loon inmiddels opeisbaar is, zal die vordering en de wettelijke verhoging daarover worden toegewezen. Hoewel de vordering om het loon door te betalen vanaf 1 juni 2024 een toekomstige vordering is die nog niet opeisbaar is, zal die vordering ook worden toegewezen omdat er gegronde vrees is dat [gedaagde] het loon van [eiser] niet zal betalen. Het is namelijk niet de eerste keer dat het loon van [eiser] niet (tijdig) wordt betaald. Daarnaast heeft [eiser] tijdens de zitting ook verteld dat hij inmiddels zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd met [gedaagde] per 1 juli 2024, zodat duidelijk is dat per 1 juli 2024 de loonbetalingsverplichting voor [gedaagde] stopt. Het loon zal daarom tot en met 30 juni 2024 worden toegewezen. De wettelijke verhoging over het loon over juni 2024 wijst de kantonrechter af, omdat niet vast staat dat [gedaagde] te laat tot betaling van dit loon zal overgaan.
[gedaagde] moet loonspecificaties verstrekken
3.8.
Ook de vordering tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificaties voor de loonbetalingen over oktober 2023 tot en met mei 2024 en de jaaropgave over 2023 is toewijsbaar, gelet op het bepaalde in artikel 7:626 BW. Ook de dwangsommen daarop zijn toewijsbaar, maar de kantonrechter zal [gedaagde] eerst een redelijke termijn geven van 14 dagen om tot verstrekking van de specificaties over te gaan en matigt de dwangsommen tot een bedrag van € 100,00 per dag en tot een maximum van € 5.000,00.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.9.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag van € 614,68 dan ook toewijzen. Ook de wettelijke rente daarover zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
Totaal
926,00
Omdat [eiser] procedeert met een toevoeging, komen de dagvaardingskosten en eventuele betekeningskosten niet voor rekening van [gedaagde] en kunnen deze niet als onderdeel van de proceskosten ten laste van [gedaagde] worden gebracht.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van het achterstallige loon van
€ 2.000,00 netto over de maanden februari tot en met april 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over € 3.830,00 netto en vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging vanaf 29 mei 2024 tot aan de datum van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van het verschuldigde loon vanaf 1 mei 2024 tot en met 30 juni 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het loon van mei 2024;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] de loonspecificaties van de maanden oktober 2023 tot en met mei 2024 te verstrekken, alsmede de jaaropgave 2023 te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde] na het verstrijken van deze 14 dagen niet aan deze veroordeling zou voldoen en tot een maximum van € 5.000,00;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 614,68 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 926,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2024.