Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. W.F. Wienen,
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde.
1.De procedure
2.Wat is de kern?
3.De beoordeling
€ 1.830,00 netto heeft betaald, strekt dat bedrag op de vordering in mindering. Over de maanden februari tot en met april 2024 moet [gedaagde] dus nog een bedrag van
€ 2.000,00 netto betalen aan [eiser] . Dat bedrag zal worden toegewezen.
€ 3.830,00 netto dat [eiser] in eerste instantie heeft gevorderd. Voor matiging van de wettelijke verhoging ziet de kantonrechter geen aanleiding.
wettelijke rente is verschuldigd
4.De beslissing
€ 2.000,00 netto over de maanden februari tot en met april 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over € 3.830,00 netto en vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging vanaf 29 mei 2024 tot aan de datum van volledige betaling;