In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2024, gaat het om een incident in een maatschapsovereenkomst tussen twee vennoten, [eiseres] en [gedaagde]. De partijen zijn betrokken bij een juridische strijd over de ontbinding van hun maatschap en de verdeling van activa. [gedaagde] heeft in het incident voorlopige voorzieningen gevorderd, waaronder de terugbetaling van € 75.589,01 door [eiseres] aan de maatschap, en een rekening en verantwoording van de uitgaven die [eiseres] heeft gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] in strijd heeft gehandeld met de maatschapsovereenkomst door een bedrag van € 40.000 over te maken naar haar eigen eenmanszaak zonder instemming van [gedaagde]. Dit deel van de vordering is toegewezen. Daarnaast is [eiseres] veroordeeld om € 6.175 terug te storten, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen wegens gebrek aan samenhang met de hoofdvordering. De rechtbank heeft ook bepaald dat [eiseres] rekening en verantwoording moet afleggen over de besteding van een bedrag van € 29.414,01 aan maatschapsgeld. De proceskosten zijn gecompenseerd, en er is een mondelinge behandeling in de hoofdzaak bevolen.