ECLI:NL:RBMNE:2024:3869

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
16/038843-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het met voorbedachten rade mishandelen van aangeefster door haar te drogeren met temazepam en/of oxazepam

Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het met voorbedachten rade mishandelen van de aangeefster door haar te drogeren met temazepam en/of oxazepam. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was en voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waaronder een toxicologisch rapport dat de aanwezigheid van benzodiazepinen in haar bloed en urine bevestigde. De verdachte had op 4 februari 2023 in een hotelkamer in Utrecht de aangeefster een drankje aangeboden, waarin hij heimelijk de schadelijke stoffen had toegevoegd. De rechtbank verwierp het alternatieve scenario van de verdediging, dat de aangeefster de middelen pas na het hotelbezoek had ingenomen, als onwaarschijnlijk.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade had gehandeld, gezien zijn voorbereiding en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële schade volledig en een deel van de immateriële schade toekende. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de aangeefster, die door het handelen van de verdachte in grote onzekerheid was achtergelaten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/038843-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 oktober 2023, 6 maart 2024 en 10 juni 2024. Op 6 maart 2024 is de zaak door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen. Op 10 juni 2024 is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M.L. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.H. Lagerweij, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] (bijgestaan door [A] , medewerker Slachtofferhulp Nederland) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 februari 2023 te Utrecht met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door (heimelijk) aan haar drinken een voor de gezondheid schadelijke stof, te weten temazepam en/of oxazepam (benzodiazepinen) toe te voegen, ten gevolge waarvan zij gedrogeerd is geraakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende bewijs. Subsidiair heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit van de voorbedachten rade en het toevoegen van de oxazepam. Mocht de rechtbank de verdediging niet volgen in een of meer van de gevoerde vrijspraakverweren, dan doet de raadsvrouw het verzoek tot het stellen van nadere vragen aan de toxicoloog. De standpunten van de raadsvrouw worden – voor zover van belang voor de beoordeling – verder besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2023 vroeg [verdachte] aan mij via whatsapp: "Hé jij lust wel fristi toch?". Ik gaf aan dat ik dit lustte. Op zaterdag 4 februari 2023 had ik met [verdachte] afgesproken. Voor onze
afspraak had ik alleen eten en drinken genuttigd die ik in mijn eigen huis had staan. Wij zijn samen richting het [hotel] gegaan in Utrecht. [verdachte] had al eerder ingecheckt, want we gingen direct naar de kamer. Ik zag dat zijn spullen daar al lagen. Ik zag dat er op een soort bar Fristi stond. Ik voelde mij op dat moment goed en had nergens last van. [verdachte] vroeg of ik de Fristi wilde drinken. Ik hoorde dat hij een aantal keer herhaalde of hij een foto van mij kon maken met de Fristi. Op enig moment was de Fristi op. Ik kan mij niet zo goed herinneren wat er daarna is gebeurd. Het enige wat ik weet, is dat ik mij na het drinken van de Fristi niet goed voelde. [verdachte] gaf aan dat ik in slaap was gevallen. Het moment dat ik een beetje weet, is dat ik mij besefte dat ik nog op de hotelkamer was en dat het donker was buiten. Ik heb aangegeven dat ik naar huis wilde. Onderweg naar huis ben ik met zekerheid één keer gevallen. Ik heb, terwijl ik terug liep naar mijn huis, mijn vriendje een voicebericht gestuurd waarin in vertelde dat ik mij dronken voelde, maar geen alcohol op had. Hij vond dat ik raar overkwam in het voicebericht. Ik hoorde dat hij en mijn broertje mij slapend aantroffen in huis. Zij hebben mij naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis hoorde ik dat ze in mijn urine benzodiazepinen hadden aangetroffen. [2] De volgende ochtend voelde ik mij pas weer goed. [3]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 februari 2023 was ik met [slachtoffer] in het [hotel] in Utrecht. Ik was al eerder in de hotelkamer geweest omdat ik naar de WC moest. Het zou kunnen dat ik mijn tas daar heb achtergelaten.
Een proces-verbaal van aanvraag benoeming deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Slachtoffer: [slachtoffer]
Geboren: [2001]
Spoornummer PL0900-2023037135-187897
SIN AAPZ1672NL
Spooromschrijving Bloed
Datum/tijd veiligstellen 5 februari 2023 om 02:00 uur
Plaats veiligstellen: Uit lichaam slachtoffer
Spoornummer PL0900-2023037135-187898
SIN AAKZ5329NL
Spooromschrijving Urine
Datum/tijd veiligstellen 4 februari 2023 om 20:30 uur
Plaats veiligstellen: Uit lichaam slachtoffer [4]
Een geschrift, zijnde een NFI-rapport, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft Toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van
[slachtoffer]
Te onderzoeken materiaal
SIN AAPZ1672NL
SIN AAKZ5329NL [5]
Resultaten en conclusie
In het bloed en de urine van [slachtoffer] zijn temazepam en het omzettingsproduct oxazepam (benzodiazepinen) aangetoond. De gemeten temazepam- en oxazepamconcentraties in het bloed van respectievelijk 0,58 mg/l en 0,13 mg/l zijn (hoog) therapeutische concentraties. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, nam de aangifte op van slachtoffer [slachtoffer] . Zij overhandigde mij twee geluidsfragmenten, welke zij via Whatsapp op 4 februari naar haar vriend heeft gestuurd. Op beide fragmenten herkende ik haar stem, omdat ik de aangifte heb opgenomen en zij een buitenlands accent heeft. [slachtoffer] is in beide fragmenten moeilijk te verstaan omdat ze met een dubbele tong sprak. Ook hoorde ik dat ze hikte. Op het eerste fragment hoor ik dat [slachtoffer] gilt en ‘Mierda’ zegt wat ‘shit’ in het Spaans betekent. Ik hoorde wat gerommel. In de aangifte verklaarde [slachtoffer] dat ze op dat moment viel. Op het tweede fragment hoor ik [slachtoffer] verklaren dat ze bezig was met een fotosessie en ineens niet meer wist wat er gebeurde: ze voelde zich dronken en zegt dat ’we alleen Fristi op hadden' en ‘Lig op bed. slaap gevallen meteen’. Later verklaart [slachtoffer] : ‘Ik weet niet, kan mij echt niets meer herinneren’. Ook hoorde ik [slachtoffer] zeggen: ‘Ik kan ook heel lastig lopen, het voelt alsof ik dronken ben. Ik heb helemaal niets gedronken. Alleen Fristi’. [7]
Een geschrift, te weten een whatsappbericht, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
1 februari 2023
[slachtoffer] Heyy jij lust wel fristi toch?
Ontvanger Ja. Waarom?
[slachtoffer] Ik was aan het kijken voor zaterdag. [8]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Is er voldoende wettig bewijs?
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van aangeefster niet voor het bewijs mag worden gebruikt, omdat de aangifte onbetrouwbaar is en geen steun vindt in andere bewijsmiddelen
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, met de officier van justitie van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Aangeefster is meermalen gehoord en heeft consistent en gedetailleerd verklaard over de wezenlijke onderdelen van de toedracht voorafgaand aan het bezoek aan het hotel, wat er in de hotelkamer is gebeurd en wat daarna heeft plaatsgevonden. Zo heeft zij steeds verklaard dat zij zich voor het drinken van de Fristi nog goed voelde, dat verdachte meermalen vroeg of zij de Fristi wilde drinken en dat zij zich na het drinken van de Fristi niet goed voelde. Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster steun in de voorgaande bewijsmiddelen, te weten het Whatsappbericht, waarin verdachte vraagt of aangeefster Fristi lust, het proces-verbaal van het uitluisteren van het spraakbericht, waarin – onder andere – beschreven wordt dat aangeefster moeilijk te verstaan is en met dubbele tong praat, en tot slot het NFI-rapport, waarin staat dat temazepam en oxazepam zijn aangetroffen in de bloed en de urine van aangeefster. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Er zijn daarom geen beletselen om die verklaring als bewijs te gebruiken. Daarnaast is er voldoende steun voor de aangifte in andere bewijsmiddelen.
Openlijke benadeling van de gezondheid
Door aangeefster te drogeren, heeft verdachte haar gezondheid opzettelijk benadeeld. Op grond van het bepaalde in artikel 300, lid 4 Wetboek van Strafrecht wordt dit gelijkgesteld met mishandeling.
Moment van toedienen en alternatief scenario verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd dat aangeefster de slaapmiddelen ook pas na het hotelbezoek binnen zou hebben kunnen gekregen. Verdachte stelt namelijk dat hij niets aan aangeefster heeft gemerkt toen hij nog bij haar was. Het enige wat hij vreemd vond, was dat zij geen zin had om na de fotoshoot in de hotelkamer nog met elkaar te eten, terwijl zij dit wel hadden afgesproken.
De rechtbank acht het alternatieve scenario van de verdediging niet aannemelijk en in strijd met de bewijsmiddelen. Het scenario dat aangeefster pas na het hotel slaapmiddelen heeft binnengekregen wordt niet ondersteund door de stukken in het procesdossier. Daarentegen zijn de spraakberichten waarin aangeefster duidelijk met dubbele tong spreekt en hikt, opgenomen kort nadat zij de hotelkamer heeft verlaten. Ook is zij kort nadat zij het hotel verliet (op haar knie) gevallen. Spierzwakte, duizeligheid en onduidelijk spreken zijn kenmerken van een (hoge) inname van temazepam en oxazepam. De rechtbank concludeert dat de temazepam en/of oxazepam moet(en) zijn toegediend in de hotelkamer, waar aangeefster en verdachte samen waren. De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen ook vast dat het verdachte was die deze stof(fen) heeft toegediend aan aangeefster.
Voorwaardelijk verzoek horen toxicoloog
De rechtbank merkt op dat de raadsvrouw een voorwaardelijk verzoek heeft gedaan tot het stellen van nadere vragen aan de toxicoloog, mocht de rechtbank de verdediging in een of meer gevoerde vrijspraakverweren niet volgen. Aan die vrijspraakverweren heeft de verdediging in het bijzonder ten grondslag gelegd dat de (positieve) resultaten van het bloed- en urineonderzoek volgens haar niets kunnen zeggen over het precieze moment van het binnenkrijgen van de stoffen, en dat zij de deskundige daarover nadere vragen wil stellen. De rechtbank is het eens met de raadsvrouw dat uit het verslag van de deskundige niets kan worden afgeleid omtrent het tijdstip van binnenkrijgen van de stoffen. Omdat de rechtbank de raadsvrouw op dit punt volgt, en het moment van toedienen dus niet vaststelt aan de hand van de bevindingen van de deskundige, is het niet noodzakelijk om de deskundige hierover nadere vragen te stellen. De rechtbank wijst het (voorwaardelijke) verzoek daarom af.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend. Verdachte vraagt op 1 februari 2023 via Whatsapp aan aangeefster of zij Fristi lust. Enkele dagen later, op 4 februari 2023, spreekt hij met aangeefster af om de foto’s te maken in een hotelkamer. Voordat hij aangeefster die dag ontmoet, is hij al eerder in de hotelkamer geweest. Zijn tas en de inhoud daarvan heeft hij daar achtergelaten. Vervolgens haalt verdachte aangeefster op Utrecht centraal op en gaan zij samen de hotelkamer binnen, waar een flesje Fristi klaarstaat. Verdachte dringt bij aangeefster meermalen aan om de Fristi te drinken.
Daarmee stelt de rechtbank vast dat verdachte op enig moment de Fristi heeft gekocht en dat hij hier temazepam en/of oxazepam aan heeft toegevoegd. Tot op het moment dat aangeefster het drankje, met de toegevoegde stof(fen) daadwerkelijk dronk, heeft verdachte gelegenheid gehad om na de denken over de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster met voorbedachten rade heeft mishandeld door haar gezondheid opzettelijk te benadelen door haar te drogeren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 4 februari 2023 te Utrecht met voorbedachten rade [slachtoffer]
heeft mishandeld door heimelijk aan het drinken van die [slachtoffer]
toe te voegen een voor de gezondheid schadelijke stof, te weten temazepam en/of oxazepam (benzodiazepinen), tengevolge waarvan die [slachtoffer] gedrogeerd is geraakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling gepleegd met voorbedachten rade

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 jaar, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een contactverbod (38v Sv), voor de duur van 5 jaren. Bij elke overtreding 1 maand vervangende hechtenis, met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd het contactverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij een eventuele strafoplegging een (korte) taakstraf op te leggen. Daarbij heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat de strafzaak een zeer grote indruk op hem heeft gemaakt. Ook heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdediging de noodzaak tot het opleggen van een contactverbod, in welke vorm dan ook, niet ziet. Er is geen contact meer geweest tussen verdachte en aangeefster en verdachte heeft hier ook geen behoefte aan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het drogeren van [slachtoffer] , een meisje dat hij kende van zijn werk als schoonmaker in een […] . Dit heeft hij gedaan door aan een drankje dat hij aan haar gaf (Fristi) de stof temazepam en/of oxazepam toe te voegen. [slachtoffer] viel daardoor op de door verdachte geboekte hotelkamer in slaap en voelde zich na het ontwaken dronken, hikte, en praatte met dubbele tong. Verdachte heeft met zijn handelen de gezondheid van [slachtoffer] benadeeld en ernstig in gevaar gebracht. Het handelen van verdachte had grotere gevolgen kunnen hebben. Dat deze grotere gevolgen zijn uitgebleven, is niet aan verdachte te danken, maar aan de broer en vriend van [slachtoffer] , die haar naar het ziekenhuis hebben gebracht, waardoor medische hulp werd ingeschakeld. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met voorbedachten rade heeft gehandeld en dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven, waardoor [slachtoffer] tot op de dag van vandaag in onzekerheid moet leven over wat verdachte ertoe heeft gedreven om haar op een hotelkamer te drogeren en of er iets met haar is gebeurd toen ze op de hotelkamer in slaap was gevallen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) betreffende verdachte d.d. 6 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 27 september 2023, uitgebracht door S. Boiten, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd verdachte wel een contactverbod, maar geen (andere) voorwaarden op te leggen. In het reclasseringsadvies staat dat verdachte momenteel, uit eigen beweging, een ambulante behandeling volgt.
Oplegging van de straf
De rechtbank stelt vast dat voor het bewezenverklaarde (mishandeling met voorbedachten rade) geen oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS zijn opgesteld. Bij het bepalen van de op te leggen straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten die gelden voor de zwaarste categorie van eenvoudige mishandeling, waar een taakstraf voor de duur van 120 uren wordt genoemd. De rechtbank acht deze staf, gelet op de overwegingen hiervoor, in beginsel passend. Gelet op de ernst van het feit en de houding van verdachte is de rechtbank echter van oordeel dat daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte moet worden opgelegd. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en de rechtbank kan dan ook niet inschatten in hoeverre verdachte zich bewust is van de ernst van zijn handelen. Zonder inzicht in zijn beweegredenen, moet worden gevreesd voor herhaling. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een contactverbod met aangeefster als bijzondere voorwaarde verbinden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van 2 jaren en een contactverbod als bijzondere voorwaarde, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden is. De rechtbank legt het contactverbod op als bijzondere voorwaarde, en niet in de vorm van de 38v maatregel, zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank acht de vorm van een bijzondere voorwaarde voldoende om de veiligheid van aangeefster te waarborgen en acht een 38v maatregel in deze zaak te vergaand.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zij flink afwijkt van de eis van de officier van justitie. De rechtbank stelt vast dat de eis volgens de richtlijnen van de LOVS past bij zeer ernstig zwaar lichamelijk letsel, waar in deze zaak geen sprake van is. Straffen die in gelijke gevallen worden opgelegd zijn naar het oordeel van de rechtbank ook aanzienlijk lager dan de eis.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen gegevensdragers en telefoons gevorderd. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat op een van de gegevensdragers door de politie aanwijzingen zijn gevonden voor een verdenking van kinderporno. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de in beslag genomen kleding wordt teruggegeven aan het slachtoffer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht tot teruggave van de diverse gegevensdragers, nu het onderzoek is afgerond. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt, nu deze goederen geen eigendom zijn van verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de inbeslaggenomen gegevensdragers en telefoons teruggeven aan verdachte. De artikelen 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht bieden geen grondslag om de gegevensdragers te onttrekken aan het verkeer. Zelfs als de rechtbank met voldoende mate van zekerheid zou kunnen vaststellen dat daarop kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen, dan is daarmee nog geen sprake van ‘soortgelijke feiten’ als bedoeld in artikel 36d Sr. Als het Openbaar Ministerie de inbeslagname van deze goederen noodzakelijk acht in het kader van een ander onderzoek, staat het het Openbaar Ministerie vrij om de gegevensdragers in het kader van die betreffende strafzaak (opnieuw) in beslag te nemen.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de inbeslaggenomen kleding teruggeven aan de redelijkerwijs aan te merken rechthebbende, te weten [slachtoffer] .

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 15.236,94. Dit bedrag bestaat uit € 10.236,94 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen. De materiële schade is voldoende onderbouwd. Bij de immateriële schade heeft de officier van justitie gelet op de impact van het feit op het slachtoffer, de angst en het feit dat zij moet accepteren dat zij tot op de dag van vandaag niet weet wat er met haar is gebeurd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde-partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot vergoeding van de materiële schade, dan wel dat gedeelte van de vordering af te wijzen. De immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De standpunten van de raadsvrouw worden – voor zover van belang voor de beoordeling – verder besproken in paragraaf 10.3.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 11.736,94. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat de materiële schade, bestaande uit het eigen risico van de zorgverzekering en kosten vanwege studievertraging, rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit is. De vordering tot vergoeding van de materiële schade wordt daarom in zijn geheel toegewezen. Het gevorderde bedrag van eigen risico komt voor toewijzing in aanmerking, nu uit medische stukken blijkt dat is geadviseerd om te starten met PEP-medicatie, vanwege zorgen rondom een mogelijke Hiv-besmetting. Ten aanzien van de studievertraging en het collegegeld merkt de rechtbank het volgende op. Op basis van de overlegde stukken kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij studievertraging heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde. Ten tijde van het bewezenverklaarde was periode 2 van het leerjaar net achter de rug en zou de benadeelde partij beginnen aan periode 3. Uit de stukken blijkt voldoende dat zij voornemens en ook in staat was om haar Bachelor in het studiejaar 2022-2023 af te ronden. Op advies van de studieadviseur heeft zij uiteindelijk moeten besluiten om één vak te laten vallen, waardoor zij pas in het studiejaar 2023-2024 haar studie heeft kunnen afronden. Op zitting is namens de benadeelde partij naar voren gebracht dat zij inmiddels in het schooljaar 2023-2024 haar bachelor heeft afgerond. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van het strafbare feit in hun persoon zijn aangetast. Benadeelde partij is door het drogeren eerst buiten bewustzijn geraakt, was vervolgens gedesoriënteerd en verward, kon nauwelijks uit haar woorden komen, is op straat gevallen, is thuis in slaap gevallen en in het ziekenhuis onderzocht. De rechtbank merkt dit aan als letsel in de zin van artikel 6:106, eerst lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Benadeelde heeft niet alleen de gebeurtenis, maar ook de nasleep ervan als zéér ingrijpend ervaren. Benadeelde wist niet wat haar was aangedaan en verkeerde daardoor in grote onzekerheid en onduidelijkheid. Naarmate de dagen verstreken voelde benadeelde steeds meer gevoelens van angst. Ze was bang dat verdachte zou achterhalen waar zij woonde. Benadeelde ervaarde tot circa juni 2023 slapeloosheid. Benadeelde werd in de nacht wakker en lag vervolgens uren wakker in bed. Er kwamen allerlei piekergedachten bij haar op. Benadeelde kon daardoor regelmatig niet meer in slaap vallen, wat vervolgens ook weer leidde tot meer vermoeidheid overdag. Benadeelde blikt terug op een periode vol verwarring en emoties.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het gevorderde bedrag van de immateriële schade moet worden gematigd. De aangehaalde zaak in de vordering komt niet volledig overeen met de onderhavige zaak. Ook merkt de rechtbank op dat in soortgelijke zaken lagere bedragen worden toegewezen. Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade billijk is.
De rechtbank zal bepalen dat het toegewezen schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, één en ander zoals in de beslissing hieronder wordt weergegeven.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 300 en 301 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
Oplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstrafvan
120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt
dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als
algemenev
oorwaardegeldt dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als
bijzondere voorwaardegeldt dat verdachte gedurende de proeftijd:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [2001] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- waarbij de politie opdracht wordt gegeven toezicht te houden op naleving van voormelde bijzondere voorwaarde;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Computer (G3115957);
  • 1 STK USB-stick (memorykaart) (G3115956);
  • 1 STK Computer (G3115959);
  • 1 STK Computer (G3115958);
  • 1 STK Telefoontoestel (G3116002);
  • 1 STK Telefoontoestel (G3116003);
  • 1 STK Computer (G3115970);
  • 1 STK Film (G3115969);
  • 1 STK Computer (G3115968);
  • 1 STK Computer (G3115966);
  • 1 STK Harddisk (G3115965);
  • 1 STK Harddisk (G3115964);
  • 1 STK Telefoontoestel (G3115963);
  • 1 STK USB-stick (memorykaart) (G3115962);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende ( [slachtoffer] ) van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Ondergoed (G3115749);
  • 1 STK Trui (G3115747);
  • 1 STK Textiel (G3115751);
  • 1 STK Broek (G3115748);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 11.736,94,- ;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de
€ 11.736,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 93 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juni 2024.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 februari 2023 te Utrecht met voorbedachten rade [slachtoffer]
heeft mishandeld door (heimelijk) aan het drinken van die [slachtoffer]
toe te voegen een voor de gezondheid schadelijke stof, te weten temazepam en/of oxazepam (benzodiazepinen), tengevolge waarvan die [slachtoffer]
gedrogeerd is geraakt, in elk geval schade voor de gezondheid heeft
ondervonden en/of de gezondheid van die [slachtoffer] is benadeeld;
( artikel 300 lid 4 Wetboek van Strafrecht )
( art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 juni 2023, genummerd PL0900- 2023037135, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitaal genummerd pagina 1 tot en met pagina 113 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 februari 2023, genummerd PL0900-2023037135-4, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitaal genummerd 1 tot en met 3 (PV aanvraag benoeming deskundige). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.P. 9.
3.P. 10.
4.P. 2 (PV aanvraag benoeming deskundige).
5.P. 111.
6.P. 112.
7.P. 60.
8.Aanvullend stuk per e-mailbericht verstrekt door de officier van justitie, bijlage 2.