In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een vordering gestart tegen de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap. De zaak betreft een geschil over een aannemingsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder op 31 januari 2024 geoordeeld dat de gedaagde bevrijd is van haar betalingsverplichting, wat leidde tot de afwijzing van de vordering van eiseres. Eiseres heeft verzocht om terug te komen op deze beslissing, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank is van mening dat eiseres niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar vordering op basis van een ongedaanmakingsverbintenis.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de schade van gedaagde niet kan worden begroot op basis van de ingediende akte, omdat gedaagde niet heeft voldaan aan de instructies van de rechtbank om haar schade te onderbouwen. De rechtbank heeft aangegeven dat gedaagde een nieuwe conclusie moet indienen waarin zij haar schade correct toelicht en onderbouwt. Aangezien het project waarvoor eiseres was ingeschakeld niet is afgerond, is de rechtbank voornemens om de zaak met betrekking tot de begroting van de schade van gedaagde door te verwijzen naar de schadestaatprocedure. Partijen krijgen de gelegenheid om zich uit te laten over dit voornemen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en bepaalt dat de zaak op 3 juli 2024 weer op de rol komt voor het nemen van een akte door beide partijen.