ECLI:NL:RBMNE:2024:385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/179
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep en toekenning IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een proceskostenveroordeling na een tussenuitspraak in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Peelen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar een loongerelateerde WGA-uitkering had toegekend. Het Uwv had in een eerder besluit het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard, waarop zij beroep instelde. Tijdens de zitting op 12 juli 2023 werd het beroep behandeld, waarbij deskundige rapporten werden overgelegd. De rechtbank constateerde op 10 november 2023 dat de medische onderbouwing van het Uwv ondeugdelijk was en gaf het Uwv de kans om dit te herstellen. Op 28 december 2023 heeft het Uwv de rechtbank geïnformeerd dat verzoekster recht had op een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en dat verzoekster haar beroep kon intrekken.

Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Het Uwv stemde ermee in om geen zitting te houden en de rechtbank te laten beslissen over de proceskosten. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 3.897,75, inclusief de kosten voor de inschakeling van een deskundige en het griffierecht. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het Uwv verplicht is het griffierecht van € 50,- te vergoeden aan verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/179

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. M. Peelen)

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink)

Procesverloop

1. Het Uwv heeft met het besluit van 30 september 2021 aan verzoekster vanaf 27 februari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2. Het Uwv heeft met zijn besluit van 6 december 2022 het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en zijn besluit dat verzoekster niet duurzaam arbeidsongeschikt is, gehandhaafd.
3. Verzoekster heeft daartegen beroep ingesteld. Zij heeft daarbij een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige expertise van het Expertise instituut van 27 maart 2023 overgelegd en een psychodiagnostisch onderzoeksrapport van psycholoog [psycholoog] van 5 augustus 2020.
4. De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
5. Op 10 november 2023 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan. [1]
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van een ondeugdelijke medische onderbouwing en heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld het motiveringsgebrek te herstellen.
6. Op 28 december 2023 heeft het Uwv de rechtbank per brief geïnformeerd dat na de tussenuitspraak het dossier opnieuw is voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Naar aanleiding van de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is besloten dat verzoekster per 27 februari 2021 recht heeft op een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Het Uwv heeft daarbij vermeld dat verzoekster haar beroep kan intrekken en kan verzoeken om een uitspraak in de proceskosten.
7. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten bestaande uit de proceskosten, het griffierecht en de kosten voor de Arbeidsmedische expertise van het Expertise Instituut van in totaal € 2.147,75.
8. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft hierop de rechtbank meegedeeld toestemming te geven voor het achterwege te laten van een onderzoek op zitting en de uitspraak over de proceskostenveroordeling af te wachten.

Overwegingen

9. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [2]
10. Gelet op de stukken in deze procedure en het hiervoor weergegeven procesverloop is het Uwv tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
11. Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door verzoekster in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 875,-), met een wegingsfactor 1.
12. Verder verzoekt verzoekster om een vergoeding van de kosten van de Arbeidsmedische expertise van totaal € 2.147,75 (€ 1.775,00 en 21% btw € 372,75). De kosten van inschakeling van een deskundige komen voor vergoeding in aanmerking als deze inschakeling redelijk was en ook de deskundigenkosten zelf redelijk zijn.
De inschakeling van de deskundige en ook de hoogte van de deskundigenkosten komen de rechtbank niet onredelijk voor. Een veroordeling in de kosten van een deskundige, die aan een partij verslag uitbrengt, wordt berekend aan de hand van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Btis). [3] Voor de werkzaamheden van een eigen deskundige geldt op basis van het Btis in 2023 een uurtarief van ten hoogste € 142,75 exclusief omzetbelasting. Gelet op de hoogte van de kosten van de expertise en het maximum uurtarief acht de rechtbank het daaruit afgeleide aantal uren besteed aan de expertise niet onredelijk. Dit betekent dat de vergoeding van de ingeschakelde deskundige van € 2.147,75 inclusief omzetbelasting aan verzoekster wordt toegewezen.
13. De rechtbank wijst er op dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot het Uwv moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 3.897,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit volgt uit artikel 2, onder b, van het Bpb