ECLI:NL:RBMNE:2024:3842

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C/16/561749 / HL ZA 23-242
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneemovereenkomst op regiebasis met betrekking tot restauratie van een Aston Martin DB2/4MKI

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen over een aanneemovereenkomst voor de restauratie van een Aston Martin DB2/4MKI. Eiseres, een B.V., had de auto gekocht van gedaagde, eveneens een B.V., en had gedaagde opdracht gegeven tot de restauratie. De procedure begon met een dagvaarding op 15 augustus 2023, gevolgd door verschillende producties en een mondelinge behandeling op 13 februari 2024.

De rechtbank oordeelde dat partijen een aanneemovereenkomst op regiebasis hadden gesloten en dat er geen sprake was van onverschuldigde betaling of dwaling. Eiseres had gesteld dat de totale restauratiekosten niet meer dan € 65.000,00 zouden bedragen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen richtprijs was overeengekomen. Eiseres had in totaal € 146.240,00 aan gedaagde betaald voor de restauratiewerkzaamheden, wat door de rechtbank als rechtmatig werd beschouwd.

De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en oordeelde dat gedaagde niet in gebreke was gebleven. In reconventie werd geoordeeld dat de beslagen die eiseres had gelegd onrechtmatig waren, en eiseres werd veroordeeld tot opheffing van deze beslagen. De proceskosten werden aan eiseres opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en communicatie tussen partijen in contractuele relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/561749 / HL ZA 23-242
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Hoiting te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.W.H. Rouers te Utrecht.
Eiseres in conventie, verweerster in reconventie zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, zal hierna [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 augustus 2023 met 21 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met 40 producties;
  • de aanvullende producties 22 en 23 van de zijde van [eiseres] ;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 februari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] houdt zich bezig met de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, de handel in en restauratie van classic cars en de handel in onderdelen van classic cars.
2.2.
Partijen hebben gecorrespondeerd over de aankoop en restauratie van een Aston Martin DB2/4MKI (hierna: de auto). Op 9 december 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] een e-mail gestuurd met daarin – onder meer –:
“(…)
Omdat jij de aanvullende restauratie wilt laten uitvoeren door [gedaagde] verlaag ik de prijs met Euro 10.000,00 tot Euro 169.500.00. (…) Morgen stuur ik je eveneens een email over de afbouw van de auto en de bijbehorende financiën. Dan heb je een duidelijk beeld van de totale investering.
(…)”
2.3.
Op 10 december 2021 stuurde [gedaagde] aan [eiseres] de volgende mail:
“(…)
Gisteren heb ik je de eerste informatie toegestuurd over de Aston Martin DB 2/4 MK I. Ik wil nu ingaan op de restauratie van de auto. Ik zou graag jouw mening willen horen over de onderstaande mogelijkheden, dan kan ik daarna maatgerichte voorstellen doen.
Zoals gemeld, het plaatwerk van de DB 2/4 verkeert in een unieke conditie. Normaal gesproken zijn auto's van deze leeftijd erg roestig, maar onze Aston Martin heeft dat niet. De plaatwerkrestauratie kan binnen de perken blijven. Ruwweg zijn er twee manieren om het aan te pakken. De eerste is letten op het budget, de tweede is kiezen voor perfectie. Bij opletten met het budget doen we wat er nodig is, niet meer. (…) Dat zal een bedrag vergen van Euro 10.000,00 tot Euro 15.000,00.
De tweede mogelijkheid is perfectie. (…) Bij deze restauratie spreken we over ongeveer Euro 25.000,00 tot Euro 30.000,00. Dat is een verdubbeling ten opzichte van de andere plaatwerkbehandeling. De dure behandeling is niet persé nodig, maar indien het budget beschikbaar is en iemand wil perfectie, dan is de duurdere plaatwerkrestauratie een uitstekende mogelijkheid.
De carrosserie staat op een ouderwets chassis, een ladderframe. (…) We kunnen dit frame netjes bijwerken met verf en coating. Dit kost Euro 1.250,00 De tweede mogelijkheid is het frame te laten stralen en dan een poedercoatbehandeling uit te voeren. Deze behandeling kost Euro 2.750,00. Een zeer goede spuitbeurt van de DB 2/4 kost Euro 22.000,00. Een perfecte spuitbeurt komt uit tussen de Euro 27.500,00 en 29.500,00. Dan wordt de lak gepolijst.
Bij de spaakwielen zijn er diverse mogelijkheden. Er kunnen goedkope spaakwielen worden aangeschaft (die komen uit India) of we plaatsen Amerikaanse, handgemaakte spaakwielen. Die kosten ongeveer het dubbele. (…)
Ook bij het leer zijn er vele keuzen in kwaliteit enz.
Samengevat zijn er drie mogelijkheden om de restauratie aan te pakken en die zijn:
1.
[gedaagde] maakt aan de hand van de huidige staat van auto en onderdelen een offerte, waarbij we ons richten op de laagst mogelijke kosten.
2.
[gedaagde] maakt een offerte op basis van de maximale kwaliteit. Dit zorgt voor een behoorlijke verhoging van het budget te offreren onder noemer 1. De nieuwe eigenaar heeft dan wel een perfecte auto, identiek aan de groene Aston Martin DB 4 die in de stoffeerderij staat en de goudkleurige E-Type die op een hefbrug staat.
3.
[gedaagde] bekijkt de individuele onderdelen en stelt op basis van kwaliteit van de delen een mix voor van 1 en 2.
(…)”
2.4.
In reactie op deze mail schreef [eiseres] aan [gedaagde] per mail van 10 december 2021:
“(…)
Sowieso neig ik naar het perfect restaureren van de AM. Zal eea van het weekend nog even rustig lezen, nu in de auto op weg naar Parijs. Kijk jij ook nog even naar de ex-BTW prijzen, svp?
(…)”
2.5.
Op 20 december 2021 heeft [eiseres] van [gedaagde] de auto gekocht voor een bedrag van € 169.500,00 inclusief btw. Partijen hebben daarnaast afgesproken dat [gedaagde] de auto voor [eiseres] zou restaureren.
2.6.
Op 20 december 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] een e-mail gestuurd met daarin – onder meer –:
“(…)
Dan ben je de trotse bezitter van een zeldzame links gestuurde Aston Martin, waarvan we de restauratie binnenkort gaan uitwerken. Zoals bekend ben ik deze week op vakantie, volgende week kan ik met de restauratie opzet beginnen. Die uitwerkingen willen [A] en ik graag persoonlijk met je doornemen en toelichten aan de hand van andere restauraties bij [gedaagde] .
(…)”
2.7.
In januari 2022 hebben partijen het restauratietraject besproken. Daarna is [gedaagde] gestart met de restauratie van de auto.
2.8.
Partijen corresponderen regelmatig per e-mail over de restauratiewerkzaamheden. [eiseres] bezoekt [gedaagde] in deze periode ook verschillende malen om de werkzaamheden aan de auto te bekijken en het verloop van de restauratie te bespreken.
2.9.
Op 9 maart 2022 stuurt [gedaagde] [eiseres] een e-mail waarin zij schrijft een draaiboek te hebben gemaakt voor de volledige restauratie van de Aston Martin, waarin per post is aangegeven wat de restauratie onder andere inhoudt. Ook stuurt [gedaagde] op diezelfde datum een e-mail aan [eiseres] waarbij een lijst van werkzaamheden met betrekking tot de plaatwerkrestauratie van de auto is gevoegd.
2.10.
Op 11 augustus 2022 verzoekt [eiseres] [gedaagde] een urenspecificatie te sturen met betrekking tot de restauratiewerkzaamheden. Daarnaast schrijft [eiseres] in deze mail dat zij alles bijhoudt in een logboek zodat zij na de restauratie een mooi overzicht heeft.
2.11.
Op 27 december 2022 stuurt [eiseres] aan [gedaagde] een e-mail waarin onder meer staat:
“(…)
Bijgaand heb ik een overzicht gemaakt van de kosten tot nu toe. Zoals je kan zien bedragen die nu totaal Euro 259K incl BTW. Dit impliceert dat er in 2022 ongeveer 90K kosten zijn gemaakt boven op de aanschafprijs van 169,5K.
Nu ben ik mij er van bewust dat het opknappen van een dergelijke auto niet lineair gaat. En dat de kosten voor de baten uitgaan. Immers, van de 90K aan kosten zijn bijna de helft arbeidsloon (42,8K) en de rest aan onderdelen en het klaar laten maken van onderdelen (revisie).
Tegelijkertijd moeten we de realiteit niet uit ogen verliezen. Dit houdt mijns inziens in dat de auto heel erg mooi opgeknapt dient te worden (had ik dit niet gewild dan liet ik het niet bij jullie, een officiële [.] , doen).
Echter, de totale kosten (dus de aanschaf plus al de opknapkosten) dienen uiteindelijk wel in balans te zijn met de waarde van de auto. (…)
Hiermee wil ik dus herhalen van wat we afgelopen vrijdag zeiden: "wanneer het opknappen tot een niveau van 95% bijvoorbeeld 100 Euro kost en hetzelfde opknappen tot een niveau van 100% bijvoorbeeld 300 Euro kost dan gaan we voor de 95%".
De auto dient fantastisch mooi te worden of zoals in de branche wordt genoemd: "concoursstaat" echter de totale revisie van de auto dient wel met verstand en gericht op de kosten te worden gedaan.
Hierbij zal het mij erg helpen wanneer jij per onderdeel een budget zou kunnen opgegeven zodat ik een beetje rekening kan houden met de te verwachten kosten.
(…)”
2.12.
Per e-mail van 1 februari 2023 stuurt [gedaagde] aan [eiseres] een overzicht van werkzaamheden, materialen en waar mogelijk kostenschattingen van de restauratie. Ook deelt [gedaagde] in deze e-mail mee dat zij geen vaste bedragen of oplevertermijn kan opgeven.
2.13.
Op 3 februari 2023 stuurt [eiseres] aan [gedaagde] een e-mail waarin zij – onder meer – schrijft:
“(…)
Naar het blijkt zijn de kosten dus nog veel hoger dan ik zelf heb geschat. (…) Om de kosten niet verder te laten oplopen wil ik graag dat per ommegaande, vrijdag 3 februari 2023, er geen activiteiten meer aan mijn auto worden verricht door jullie.
Eerst wil ik met je in gesprek over hoe we dit project naar wederzijds genoegen kunnen afronden. Tot dat moment wil ik niet nog meer kosten maken.
(…)”
2.14.
Op 4 mei 2023 schrijft [eiseres] in een e-mail aan [gedaagde] – voor zover van belang –:
“(…)
Zoals je inmiddels weet, heb ik de Aston Martin DB 214 MK1 (AM) opgehaald vanwege de omvang van reeds gemaakte en nog te maken restauratiekosten. (…) Volstrekt onbegrijpelijk is dat ik inmiddels meer dan €140.000,- aan restauratiekosten heb gemaakt voor een hobbyproject en de AM nog altijd verre van gereed is, terwijl jij mij voor de aankoop schriftelijk hebt voorgehouden dat de restauratiekosten circa € 65.000,- zouden zijn. juist daarmee heb jij mij weten te verleiden tot de aankoop van de AM en heb ik jou opdracht gegeven tot het verrichten van de restauratiewerkzaamheden.
(…)”
2.15.
[gedaagde] heeft een totaalbedrag van € 146.240,00 aan [eiseres] gefactureerd met betrekking tot de restauratiewerkzaamheden aan de auto. Al deze facturen zijn door [eiseres] betaald.
2.16.
Op 1 augustus 2023 heeft [eiseres] conservatoir derdenbeslag gelegd op alle gelden, vorderingen en waardepapieren van [gedaagde] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, na (voorwaardelijke) eiswijziging, samengevat:
primair:
I. wijziging van de koop- aannemingsovereenkomst ter opheffing van het nadeel dat [eiseres] lijdt, zodanig dat de betaalverplichting van [eiseres] wordt vastgesteld op € 74.500,00 en veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 243.240,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
subsidiair:
II. veroordeling van [gedaagde] tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 74.740,00 aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
voorwaardelijk:
III. veroordeling van [gedaagde] tot afgifte van het motorblok van de auto aan [eiseres] ;
zowel primair als subsidiair:
IV. veroordeling van [gedaagde] tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.619,35, althans een bedrag van € 3.580,03;
V. veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
I. veroordeling van [eiseres] tot opheffing dan wel doorhaling van alle gelegde beslagen op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel met een maximum van € 100.000,00 dan wel een door de rechtbank te bepalen dwangsom, indien [eiseres] hieraan niet voldoet;
II. veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[eiseres] voert gemotiveerd verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

Inleiding
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat partijen met betrekking tot de restauratiewerkzaamheden een aanneemovereenkomst op regiebasis hebben gesloten en dat geen sprake is van onverschuldigde betaling of dwaling. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. Hierna zal worden uitgelegd waarom.
De kwalificatie van de overeenkomst
4.2.
Tussen partijen is in geschil hoe de tussen partijen gesloten overeenkomst met betrekking tot de restauratiewerkzaamheden moet worden gekwalificeerd: als een overeenkomst van opdracht ex artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) of als een aanneemovereenkomst in de zin van artikel 7:750 BW.
4.3.
Omdat de werkzaamheden van [gedaagde] gericht zijn op het tot stand brengen van werken van stoffelijke aard (namelijk de restauratie) ex artikel 7:750 lid 1 BW, zijn de bepalingen van titel 12 van boek 7 BW (aanneming van werk) van toepassing. Dit betekent dat partijen een aanneemovereenkomst hebben gesloten.
Onverschuldigde betaling
4.4.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of sprake is van een richtprijs als bedoeld in artikel 7:752 lid 2 BW. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat partijen een richtprijs hebben afgesproken van € 65.000,00 en dat deze richtprijs in beginsel met niet meer dan 10% mag worden overschreden. Dat komt neer op een totaalbedrag van € 71.500,00. Omdat [eiseres] een bedrag van € 146.240,00 aan [gedaagde] heeft betaald, heeft [eiseres] naar haar mening € 74.740,00 onverschuldigd betaald.
[gedaagde] betwist dat partijen een richtprijs zijn overeengekomen.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een richtprijs. [eiseres] heeft verwezen naar de e-mail van [gedaagde] van 10 december 2021. Uit deze e-mail kan echter niet worden afgeleid dat [gedaagde] een richtprijs van € 65.000,00 heeft genoemd voor de totale restauratiekosten en dat [eiseres] met deze richtprijs akkoord is gegaan. De aannemer – [gedaagde] – heeft met deze e-mail inzicht gegeven in de verschillende restauratiemogelijkheden en heeft daarbij verschillende globale prijsindicaties gegeven. Daarbij heeft [gedaagde] op voorhand een inschatting gemaakt van de mogelijke kosten, maar heeft zij zich niet van te voren vastgelegd op een bepaalde richtprijs. Evenmin kan uit deze mail worden afgeleid dat sprake is van een uitputtende opsomming van de restauratiewerkzaamheden. Zeker nu in deze e-mail posten zijn opgenomen zonder bijbehorende kostenspecificatie (met betrekking tot de spaakwielen en het leer) en er een aantal posten als schatting is vermeld, volgt daaruit niet dat sprake is van een tussen partijen overeengekomen richtprijs. Dat [eiseres] akkoord heeft gegeven op dit bedrag van € 65.000,00 blijkt evenmin. [eiseres] schrijft in reactie op deze e-mail slechts dat zij neigt naar het perfect restaureren van de auto zonder in te gaan op de daarbij horende kosten.
4.6.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van een aanneemsom op regiebasis, waarbij de aannemer – in dit geval [gedaagde] – met haar e-mail van 10 december 2021 inzicht heeft gegeven in enkele (niet uitputtende) mogelijkheden van restauratie en de daarbij horende prijsindicaties.
4.7.
Omdat niet is komen vast te staan dat partijen een richtprijs zijn overeengekomen, is artikel 7:752 lid 2 BW niet van toepassing. Dit betekent dat [gedaagde] meer dan een bedrag van € 71.500,00 aan [eiseres] in rekening mocht brengen.
4.8.
[eiseres] heeft verder gesteld dat [gedaagde] werkzaamheden heeft uitgevoerd waartoe [eiseres] geen opdracht heeft verstrekt (zoals het aanbrengen van een nieuwe radiateur). [gedaagde] heeft aangevoerd dat de vervanging van de radiateur is opgenomen in het restauratieschema van 9 maart 2022, dat [eiseres] ervoor heeft gekozen om een originele radiateur in de auto te laten plaatsen en dat deze radiateur is opgenomen in de factuur van 9 augustus 2022 en door [eiseres] is betaald. Gelet op dit gemotiveerde verweer van [gedaagde] heeft [eiseres] haar stelling dat zij geen opdracht heeft verstrekt voor het aanbrengen van een nieuwe radiateur onvoldoende onderbouwd. Bovendien is de factuur van 9 augustus 2022 door [eiseres] zonder protest betaald en is niet gesteld of gebleken dat zij zich – eerder dan in deze procedure – heeft verzet tegen de door [gedaagde] in rekening gebrachte kosten voor de radiateur.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep op onverschuldigde betaling niet opgaat.
Dwaling
4.10.
[eiseres] stelt verder dat sprake is van dwaling die is te wijten aan onjuiste mededelingen van [gedaagde] (artikel 6:228 lid 1 sub a BW) dan wel schending van de mededelingsplicht door [gedaagde] (artikel 6:228 lid 1 sub b BW). Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] [eiseres] verkeerd ingelicht in haar e-mails van 9 en 10 december 2021, omdat uit deze mails kan worden afgeleid dat de totale restauratiekosten € 65.000,00 zouden bedragen en de daadwerkelijke restauratiekosten uiteindelijk neerkomen op een bedrag van € 310.000,00. Ook deze stelling treft geen doel.
4.11.
Zoals hiervoor onder 4.5. is overwogen, heeft [gedaagde] in haar e-mail van 10 december 2021 een inschatting gemaakt van de verschillende (niet uitputtende) restauratiemogelijkheden en de daarbij horende mogelijke restauratiekosten, zonder zich daarbij vast te leggen op een bepaalde richtprijs. Het betoog van [eiseres] dat [gedaagde] in haar e-mails van 9 en 10 december 2021 onjuiste mededelingen heeft gedaan met betrekking tot de restauratiekosten kan dan ook niet worden gevolgd. Verder staat vast dat partijen na het sluiten van de koopovereenkomst het restauratietraject hebben besproken en dat [gedaagde] [eiseres] (per mail) telkens heeft geïnformeerd over de voortgang van de restauratie en de daarbij horende kosten. [eiseres] hield volgens haar e-mail van 11 augustus 2022 ook een logboek bij van alle restauratiewerkzaamheden. [eiseres] was daarvan dus op de hoogte. De kosten met betrekking tot de restauratiewerkzaamheden, een totaalbedrag van € 146.240,00, zijn door [gedaagde] aan [eiseres] in rekening gebracht en deze facturen zijn steeds zonder protest door [eiseres] betaald. De omstandigheid dat [eiseres] zich na enige tijd realiseerde dat de restauratiekosten hoger uitvielen dan aanvankelijk door haar was ingeschat – zoals zij schrijft in haar mail van 3 februari 2023 aan [gedaagde] –, maakt niet dat [gedaagde] haar mededelingsplicht heeft geschonden of onjuiste mededelingen heeft gedaan. Temeer nu [eiseres] in haar e-mail van 27 december 2022 aan [gedaagde] schrijft dat er in 2022 ongeveer € 90.000,00 aan kosten zijn gemaakt en dat zij zich ervan bewust is dat het opknappen van een dergelijke auto niet lineair gaat en dat de kosten voor de baten uitgaan. Uit deze e-mail blijkt niet dat [eiseres] ervan uitgaat dat (partijen hebben afgesproken dat) de restauratiekosten circa € 65.000,00 zouden bedragen. Dit standpunt betrekt [eiseres] voor het eerst in haar e-mail van 4 mei 2023 in, ruim een jaar na het sluiten van de aanneemovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] voorafgaand aan of tijdens het sluiten van de aanneemovereenkomst aan [gedaagde] kenbaar heeft gemaakt dat het voor haar van belang was dat de totale restauratiekosten niet meer dan € 65.000,00 zouden bedragen. Er is dan ook geen sprake van onjuiste mededelingen of schending van de mededelingsplicht aan de kant van [gedaagde] en het beroep op dwaling faalt.
Afgifte van het motorblok van de auto
4.12.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling haar eis (voorwaardelijk) gewijzigd, in die zin dat als [gedaagde] niet over zou gaan tot afgifte van het motorblok van de auto aan [eiseres] , zij afgifte van het motorblok vordert. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij gehouden is tot afgifte van het motorblok aan [eiseres] en dat zij dit motorblok zal afgeven. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [gedaagde] het motorblok van de auto inmiddels heeft afgegeven aan [eiseres] , of het motorblok binnen 48 uur na betekening van dit vonnis zal afgeven aan [eiseres] , zodat [eiseres] geen belang heeft bij toewijzing van deze vordering.
Conclusie ten aanzien van de vorderingen
4.13.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.14.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 11.165,00, bestaande uit € 5.737,00 aan griffierecht en € 5.428,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 2.714).
4.15.
De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen op de in de beslissing te melden wijze worden toegewezen.
in reconventie
Onrechtmatig gelegd beslag
4.16.
Omdat de vorderingen waarvoor [eiseres] beslagen heeft gelegd ongegrond zijn, zijn de beslagen onrechtmatig tegenover [gedaagde] . Dit betekent dat de vordering onder I van het petitum zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn, waarbij de gevorderde dwangsom zal worden vastgesteld op € 500,00 per dag of een deel van een dag dat [eiseres] verzuimt om één of meer van de beslagen op te heffen, met een maximum van € 100.000,00.
Proceskosten
4.17.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van dit geding in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 307,00 aan salaris advocaat (0,5 punt x tarief € 614,00).
4.18.
De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen op de in de beslissing te melden wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 11.165,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiseres] om alle ten laste van [gedaagde] in conventie gelegde beslagen binnen 48 uur na betekening van dit vonnis op te heffen, één en ander op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of een deel van een dag dat [eiseres] verzuimt om een of meer van de beslagen op te heffen, met een maximum van € 100.000,00;
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 307,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten van [gedaagde] . Deze worden begroot op € 278,00 aan salaris advocaat. Als [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en betekening heeft plaatsgevonden, wordt dit bedrag vermeerderd met € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de veroordeling onder 5.2., 5.3., 5.4. en 5.5. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.