ECLI:NL:RBMNE:2024:3830

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
16/288916-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en onttrekking van minderjarigen aan wettig gezag door verdachte

Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vrouw heeft mishandeld en zijn vijf kinderen heeft onttrokken aan het gezag van hun moeder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn ex-vrouw heeft geslagen, geschopt en bij de keel gegrepen, maar sprak hem vrij van poging tot zware mishandeling omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de rechtbank het niet aannemelijk achtte dat de verdachte door de aangeefster was aangevallen.

Daarnaast heeft de verdachte zijn kinderen tegen de wil van hun moeder in Gaza gehouden, zonder enige poging te ondernemen om hen terug te brengen naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn kinderen heeft onttrokken aan het wettig gezag, en dat hij geen enkele activiteit heeft ondernomen om hun terugkeer te bewerkstelligen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en kreeg een contactverbod met zijn ex-vrouw voor de duur van vijf jaar. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, die € 25.000,- eiste voor immateriële schade, volledig toegewezen.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de kinderen en de onveilige situatie waarin zij zich bevonden. De verdachte had zijn kinderen in gevaar gebracht en de rechten van de moeder op grove wijze geschonden. De rechtbank vond het extra kwalijk dat de verdachte, ondanks de escalatie van de situatie in Gaza, geen enkele inspanning had geleverd om de kinderen naar Nederland te brengen. De uitspraak onderstreept de noodzaak van bescherming van kwetsbare personen en de verantwoordelijkheid van ouders in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/288916-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen mr. F.M.R. Ilahibaks, advocaat te Utrecht, namens verdachte naar voren heeft gebracht, alsmede van hetgeen mr. M. Rotgans namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:primair
op 31 oktober 2023 in Nieuwegein heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar meerdere malen- in de rug te duwen waardoor zij is gevallen;- in haar gezicht te slaan, schoppen en/of krabben;
- tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;- met zijn handen bij te keel te pakken en door met zijn handen en/of met haar hoofddoek haar keel dicht te knijpen;
subsidiair is dit ten laste gelegde als mishandeling.
feit 2:in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 5 juni 2024 in Nieuwegein en/of andere plekken in Nederland en/of in Gaza/Palestina, Egypte, België althans buiten Nederland, meermalen opzettelijk de minderjarigen
-
[minderjarige 1] ,
- [minderjarige 2]
- [minderjarige 3] ,
-
[minderjarige 4] en
- [minderjarige 5]

heeft onttrokken aan het wettig gezag/opzicht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] . De officier acht het onder feit 2 ten laste gelegde ook wettig en overtuigend bewezen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, nu uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen door het handelen van verdachte. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld.
De raadsman bepleit voorts vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde, omdat het niet aan verdachte te wijten is dat de kinderen niet naar Nederland zijn gehaald.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , genummerd PL0900-2023334664-4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 31 oktober 2023 gaf mijn ex man, [verdachte] , mij een duw in mijn rug en ik ben op de grond gevallen op mijn rechter knie. Hij heeft mij aangevallen. Hij schopte mij en hij sloeg mij. Ik voelde hevige pijnscheuten in mijn gezicht en op mijn lichaam waar ik geraakt werd. Ook heeft hij mij in mijn gezicht gekrabd en mij gewurgd met zijn handen en met mijn hoofdoek. Ik kreeg geen lucht en kon moeilijk ademhalen. Dit gebeurde ter hoogte van de derde flat van het [straat] te [plaats 3] . [2]
Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van arts-assistent [A] , werkzaam bij het [ziekenhuis] te [plaats 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: Mw. [slachtoffer] ,
Bovengenoemde patiënte zag ik 1-11-2023 op de Spoedeisende Hulp te [ziekenhuis] [plaats 3] .
Conclusie
Mishandeling met trauma capitis, stomp trauma oog rechts met fors weke delen zwelling in het gelaat. Tevens drukpijn thorax bdz, schouder links, knie rechts en hand/pols rechts. [3]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte op 4 november 2023, genummerd PL0900-2023334664-24, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: de ruzie/mishandeling vond plaats op 31 oktober 2023.
V: Waar vond de ruzie plaats?
A: We zijn richting het huis gelopen en vlak voor het huis is de ruzie ontstaan. [4]
Bewijsoverwegingen
Bewezenverklaring van de ten laste gelegde geweldshandelingen
De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de geweldshandelingen zoals beschreven door aangeefster heeft verricht. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het bij haar in het ziekenhuis geconstateerde letsel, te weten trauma aan haar oog, forse zwellingen in haar gezicht en drukpijn op verschillende plekken op haar lichaam.
Kwalificatie geweld
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling moet sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
Uit het letsel van aangeefster blijkt dat verdachte grof geweld tegen haar heeft gebruikt. Over het door verdachte toegepaste geweld zijn echter onvoldoende concrete details bekend op basis waarvan vastgesteld kan worden dat hiermee de kans op zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk was.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om iets te kunnen zeggen over de duur, de kracht en de intensiteit van de verschillende geweldshandelingen van verdachte, met name over het dichtknijpen van de keel van aangeefster. Ook in de letselverklaring van de arts die aangeefster heeft onderzocht is geen informatie te vinden over geweldsuitoefening op de keel of in de hals van aangeefster. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat de aanmerkelijke kans bestond dat verdachte aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Noodweer
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte uit het niets en van achteren door aangeefster werd aangevallen. Hij is hierbij gevallen en kon door de wond op zijn knie niet opstaan en weglopen. Hij heeft zich toen moeten verdedigen tegen de aanval van aangeefster waarbij hij aangeefster waarschijnlijk heeft verwond, aldus de verdediging.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Zoals hiervoor al overwogen past het letsel van aangeefster bij haar verklaring. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen wordt weerlegd door het forse letsel dat bij aangeefster is geconstateerd en het geringe letsel dat bij verdachte door verbalisanten is waargenomen. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat verdachte door aangeefster werd aangevallen en zich gedwongen voelde zich hiertegen te verdedigen. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 1 subsidiaire ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Bewijsmiddelen [5]
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , genummerd PL0900-2022278827-7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb met mijn ex partner genaamd [verdachte] vijf minderjarige kinderen:
[minderjarige 5] , [minderjarige 1] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 2] . [6] Op 23 juli 2022 ben ik samen met [verdachte] en de kinderen naar Palestina gereisd om daar één maand te blijven. De planning was dat wij op 19 augustus weer terug zouden gaan naar Nederland. [verdachte] heeft mijn paspoort en de paspoorten van de kinderen van mij afgepakt. Begin augustus vroeg ik aan [verdachte] wanneer wij terug zouden gaan naar Nederland omdat de kinderen weer naar school moeten. [verdachte] vertelde mij dat ik met de kinderen in Palestina moest blijven. Ik ben nadat ik met [verdachte] had gesproken met de kinderen naar de grens tussen Gaza en Egypte gegaan. Ik kon de grens niet over omdat er ter plaatse een handtekening van [verdachte] nodig was. [7]
Een proces-verbaal van aangifte van [B] namens Samen Veilig Midden-Nederland (Save), genummerd PL0900-2022278827-10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hierbij doe ik aangifte tegen [verdachte] , hierna te noemen vader, van het onttrekken van vijf minderjarige kinderen aan de Ondertoezichtstelling. Op 10 augustus 2022 heeft de kinderrechter, van Rechtbank Midden-Nederland beslist de kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden. [8] Op 22 september 2022 heeft er een gesprek in Nederland plaats gevonden op het kantoor van SAVE met medewerkers, politie en vader. Met vader is afgesproken dat hij ervoor zou zorgen dat de kinderen vóór 7 oktober 2022 weer terug zouden zijn in Nederland. Na dit gesprek is er geen contact meer met vader geweest. Zowel moeder als wij, als organisatie SAVE, maken ons ernstig zorgen over de gezondheid en het welzijn van de kinderen. [9]
Een geschrift, te weten een beschikking over een ondertoezichtstelling van de rechtbank Midden-Nederland van 10 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Midden-Nederland,
betreffende
[minderjarige 1] , geboren op [2009] te [geboorteplaats 1] (Israël),
[minderjarige 2] , geboren op [2011] te [geboorteplaats 1] (Israël),
[minderjarige 3] , geboren op [2013] te [geboorteplaats 1] (Israël),
[minderjarige 4] , geboren op [2017] te [geboorteplaats 2] ,
[minderjarige 5] , geboren op [2021] te [geboorteplaats 3] . [10]
De beslissing
De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] onder toezicht van Stichting
Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 10 augustus 2022 tot 10 februari 2023. [11]
Een geschrift, te weten een schriftelijke aanwijzing van Samen Veilig Midden-Nederland (Save) van 23 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De schriftelijke aanwijzing heeft betrekking op: De heer [verdachte] (vader). [12]
Redenen om tot het geven van een aanwijzing over te gaan:
Op 10 augustus 2022 is een ondertoezichtstelling (OTS) uitgesproken. Na de uitspraak van de OTS hebben de medewerkers SAVE op verschillende manieren contact geprobeerd te zoeken met vader. Vader heeft op geen enkele manier van contact zoeken gereageerd. Hierdoor is SAVE niet in staat om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Juridisch gezien onttrekt vader de kinderen aan het toezicht van de gezinsvoogdij instelling. [13]
Besluit:
Samen Veilig Midden-Nederland geeft de volgende aanwijzing(en): u zorgt dat de kinderen zo snel mogelijk, maar uiterlijk op 7 oktober, terug zijn in Nederland. U verstrekt SAVE direct, wanneer bekend, de informatie omtrent vluchtdata en tijden en anderszins informatie met betrekking tot hun terugkeer naar Nederland. [14]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2022278827-13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2022 ontving de wijkagent [C] , een mail van de directeur van
de basisschool [basisschool] . In deze mail stond het volgende geschreven:
“Zojuist werd ik verrast door een bezoek van vader. Ik heb niet meegewerkt aan het verzoek de kinderen uit te schrijven. Vader wil hier in NL alles regelen en geeft aan niets meer met NL te maken willen hebben. De kinderen blijven daar.[…]” [15]
Contact kinderen in Gaza
Tijdens het onderzoek had moeder [slachtoffer] af en toe contact met haar kinderen. Een appgesprek tussen moeder [slachtoffer] en vader [verdachte] is vertaald door vertaalbureau [.] . [16]
Een geschrift, te weten een vertaald Whatsappgesprek, bijgevoegd bij het proces-verbaal genummerd PL0900-2022278827-13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ontvangen:
Ik mag doen wat ik wil met mijn kinderen ik ben verantwoordelijk voor mijn kinderen.
Ook als ze een voor een dood gaan dan is het normaal zolang ze bij papa zijn. [17]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023334664-38, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hebben de vraag of ook moeder toestemming moet geven om de kinderen uit Gaza naar Nederland terug te halen uitgezet bij Buitenlandse zaken, en ontvingen van hen de volgende mail:
“Zoals ik het nu begrijp is alleen vaders toestemming nodig en/of toestemming van de mannelijke lijn in vaders familie. Het klinkt dus niet aannemelijk dat moeders aanwezigheid nodig is voor grensovergang. Hij heeft ook nooit hulp gezocht bij onze ambassade in [plaats 2] of [plaats 1] hiervoor.[…]” [18]
Een proces-verbaal van bevindingen getuige [getuige] , genummerd PL0900-2023334664-39, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben [getuige] en ik werk als [functie] als vertegenwoordiging van de Nederlandse overheid in [plaats 1] . Ik kreeg het verzoek om contact op te nemen met de familie [achternaam van verdachte] . Ik kreeg uiteindelijk de vrouw van [D] , de broer van [verdachte] , te pakken. Ik hoorde haar verklaren dat ze op de hoogte was dat [verdachte] een verklaring zou hebben geschreven waarin hij toestemming geeft om de kinderen naar Nederland te halen. Ik hoorde haar ook zeggen dat [verdachte] zijn broer [D] zou hebben gebeld om te zeggen dat de Nederlandse overheid contact met ze op zou nemen en dat ze de kinderen niet mee mogen geven. Ik zei tegen haar dat als de kinderen in Gaza moeten blijven dat ze dan dood zouden gaan. Ik hoorde de vrouw zeggen dat dat juist is wat de vader, [verdachte] , wil. [19]
Bewijsoverwegingen
In juli 2022 is verdachte samen met zijn vrouw, aangeefster [slachtoffer] , en hun vijf minderjarige kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , en [minderjarige 5] voor vakantie naar Gaza vertrokken. Aangeefster verklaart dat verdachte haar daar vertelde dat hij niet van plan was om terug te keren met de kinderen. Hij heeft de paspoorten van haar en de kinderen afgepakt. Uiteindelijk is aangeefster in september 2022 met een noodpaspoort terug naar Nederland gereisd en heeft ze de kinderen achtergelaten bij verdachte in Gaza. De rechtbank ziet steun voor de verklaring van aangeefster in het bericht van september 2022 van de (Nederlandse) school van de kinderen dat verdachte heeft geprobeerd om de kinderen daar uit te schrijven. Verdachte heeft bij de school aangegeven dat de kinderen niet meer terug zouden keren naar Nederland. De rechtbank komt op basis hiervan tot de conclusie dat verdachte (in elk geval) al in september 2022 de intentie had zijn kinderen niet meer terug te laten keren naar Nederland.
Aan verdachte is op 23 september 2022 een schriftelijke aanwijzing uitgereikt door SaVe, de instelling waarbij de vijf kinderen van 10 augustus 2022 tot 10 februari 2023 onder toezicht stonden. Hierin wordt verdachte verplicht om te zorgen dat de kinderen vóór 7 oktober 2022 terug zijn in Nederland. Verdachte volgt deze aanwijzing niet op. [minderjarige 2] is vanwege zijn gezondheid in oktober 2023 teruggekeerd in Nederland. De andere kinderen verblijven momenteel nog steeds in Gaza.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte wel heeft geprobeerd om de kinderen naar Nederland te halen, maar dat hij toestemming van aangeefster nodig heeft om de grens van Gaza/Palestina te passeren. Dit zou ook blijken uit de verklaring van geen bezwaar voor het reizen van [minderjarige 2] naar Nederland, die is opgemaakt en ondertekend door aangeefster.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het feit dat er voor het reizen van [minderjarige 2] een verklaring van geen bezwaar door aangeefster is opgesteld, volgt niet dat de toestemming van aangeefster ook daadwerkelijk een vereiste was voor het passeren van de grens voor [minderjarige 2] . Dit wordt ook bevestigd door de verklaring van de medewerker van Buitenlandse Zaken dat alleen vaders toestemming nodig is voor het oversteken van de grens. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat [minderjarige 2] mede door inspanning van verdachte uiteindelijk naar Nederland is gekomen. Het lag dus in de machtssfeer van verdachte om de kinderen naar Nederland te halen. Verdachte had dit voor de andere kinderen ook kunnen en moeten doen, althans hij had zich in moeten spannen om ook hun terugkeer naar Nederland te bewerkstelligen. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte hiervoor enige activiteit heeft ondernomen. In tegendeel. Uit de verklaringen van de vrouw van zijn broer blijkt dat verdachte zijn familie heeft gezegd dat ze de kinderen niet mee mogen geven als de Nederlandse overheid contact met hen opneemt. Uit de informatie van Buitenlandse Zaken blijkt verder dat verdachte ook nooit hulp heeft gevraagd bij de ambassades in [plaats 2] of [plaats 1] om zijn kinderen de grens te laten passeren. In een Whatsappbericht naar aangeefster geeft verdachte aan dat het normaal is als de kinderen één voor één doodgaan, zolang ze maar bij ‘papa’ zijn. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de kinderen opzettelijk heeft onttrokken aan het wettig over hen gestelde gezag/opzicht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair:op 31 oktober 2023 te [plaats 3] [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht)- in de rug te duwen ten gevolge waar die [slachtoffer] ten val kwam,- in het gezicht te slaan, te schoppen en te krabben,- tegen het lichaam te slaan en te schoppen en- met beide handen bij de keel vast te pakken en vervolgens met beide handen en met een hoofddoek de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen;
feit 2:op meerdere tijdstippen in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 5 juni 2024 te Nederland, en buiten Nederland, meermalen, althans eenmaal opzettelijk meerdere minderjarigen,
- [minderjarige 1] , geboren op [2009] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [2011] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [2013] ,
- [minderjarige 4] , geboren op [2017] en
- [minderjarige 5] , geboren op [2021] ,

heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag en aan het opzicht van degenen die dit desbevoegd over hen uitoefenden.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
mishandeling;
feit 2:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 54 maanden;
- een vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een locatieverbod voor de verblijfplaats van [slachtoffer] , voor de duur van 5 jaar, met 1 week vervangende hechtenis per overtreding.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke straf, nu verdachte first offender is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van zijn vijf minderjarige kinderen aan het gezag van hun moeder, aangeefster, en het opzicht van SaVe. Hij heeft zijn kinderen, nadat zij als gezin naar Gaza zijn gereisd, daar tegen de wil van hun moeder gehouden. Hun jongste kind [minderjarige 5] was destijds nog geen jaar oud. In oktober 2023, ruim een jaar nadat aan verdachte was opgedragen de kinderen naar Nederland terug te brengen, is één van de kinderen vanwege gezondheidsredenen teruggekeerd naar Nederland. Voor het overige heeft verdachte op geen enkele wijze meegewerkt aan de terugkeer van de kinderen naar Nederland, ondanks meerdere aan hem opgelegde aanwijzingen van SaVe. Zelfs toen de situatie in Gaza escaleerde heeft verdachte hiertoe geen actie ondernomen. Vier van de vijf kinderen verblijven momenteel nog in Gaza, waar hun veiligheid niet is gegarandeerd. De rechtbank vindt het extra kwalijk dat verdachte ook in deze extreem onveilige situatie geen enkele inspanning heeft verricht om de kinderen naar Nederland over te brengen. Bij gebrek aan medewerking van verdachte is er geen enkel vooruitzicht dat de kinderen op korte termijn uit deze situatie worden gehaald. Verdachte heeft zijn kinderen in gevaar gebracht en heeft aangeefster belemmerd in haar recht om haar kinderen op te voeden en te verzorgen. Daarnaast heeft verdachte het fundamentele recht op eerbiediging van familieleven op grove wijze geschonden en het gezag van aangeefster en SaVe miskend. De mogelijke blootstelling aan oorlogsgeweld en moeilijke leefomstandigheden in combinatie met de scheiding van hun moeder levert bovendien een groot risico op voor de gezondheid en ontwikkeling van de kinderen.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster, zijn ex-vrouw. Hij heeft haar geslagen, geschopt en bij de keel gegrepen. Hiermee heeft hij een onacceptabele inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar pijn en fors letsel toegebracht.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het strafblad van verdachte van 9 april 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit weegt de rechtbank niet in zijn voor- dan wel nadeel.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het ten behoeve van verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 15 maart 2024. Ondanks dat de reclassering verdachte niet heeft kunnen spreken zien zij aanwijzingen van een pro-criminele houding, nu hij zich niet aan de schorsingsvoorwaarden van zijn voorlopige hechtenis heeft gehouden. Gezien de signalen vanuit het slachtoffer maakt de reclassering zich zorgen over de situatie van verdachte. Ze kunnen geen inschatting geven van het recidiverisico en het risico op letsel. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog, nu verdachte zich ook niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De reclassering kan niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn.
De rechtbank merkt nog op dat verdachte nadat zijn schorsing was opgeheven zich heeft onttrokken aan de voorlopige hechtenis door zonder kennisgeving naar Egypte te reizen. Dat dit was om zijn kinderen te kunnen helpen acht de rechtbank niet aannemelijk.
De straf
Gezien de ernst van de door verdachte gepleegde feiten kan niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft hierbij in strafverzwarende zin meegenomen dat verdachte meerdere jonge kinderen, waarvan er een ook nog ziek was, gedurende een lange tijd heeft onttrokken aan het gezag/opzicht. Ook neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de situatie nog steeds voortduurt en dat er geen enkel vooruitzicht is dat de onttrekking op korte termijn zal eindigen. Daarbij komt dat verdachte zijn ex-vrouw ernstig heeft mishandeld en dat zij fors letsel heeft opgelopen.
Gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en gelet op het feit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van poging zware mishandeling, zal de rechtbank een lagere straf opleggen de straf die de officier van justitie heeft geëist.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte is op 1 november 2023 in verzekering gesteld en de voorlopige hechtenis is op 15 december 2023 geschorst. De schorsing van de voorlopige hechtenis is op 13 februari 2024 weer opgeheven, maar verdachte heeft zich onttrokken aan de voorlopige hechtenis door naar het buitenland te reizen waardoor hij sindsdien niet meer in detentie heeft gezeten. De rechtbank berekent het aantal dagen dat verdachte daadwerkelijk in voorarrest heeft doorgebracht op 39 dagen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen in de vorm van een contactverbod met aangeefster. De rechtbank zal bevelen dat verdachte:
 zich onthoudt van direct en indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [1990] , met uitzondering van het contact dat noodzakelijk is voor de terugkeer van de kinderen naar Nederland.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 5 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.
Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] . Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een locatieverbod op te leggen voor het adres van aangeefster. De rechtbank acht dit locatieverbod echter niet uitvoerbaar, nu het adres van aangeefster niet bekend is. Daarnaast is de rechtbank van mening dat het opleggen van een contactverbod het risico op belastend gedrag voldoende kan ondervangen. De rechtbank zal daarom geen locatieverbod aan verdachte opleggen.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal in overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een Samsung telefoon.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 25.000,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering volledig dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte niet strafbaar heeft gehandeld. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de vordering te matigen tot een bedrag van € 500,-.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het onder feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen verklaarde rechtstreekse schade is toegebracht.
Ingevolge artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft door het bewezen verklaarde onder feit 1 lichamelijk letsel opgelopen. Ten aanzien van feit 2 brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval zo voor de hand liggen dat sprake is van een aantasting in de persoon. Het onder feit 2 bewezen verklaarde heeft ernstig inbreuk gemaakt op het recht van de benadeelde partij op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. De scheiding tussen de benadeelde partij en haar kinderen duurt nog steeds voort. Het ligt zo voor de hand dat een persoon in deze situatie daar psychische gevolgen van ondervindt, dat de rechtbank een aantasting in de persoon van de benadeelde partij aanneemt.
De benadeelde partij is al voor langere tijd gescheiden van haar kinderen, waaronder kinderen van zeer jonge leeftijd. Deze scheiding duurt voor vier van de vijf kinderen nog steeds voort. De benadeelde partij bevindt zich in een uitzichtloze situatie waarin zij al lange tijd niet haar rechten en plichten als moeder kan uitoefenen. De kinderen verblijven in een gebied waar momenteel oorlog heerst en zij niet veilig zijn. De benadeelde partij leeft elke dag met de angst dat haar kinderen komen te overlijden en verkeert in onzekerheid of zij haar kinderen ooit nog gaat zien. Daarnaast heeft de benadeelde partij ook nog fors letsel opgelopen doordat verdachte haar heeft mishandeld.
Gelet op de aard en de ernst van het feit en de gevolgen die dit voor de benadeelde partij heeft gehad, rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, is de rechtbank van oordeel dat volledige toewijzing van € 25.000,- aan immateriële schade billijk is. Dit bedrag komt voor vergoeding in aanmerking, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 25.000,- ,te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 160 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 279 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, berekend op 39 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
5 jaren;
- beveelt dat verdachte
 zich onthoudt van direct en indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [1990] , met uitzondering van het contact dat noodzakelijk is voor de terugkeer van de kinderen naar Nederland;
- beveelt dat voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan 7 dagen vervangende hechtenis wordt toegepast, tot een maximum van 6 maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK GSM (G3245602);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] volledig toe voor het bedrag van € 25.000,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 25.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 160 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te Nieuwegein, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht)
- in/tegen de rug, althans het lichaam, heeft geduwd (ten gevolge waar die [slachtoffer] ten val kwam),
- op/in het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen, geschopt en/of gekrabd,
- tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt en/of
- met een of beide handen bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met een of beide handen en/of met een hoofddoek de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of heeft dichtgeknepen gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te Nieuwegein, althans in Nederland, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht)
- in/tegen de rug, althans het lichaam, te duwen (ten gevolge waar die [slachtoffer] ten val kwam),
- op/in het gezicht, althans het hoofd, te slaan, te schoppen en/of te krabben,
- tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of
- met een of beide handen bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) met een of beide handen en/of met een hoofddoek de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden;
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 oktober 2022 tot en met 5 juni 2024 te Nieuwegein en/of andere plekken in Nederland, en/of te Gaza/Palestina, en/of Egypte en/of België, (en) althans buiten Nederland, meermalen, althans eenmaal
opzettelijk
een of meerdere minderjarigen,
- [minderjarige 1] , geboren op [2009] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [2011] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [2013] ,
- [minderjarige 4] , geboren op [2017] en/of
- [minderjarige 5] , geboren op [2021] ,
heeft onttrokken aan het wettig over hem/haar/hen gesteld gezag en/of aan
het opzicht van degene(n) die dit desbevoegd over hem/haar/hen uitoefende(n)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 november 2023 (PV toetsing), genummerd PL0900-2023336338, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 160, het proces-verbaal van 6 november 2023 (PV VGL), genummerd PL0900-2023336338, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 51, het proces-verbaal van 6 november 2023, het proces verbaal van 15 november 2023 (PV RDK), genummerd PL0900-2023336338, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 146, en het proces-verbaal van 1 februari 2024 (PV EIND), genummerd PL0900-2023336338, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 57. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 16 (PV toetsing).
3.Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van arts-assistent [A] , p. 36 (PV toetsing).
4.Pagina 38 (PV VGL).
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 november 2023 (PV toetsing), genummerd PL0900-2023336338, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 160, het proces-verbaal van 6 november 2023 (PV VGL), genummerd PL0900-2023336338, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 51, het proces-verbaal van 6 november 2023, het proces verbaal van 15 november 2023 (PV RDK), genummerd PL0900-2023336338, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 146, en het proces-verbaal van 1 februari 2024 (PV EIND), genummerd PL0900-2023336338, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 57. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Pagina 102 (PV toetsing).
7.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 103 (PV toetsing).
8.Pagina 100 (PV toetsing).
9.Pagina 101 (PV toetsing).
10.Een geschrift, te weten een beschikking over een ondertoezichtstelling van de rechtbank Midden-Nederland van 10 augustus 2022, pagina 106 (PV toetsing).
11.Een geschrift, te weten een beschikking over een ondertoezichtstelling van de rechtbank Midden-Nederland van 10 augustus 2022, pagina 108 (PV toetsing).
12.Een geschrift, te weten een schriftelijke aanwijzing van SaVe van 23 september 2022, pagina 26 (PV RDK).
13.Een geschrift, te weten een schriftelijke aanwijzing van SaVe van 23 september 2022, pagina 27 (PV RDK).
14.Een geschrift, te weten een schriftelijke aanwijzing van SaVe van 23 september 2022, pagina 28 (PV RDK).
15.Pagina 46 (PV RDK).
16.Pagina 48 (PV RDK).
17.Een geschrift, te weten een vertaald Whatsappgesprek, bijgevoegd bij het proces-verbaal genummerd PL0900-2022278827-13, pagina 87 (PV toetsing).
18.Pagina 40 (PV RDK).
19.Pagina 43 (PV RDK).