Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Quakernaat, en de korpschef van politie, vertegenwoordigd door mr. S. Maas en een andere gemachtigde. De zaak betreft een verzoek tot rectificatie van een registratie in het politiesysteem na een controle van het bedrijfspand van eiser op grond van de Opiumwet. Eiser verzocht om verwijdering van de registratie, die volgens hem onjuist was, omdat er geen relatie bestond tussen hem en de Opiumwet. De korpschef had eerder geweigerd om de registratie te rectificeren, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de registratie in het politiesysteem correct was, aangezien de politie aanvankelijk een overtreding van de Opiumwet vermoedde, wat de aanleiding voor de controle vormde. De rechtbank oordeelde dat de registratie niet onjuist was, omdat de politie geen onregelmatigheden had geconstateerd tijdens de controle. Eiser had weliswaar betoogd dat de controle onterecht was, maar de rechtbank stelde vast dat de registratie de feiten correct weergaf, inclusief het feit dat er geen overtredingen waren geconstateerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de korpschef niet verplicht was om de registratie aan te passen. Eiser kreeg geen gelijk en er werden geen proceskosten of griffierechten toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte registratie in het politiesysteem en de rechten van betrokkenen om rectificatie te verzoeken, maar ook de grenzen van die rechten wanneer de registratie feitelijk juist is. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.