ECLI:NL:RBMNE:2024:3826

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
UTR 23/3404
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatieverzoek in verband met registratie na controle op Opiumwet

Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Quakernaat, en de korpschef van politie, vertegenwoordigd door mr. S. Maas en een andere gemachtigde. De zaak betreft een verzoek tot rectificatie van een registratie in het politiesysteem na een controle van het bedrijfspand van eiser op grond van de Opiumwet. Eiser verzocht om verwijdering van de registratie, die volgens hem onjuist was, omdat er geen relatie bestond tussen hem en de Opiumwet. De korpschef had eerder geweigerd om de registratie te rectificeren, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de registratie in het politiesysteem correct was, aangezien de politie aanvankelijk een overtreding van de Opiumwet vermoedde, wat de aanleiding voor de controle vormde. De rechtbank oordeelde dat de registratie niet onjuist was, omdat de politie geen onregelmatigheden had geconstateerd tijdens de controle. Eiser had weliswaar betoogd dat de controle onterecht was, maar de rechtbank stelde vast dat de registratie de feiten correct weergaf, inclusief het feit dat er geen overtredingen waren geconstateerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de korpschef niet verplicht was om de registratie aan te passen. Eiser kreeg geen gelijk en er werden geen proceskosten of griffierechten toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte registratie in het politiesysteem en de rechten van betrokkenen om rectificatie te verzoeken, maar ook de grenzen van die rechten wanneer de registratie feitelijk juist is. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3404
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Quakernaat)
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Maas en [gemachtigde] ).

Zitting

In deze zaak heeft de rechtbank een mondelinge uitspraak gedaan, direct nadat de zaak is behandeld op de zitting van 19 juni 2024. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.
Bij de zitting waren de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de korpschef aanwezig. De rechtbank heeft hen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering van de beslissing

1. Deze zaak gaat over een registratie in het politiesysteem over een controle van eisers bedrijfspand. Eiser wil dat die registratie verwijderd wordt. De korpschef heeft dat geweigerd met het besluit van 15 juni 2023 en heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard met het besluit van 22 juni 2023. Eiser heeft beroep ingesteld en de korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
2. In de registratie in het politiesysteem staat het volgende:
  • De politie heeft het bedrijfspand van eiser op 24 januari 2023 gecontroleerd op grond van de Opiumwet;
  • De aanleiding voor de controle was dat er buiten een elektriciteitssnoer liep en dat er een paar tegels waren weggehaald voor dat snoer;
  • Eenmaal binnen waren er geen onregelmatigheden en werd duidelijk dat het snoer liep naar de verlichting van de boompjes die buiten in potten stonden;
  • De politie heeft eiser later een fruitmand gestuurd, omdat de controle eiser erg had aangegrepen.
3. Als iets onjuist in het politiesysteem staat, dan heeft degene over wie het gaat het recht dat dit gerectificeerd wordt. Dit staat in artikel 28 van de Wet politiegegevens.
4. Eiser vindt dat de registratie onjuist is, omdat het duidelijk is dat er geen enkele relatie is tussen eiser en zijn bedrijfspand enerzijds en de Opiumwet anderzijds. De korpschef erkent dat zelf ook, want in het besluit staat expliciet dat er bij de controle geen onregelmatigheden zijn geconstateerd. Volgens eiser was het voor iedereen duidelijk dat het snoer naar de sfeerverlichting liep en nooit een verdenking op grond van de Opiumwet kon opleveren. De controle was dan ook overtrokken. Het besluit om niet te rectificeren is onzorgvuldig tot stand gekomen en niet goed gemotiveerd.
5. Eiser krijgt geen gelijk. Er staat namelijk geen fout in de registratie. Het klopt immers dat de politie in eerste instantie dacht er een overtreding van de Opiumwet zou kunnen spelen. En daarmee klopt ook de omschrijving van de aanleiding voor de controle in de registratie. Eiser vindt in feite dat de controle nooit heeft mogen plaatsvinden, maar het is nu eenmaal zo dat die controle er is geweest. En daar hoort de beschrijving in het registratiesysteem bij. Of de politie wel of niet een goede reden had om het pand van eiser te controleren, is in deze procedure verder niet relevant. En als iemand die registratie later ziet, zal ook duidelijk worden dat het om een vergissing ging, want er staat meteen bij dat er niets onregelmatigs is gevonden en dat eiser een fruitmand kreeg voor de schrik.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de korpschef de registratie in het politiesysteem niet hoeft te rectificeren. De korpschef hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.