ECLI:NL:RBMNE:2024:3825

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
10553601 MC EXPL 23-3326
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over contractueel retentierecht in een consumentenovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is er een geschil ontstaan tussen een consument, aangeduid als [eiser], en een onderneming, aangeduid als [gedaagde] B.V., over de toepassing van een retentierecht. De procedure is gestart naar aanleiding van een (aanneem)overeenkomst waarbij [gedaagde] reparatiewerkzaamheden heeft uitgevoerd aan de boot van [eiser]. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] zich terecht beroept op een retentierecht ten aanzien van de boot, gebaseerd op artikel 17.5 van de toepasselijke Algemene aannemings- leverings- en betalingsvoorwaarden van de Nederlandse Jachtbouw Industrie.

De kantonrechter heeft in deze tussenvonnis aangegeven dat er onderzoek moet worden gedaan naar de eerlijkheid van de algemene voorwaarden, vooral in het licht van de consumentenbescherming. [eiser] heeft aangevoerd dat de bepaling onredelijk bezwarend is en heeft de vernietiging ervan ingeroepen, verwijzend naar artikel 6:236 sub c van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat een beding dat de gebruiker een verdergaande bevoegdheid tot opschorting verleent dan hem volgens de wet toekomt, als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangegeven dat zij nog op het betoog van [eiser] wil reageren. De kantonrechter heeft besloten om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen om een akte in te dienen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor deze akte, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. De uitspraak van de kantonrechter is gedaan op 5 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10553601 \ MC EXPL 23-3326
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.R.R. Dewindt, advocaat te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] B.V.,
tevens handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.L. Dingemans, advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 18 oktober 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van [gedaagde] met de producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] met productie 22 (hernummerd);
  • de akte overlegging nadere producties van [eiser] met de producties 23 tot en met 25 (hernummerd);
  • de akte vermeerdering van eis tevens akte overlegging nadere producties van [gedaagde] met de producties 20 tot en met 22;
  • de akte overlegging producties van [eiser] met productie 26 (hernummerd);
  • de akte overlegging producties van [gedaagde] met de producties 23 en 24;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 12 april 2024.
  • de spreekaantekeningen van mr. Dewindt.
  • de spreekaantekeningen van mr. Dingemans.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Overwegingen

2.1.
Alvorens uitgebreid in te gaan op het geschil tussen partijen, zal de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid stellen zich nog uit te laten over een bepaalde kwestie. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
2.2.
Partijen hebben een (aanneem)overeenkomst gesloten in het kader waarvan [gedaagde] reparatiewerkzaamheden heeft uitgevoerd aan de boot van [eiser] . De grootste discussie tussen partijen ziet op (het antwoord op) de vraag of [gedaagde] zich terecht en op goede gronden beroept op een retentierecht ten aanzien van de boot. [gedaagde] beroept zich (onder andere) op artikel 17.5 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde Algemene aannemings- leverings- en betalingsvoorwaarden van de Nederlandse Jachtbouw Industrie (hierna: de algemene voorwaarden). Artikel 17.5 van de algemene voorwaarden luidt:

Artikel 17: Zekerheden
(…)
17.5
Opdrachtnemer heeft op alle zaken die hij uit welke hoofde ook onder zich heeft of zal krijgen en voor alle vorderingen die hij op opdrachtgever heeft of mocht krijgen ten opzichte van een ieder die daarvan afgifte verlangt een pandrecht en een retentierecht.
(…)
2.3.
Volgens vaste rechtspraak is de kantonrechter gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten. Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een in de algemene voorwaarden gemaakte contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd.
2.4.
[eiser] – ten aanzien waarvan niet in geschil is dat hij als consument moet worden aangemerkt – meent dat de bepaling onredelijk bezwarend is en heeft tijdens de mondelinge behandeling de vernietiging ervan ingeroepen. Volgens [eiser] verleent de bepaling [gedaagde] een verdergaande bevoegdheid tot retentie dan haar volgens de wet toekomt en valt het beding onder artikel 6:236 sub c BW (de ‘zwarte lijst’). Artikel 6:236 onder c BW luidt:

Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding
(…)
c. dat (…) de gebruiker een verdergaande bevoegdheid tot opschorting verleent dan hem volgens de wet toekomt;
(…)
2.5.
[eiser] stelt dat er gelet op de ratio van het Dexia-arrest (Hof van Justitie EU
27 januari 2021, gevoegde zaken C-229/19 en C-289/19, ECLI:EU:C:2021:68) geen plaats meer is voor een beroep op het wettelijk retentierecht (artikel 3:290 en verder Burgerlijk Wetboek).
2.6.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij nog op het betoog van [eiser] wil reageren. [gedaagde] zal daartoe, in het kader van hoor en wederhoor, in de gelegenheid worden gesteld. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van [gedaagde] als hiervoor omschreven.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 3 juli 2024 te 11.00 uurvoor een akte aan de zijde van [gedaagde] ;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op
5 juni 2024.
13702