In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht. Eiser had op 18 november 2022 een verzoek om informatie ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo). Verweerder, het college van Gedeputeerde Staten, heeft echter niet tijdig beslist op dit verzoek, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiser op 21 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 17 april 2023 alsnog een besluit heeft genomen, waardoor het procesbelang van het beroep is komen te vervallen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een bestuursorgaan verplicht is om binnen een bepaalde termijn te beslissen op verzoeken. In dit geval had verweerder de beslistermijn verdaagd, maar de rechtbank concludeert dat de termijn is overschreden. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld, maar omdat verweerder uiteindelijk een besluit heeft genomen, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft wel bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.