ECLI:NL:RBMNE:2024:381

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
16-337014-23; 16-328622-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 december 2023 in Utrecht een gewapende overval heeft gepleegd op een winkel. De verdachte, een 61-jarige man, heeft de winkelmedewerkster bedreigd met een mes en haar gedwongen om de kassa te openen. Hij heeft een geldbedrag gestolen en de medewerkster onder bedreiging meegenomen naar het magazijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en recidive. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding heeft gevorderd, gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen uitgesproken en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf gedeeltelijk gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/337014-23; 16/328622-23 (gev. ttz); 96-175669-21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G. Alagahgi en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht, en de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat verdachte:
16/337014-23feit 1
op 18 december 2023 te Utrecht een geldbedrag van [bedrijf] heeft gestolen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] door onder meer een mes te tonen;
feit 2op 18 december 2023 te Utrecht [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd door onder meer haar met een mes te dwingen een magazijn in te gaan;
16/328622-23op 11 december 2023 te Utrecht koffie heeft gestolen bij de Albert Heijn.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/337014-23
Verdachte heeft de onder dit parketnummer ten laste gelegde feiten, voor zover hieronder bewezen is verklaard, bekend. De raadsman heeft daarvoor ook geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen: [1]
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 12 tot en met 15).
16/328622-23
Verdachte heeft ook het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit, voor zover hieronder bewezen is verklaard, bekend. De raadsman heeft daarvoor wederom geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen: [2]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Albert Heijn (pagina 5).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/337014-23
feit 1
op 18 december 2023 te Utrecht een geldbedrag dat geheel aan [bedrijf] (gelegen aan de [locatie] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- naar de [bedrijf] te gaan en deze binnen te stappen en
- die [slachtoffer] een mes dreigend voor te houden en te tonen en in de richting van die [slachtoffer] te houden en onder dreiging van voornoemd mes
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij naar de kassa moest lopen en de kassa moest
openmaken en dat zij op de grond moest zitten en dat zij niet naar hem, verdachte, mocht kijken en dat zij mee moest lopen naar het magazijn en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij hem, verdachte, bij de politie moest omschrijven als een jonge licht getinte man en dat hij, verdachte, anders deze [slachtoffer] zou komen opzoeken en haar toch wel wist te vinden;
feit 2
op 18 december 2023 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] een mes voor te houden en te tonen en in de richting van die [slachtoffer] te houden en
- onder dreiging van voornoemd mes deze [slachtoffer] te dwingen naar het magazijn te gaan;
16/328622-23
op 11 december 2023 te Utrecht meer koffiepakken en een koffiepot die geheel aan winkelbedrijf Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/337014-23
feit 1diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 2opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
16/328622-23
diefstal

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, een gevangenisstraf van ten hoogste 24 maanden op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel. Verdachte heeft een (zelfgemaakte) bivakmuts over zijn gezicht getrokken en is de winkel [bedrijf] binnengelopen. In die winkel heeft verdachte de winkelmedewerkster (verder: het slachtoffer) opgedragen om de kassa te openen, terwijl hij haar een mes van 15 tot 20 centimeter toonde. Vervolgens gebood verdachte het slachtoffer om van hem afgedraaid op de grond te gaan zitten terwijl hij de kassa leeggraaide. Hierna dwong verdachte het slachtoffer om mee te komen naar het magazijn waar hij haar op een halve meter afstand om meer geld heeft gevraagd, wederom dreigend met het mes, gebood hij haar om hem bij de politie niet als hemzelf te omschrijven, maar als een jonge licht getinte man. Als zij dat niet deed, zou hij haar komen opzoeken. Toen het slachtoffer toezegde dit te zullen doen, verliet hij de winkel met het geld.
Door zo te handelen heeft verdachte het slachtoffer angst aangejaagd en blijk gegeven de eigendomsrechten van de winkel niet te respecteren. Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Uit de mondelinge toelichting van het slachtoffer op de terechtzitting blijkt dat het feit veel impact heeft gehad en dat zij nog steeds kampt met angstgevoelens. Ook worden hierdoor in zijn algemeenheid gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving vergroot. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich een week eerder schuldig gemaakt aan de diefstal van koffie ter waarde van bijna € 150,00 bij de Albert Heijn. Daarmee heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de Albert Heijn. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 januari 2024. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren vaker is veroordeeld voor diefstallen al dan niet met geweld. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Verdachte is een man van 61 jaar oud, met een bewogen geschiedenis en bekend met verslavingsproblematiek. Hij heeft verschillende keren (reclasserings)toezicht gehad. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het een wanhoopsdaad was: een schreeuw om hulp. Hij wilde graag opgepakt worden, zodat hij weer een dak boven zijn hoofd zou hebben. Verdachte beseft dat hij zijn probleem niet het probleem van het slachtoffer had mogen maken. Verdachte komt bij de rechtbank over als iemand die eerlijk is over zowel zijn daden als zijn tekortkomingen. Verdachte wil geen strafbare feiten meer plegen, maar sluit niet uit dat hij weer in de fout zal gaan en staat desondanks niet open voor begeleiding door de reclassering.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor de overval van een winkel met bedreiging uit van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar. Een strafverzwarende omstandigheid is recidive, waar in het geval van verdacht sprake van is. Daarnaast neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte een bivakmuts droeg, onder invloed was van drugs en het slachtoffer onder dreiging van het mes– nadat hij al geld uit de kassa had gepakt – nog mee naar achteren heeft genomen. Dit heeft de overval extra angstaanjagend gemaakt voor het slachtoffer. Daar staat tegenover dat de rechtbank ook oog heeft voor de persoon van verdachte, zoals hiervoor is beschreven.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde diefstal met geweld in eendaadse samenloop is begaan met de wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat hier sprake is van één feitencomplex waarbinnen alle handelingen hebben plaatsgevonden en verdachte daarvan in de kern één verwijt wordt gemaakt. De rechtbank houdt hier rekening mee bij de strafoplegging.
De oriëntatiepunten gaan daarnaast voor een winkeldiefstal met veelvuldige recidive uit van een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
Alles samengenomen komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren:
- Ondergoed (PL0900-2023385850-3268866);
- Mes (PL0900-2023385850-3268876);
- Schroevendraaier (PL0900-2023385850-3268898);
- Handschoenen (PL0900-2023385850-3268911).
Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder parketnummer 16/337014-23 bewezen verklaard feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de redelijkerwijs rechthebbende (de rechtbank verstaat hieronder: verdachte) van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- Horloge (PL0900-2023385850-3268887);
- Tas (PL0900-2023385850-3268903).
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten 370 euro (PL0900-2023385850-G3268884), aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt (de rechtbank verstaat hieronder: de winkel [bedrijf] ).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder parketnummer 16/337014-23 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering geheel toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de vordering tot een bedrag van € 1.850,00 toe te wijzen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door de bewezen verklaarde feiten ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is sprake indien de benadeelde partij aantoonbaar geestelijk letsel heeft opgelopen, of indien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit meebrengen dat psychische schade zo voor de hand ligt, dat recht bestaat op een vergoeding voor immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van het tweede geval, nu verdachte een zeer angstaanjagende situatie heeft veroorzaakt door benadeelde onder invloed van drugs met een bivakmuts op en een flink mes in de hand te bejegenen en haar onder dreiging hiervan mee naar het magazijn te nemen. Verdachte zou benadeelde komen opzoeken als zij niet zou doen wat hij haar beval. Zoals blijkt uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij heeft zij hier tot op heden last van. Ze slaapt slecht, is angstig op haar werk en ervaart veel stress. Ter terechtzitting voegde benadeelde hier nog mondeling aan toe dat zij ’s avonds niet alleen in de winkel durft te staan en dat zij angstig is voor mensen met messen.
Het handelen van verdachte vormde een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Nu sprake is van een situatie waarbij de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit op zichzelf al meebrengen dat psychische schade zo voor de hand ligt, heeft [slachtoffer] volgens de rechtbank recht op een vergoeding voor immateriële schade.
De rechtbank stelt de immateriële schadevergoeding van [slachtoffer] , gelet op alle omstandigheden van het geval, naar billijkheid vast op een bedrag van € 2.000,00. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de toewijzing van schadevergoedingen in soortgelijke zaken. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 15 september 2022 (parketnummer 96-175669-21) is verdachte een taakstraf voor de duur van 50 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk opgelegd. Aan deze voorwaardelijke straf was een proeftijd van 2 jaren verbonden. Uit de bewezenverklaring volgt dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal de rechtbank deze straf – zij het gedeeltelijk - alsnog tenuitvoerleggen. De rechtbank bepaalt dat de taakstraf van 50 uur wél en de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daaraan ligt ten grondslag dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een feit dat strafbaar is gesteld in de Wegenverkeerswet en dat zij een ontzegging van de rijbevoegdheid derhalve niet op zijn plaats acht.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 55, 57, 282, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • Ondergoed (PL0900-2023385850-3268866);
  • Mes (PL0900-2023385850-3268876);
  • Schroevendraaier (PL0900-2023385850-3268898);
  • Handschoenen (PL0900-2023385850-3268911);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende (de rechtbank verstaat hieronder: verdachte) van de volgende voorwerpen:
  • Horloge (PL0900-2023385850-3268887);
  • Tas (PL0900-2023385850-3268903);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende (de rechtbank verstaat hieronder: de winkel [bedrijf] ) van het volgende voorwerp:
370 euro (PL0900-2023385850-G3268884);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.000,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-175669-21
- wijst de vordering gedeeltelijk toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht bij vonnis van 15 september 2022 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten: de taakstraf van 50 uren;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. O. Böhmer en mr. S.I. Eijfferts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.Y. van Almelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-337014-231
hij op of omstreeks 18 december 2023 te Utrecht
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf]
(gelegen aan de [locatie] ), in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- naar de [bedrijf] te gaan en/of deze binnen te stappen en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, dreigend voor te
houden en/of te tonen en/of in de richting van die [slachtoffer] te houden en/of
onder dreiging van voornoemd mes/voorwerp
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij naar de kassa moest lopen en/of de kassa moest
openmaken en/of dat zij op de grond moest zitten en/of dat zij niet naar hem,
verdachte, mocht kijken en/of dat zij mee moest lopen naar achteren/het magazijn
en/of
- nadat die [slachtoffer] en hij, verdachte, aanwezig waren in het magazijn de deur van
het magazijn op slot te doen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij hem, verdachte, bij de politie moest omschrijven
als een jonge licht getinte man en dat hij, verdachte, anders deze [slachtoffer] zou
komen opzoeken en haar toch wel wist te vinden;
2
hij op of omstreeks 18 december 2023 te Utrecht
opzettelijk
[slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voor te houden
en/of te tonen en/of in de richting van die [slachtoffer] te houden en/of
- onder dreiging van voornoemd mes/voorwerp deze [slachtoffer] te dwingen naar het
magazijn te gaan en/of
- nadat die [slachtoffer] en hij, verdachte, aanwezig waren in het magazijn de deur van
het magazijn op slot te doen;
16-328622-23hij op of omstreeks 11 december 2023 te Utrecht
één of meer koffiepakken en/of koffiepotten, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 december 2023, 20232021.0809.20967, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 75. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 december 2023, 2023378052, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 29. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.