ECLI:NL:RBMNE:2024:3802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
UTR 24/3460
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 31 mei 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op haar bezwaar. Eiseres had op 12 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen een eerdere beslissing van verweerder van 15 september 2023. De rechtbank stelt vast dat verweerder te laat heeft beslist en dat eiseres een ingebrekestelling heeft gestuurd op 10 april 2024, waarop verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen.

De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 218,75, en het griffierecht van € 51,- terugbetalen. De rechtbank benadrukt dat de zaak van zeer licht gewicht is en dat het belang van eiseres beperkt is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. S. Klomp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar tegen de beslissing van verweerder van 15 september 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van eiseres van 12 oktober 2023. Dat geeft verweerder ook toe in zijn verweerschrift van 22 mei 2024. De rechtbank stelt vast dat verweerder de ingebrekestelling op 10 april 2024 heeft ontvangen en sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat zij tot op heden niet in staat zijn om een beslissing af te geven, omdat een tekort aan artsen leidt tot een flinke vertraging in de afhandeling van alle bezwaren. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien deze omstandigheid, de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8
.Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 4 september 2023 [1] . Toegekend wordt € 218,75.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
A.F. Klomp, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.