ECLI:NL:RBMNE:2024:38

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
16/158959-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gewapende overvallen in winkelcentrum Lunetten te Utrecht

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van twee pogingen tot gewapende overvallen in winkelcentrum Lunetten te Utrecht op 28 juni 2023. De verdachte werd veroordeeld voor het dreigen met geweld en het eisen van geld van kassamedewerkers van twee verschillende winkels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedreven door een drugsverslaving, zich op dezelfde dag twee keer schuldig heeft gemaakt aan deze pogingen. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst op 19 december 2023, zodat hij kon worden opgenomen in een kliniek voor behandeling van zijn problematiek. De rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf met een groot voorwaardelijk deel en een lange proeftijd, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden, passend was. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 363 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een opname in een zorginstelling. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de slachtoffers van de overvallen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/158959-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP op het adres [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 oktober 2023, 19 december 2023 en 9 januari 2024. De inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden op 19 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. van Koesveld, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen benadeelde partij [slachtoffer 1] en van hetgeen mr. M. Veldman, advocaat te Utrecht, namens benadeelde partij [slachtoffer 2] , naar voren hebben gebracht.
Met instemming van partijen is het onderzoek (enkelvoudig) gesloten ter zitting van 9 januari 2024. Vervolgens is direct uitspraak gedaan.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 19 december 2023 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 28 juni 2023 in Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] af te persen door [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag dat aan [winkel 1] toebehoorde;
feit 1 subsidiair:
op of omstreeks 28 juni 2023 te Utrecht heeft geprobeerd om een geldbedrag dat aan [winkel 1] toebehoorde weg te nemen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ;
feit 2 primair:
op 28 juni 2023 in Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te persen door
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag dat aan [winkel 2] toebehoorde;
feit 2 subsidiair:
op of omstreeks 28 juni 2023 te Utrecht heeft geprobeerd om een geldbedrag dat aan [winkel 2] toebehoorde weg te nemen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
feit 1 primair:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 1 primair ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekkende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 december 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] . [3]
feit 2 primair:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 2 primair ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 januari 2023;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] ;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] . [5]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair:
op 28 juni 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld dat aan [winkel 1] toebehoorde, door
  • zich naar de [winkel 1] (filiaal [adres] ) te begeven en
  • aldaar een mes uit een tas heeft getrokken,
  • met de punt van dit mes in de richting van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gewezen,
  • tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Hier met je geld" en
  • tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Geef je geld, doe je la open",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair:
op 28 juni 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld dat aan [winkel 2] toebehoorde, door
  • zich naar de [winkel 2] (filiaal [adres] ) te begeven en
  • met een mes in zijn hand vóór de kassa heeft gestaan waarachter die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden,
  • met de punt van dit mes in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gewezen en
  • tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd: "maak de kassa open, ik wil geld" en "het is een winkel, jullie hebben toch geld, maak maar open" en "geef dan de kassa of iets anders",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair en feit 2 primair:
telkens: poging tot afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, een drugs- en alcoholverbod en een locatieverbod voor winkelcentrum [winkelcentrum] . De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte een enorme vergissing heeft begaan door de bij hem spelende onderliggende problematiek. Het was een opwelling, ingegeven door zijn zucht naar drugs. Uit niets blijkt dat verdachte tevoren ook goed over zijn daad heeft nagedacht. Verdachte heeft hulp nodig. Dat heeft hij zelf ook ter terechtzitting aangegeven. Verdachte kan op 21 december 2023 worden opgenomen in een kliniek en geholpen worden. Er zou een vergissing worden begaan als dat geen doorgang kan vinden. Het is immers niet zeker dat er over een half jaar nog plaats voor verdachte is. Een van de doelen van het strafrecht is het voorkomen van recidive. Het voorstel van de verdediging is dan ook om bij de op te leggen straf rekening te houden met het feit dat verdachte op korte termijn kan worden opgenomen en kan worden behandeld. Eventueel kan verdachte voor de uitspraak al geschorst worden uit voorlopige hechtenis en onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgenomen. De strafeis van de officier van justitie is volgens de verdediging dan ook te hoog. Dit is voor de slachtoffers wellicht moeilijk om te horen, maar er is hier geen sprake van een doorgewinterde crimineel en ook de slachtoffers hebben ter zitting aangegeven dat zij vinden dat verdachte hulp nodig heeft. Er is geen bezwaar tegen het gevorderde locatieverbod voor het winkelcentrum.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op dezelfde dag twee keer schuldig gemaakt aan een poging tot het plegen van een gewapende overval in winkelcentrum [winkelcentrum] te Utrecht. Verdachte werd daarbij gedreven door een zucht naar drugs, waarvoor hij geld nodig had. Verdachte is aan het begin van de middag met een bedekt gezicht een filiaal van [winkel 1] binnengegaan en heeft onder bedreiging met een mes geld van kassamedewerkers geëist. Door het koelbloedige optreden van een medewerker, die de verdachte meerdere malen duidelijk te verstaan heeft gegeven dat hij geen geld mee zou krijgen, is verdachte vervolgens onverrichterzake naar huis teruggekeerd. Omdat de drang om drugs te gebruiken bleef aanhouden is verdachte enkele uren later naar het winkelcentrum teruggekeerd en heeft vervolgens op dezelfde wijze geprobeerd een filiaal van [winkel 2] te overvallen. Nadat de medewerkers van [winkel 2] aan verdachte hadden getoond dat zij geen geld in hun kassalades hadden, is verdachte wederom huiswaarts gekeerd. Even later is verdachte zelfs voor een derde keer op pad gegaan om dezelfde [winkel 1] te overvallen, maar onderweg daarnaartoe is hij aangehouden.
De voornoemde gebeurtenissen moeten voor de slachtoffers zeer beangstigend zijn geweest. Ondanks dat het telkens bij een poging is gebleven, zijn dergelijke feiten doorgaans traumatisch voor slachtoffers en veroorzaken zij veel angst en gevoelens van onveiligheid, niet alleen voor de slachtoffers maar ook voor omstanders en de maatschappij in het algemeen. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt ook dat de overval grote indruk heeft gemaakt op de slachtoffers.
Verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin om daarmee zijn zucht naar drugs te bevredigen. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 29 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder in 2016 voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee;
  • het reclasseringsadvies van 3 oktober 2023 van GGZ Reclassering Limburg opgemaakt door mevrouw J. Step, reclasseringswerker;
  • het aanvullende reclasseringsadvies van 18 december 2023 van GGZ Reclassering Limburg opgemaakt door de heer B.E.M. Rovers, reclasseringswerker;
  • de e-mail van Fivoor van 19 december 2023 met daarin het bericht dat verdachte met ingang van 21 december 2023, 11:00 uur ter behandeling kan worden opgenomen bij [verblijfplaats] .
Uit het reclasseringsadvies van 18 december 2023 blijkt dat volgens de rapportage van Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) een forensisch klinische plaatsing van verdachte op basis van de verslavingspathologie en psychiatrische problematiek geïndiceerd is.
Verdachte voldoet op dit moment, diagnostisch gezien, aan de criteria van een waanstoornis en een ernstig stoornis in cocaïnegebruik, die in vroege remissie is. Voorts worden er emotieregulatieproblemen gezien en lijken sociaal cognitieve denkfouten onderhoudend te zijn aan de huidige problematiek. Tevens worden er aanwijzingen gezien voor persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte heeft een marginaal netwerk dat bestaat uit zijn 85-jarige moeder en bekende dealers. Er zijn anders dan het hulpverleningssysteem (met de zorgmachtiging en bewindvoering), geen beschermde factoren voor verdachte. Er is bij verdachte geen sprake van een pro criminele houding. Verdachte handelt impulsief vanuit een verslavingsachtergrond en er is sprake van cognitieve beschadigingen door middelengebruik. De behandeling van verdachte dient zich te richten op het voorkomen van delictrecidive door het behandelen van de psychotische problematiek en middels terugvalpreventie. Bij het behandelen van de psychotische problematiek kan gedacht worden aan CGT bij Psychose en het verbeteren van de sociale- en emotieregulatievaardigheden. Binnen de behandeling is het tevens van belang dat de verslavingsproblematiek behandeld wordt en dat betrokkene meer inzicht krijgt in de consequenties van zijn middelengebruik.
De reclassering adviseert op basis van het voorgaande om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een drugs- en alcoholverbod. Een locatieverbod voor winkelcentrum [winkelcentrum] kan worden overwogen. Gelet op de recidive, de ernst van onderhavige delicten en de ernst van de problematiek adviseert de reclassering tevens een proeftijd voor de duur van 3 jaar en ook om de bijzondere voorwaarden dadelijke uitvoerbaar te verklaren.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke gelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een opzichzelfstaande overval op een winkel is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. In het onderhavige geval heeft de verdachte zich aan twee pogingen tot het plegen van een winkeloverval schuldig gemaakt. De rechtbank weegt in positieve zin mee dat verdachte direct openheid van zaken heeft gegeven en zowel schriftelijk als ter terechtzitting zijn spijt jegens de slachtoffers heeft betuigd.
De rechtbank ziet in dit geval - gelet op de persoon van de verdachte - aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS. Naar oordeel van de rechtbank is het van groot belang dat verdachte behandeld wordt voor de bij hem spelende problematiek, waaronder zijn drugsverslaving, die, zo volgt uit het reclasseringsrapport, de drijvende kracht achter zijn daden is geweest. Door het aanpakken van die problematiek kan recidive in de toekomst worden voorkomen. Om die reden heeft de rechtbank reeds bij bevel van 19 december 2023 de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst met ingang van 21 december 2023 te 11:00 uur, althans vanaf het moment dat verdachte in de [verblijfplaats] in [vestigingsplaats] is aangekomen, zodat zijn behandeling kon beginnen. Het is belangrijk dat verdachte deze forensisch klinische behandeling in de [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] voortzet. Daarom acht de rechtbank in dit geval een gevangenisstraf met een groot voorwaardelijk deel en een lange proeftijd met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden op zijn plaats. Het grote voorwaardelijke deel en de lange proeftijd dienen als stok achter de deur om te bewerkstelligen dat verdachte gemotiveerd blijft om de ingezette behandeling van de bij hem spelende problematiek, die naar verwachting een langere tijd zal gaan duren, tot een goed einde te brengen.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 540 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 363 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Verdachte hoeft op dit moment dus niet terug de gevangenis in. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zullen algemene en bijzondere voorwaarden worden verbonden. De rechtbank legt onder andere de volgende voorwaarden op: een meldplicht bij reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod en een locatieverbod voor winkelcentrum [winkelcentrum] .
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden en toezicht
De rechtbank zal bevelen dat de algemene en bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Op basis van hetgeen in de reclasseringsrapportages is geschreven over het recidiverisico, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.BESLAG

Onder verdachte is het volgende goed in beslag genomen:
- een zilverkleurig vleesmes van het merk Le Chef.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van het vleesmes gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het vleesmes verbeurd dient te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het vleesmes verbeurd moet worden verklaard. Het vleesmes is gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten, een en ander als bedoeld in de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.

10.BENADEELDE PARTIJ

Benadeelde partij [slachtoffer 2]
(hierna: [slachtoffer 2] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.385,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- aan materiële schade en
€ 3.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit 2.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
(hierna: [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 19,47 materiële schade en € 980,53 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit 2.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] integraal toe te wijzen vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de immateriële vordering tot schadevergoeding van € 3.000,- van benadeelde partij [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat deze aan de hoge kant is als gekeken wordt naar vergelijkbare zaken. De raadsvrouw verzoekt daarom de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen. De gevorderde materiële schade van
€ 385,- is onvoldoende onderbouwd en dient daarom te worden afgewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft wat betreft de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] aangevoerd dat de gevorderde de immateriële schade van € 980,53 aan de hoge kant is als gekeken wordt naar vergelijkbare zaken. Daarom dient deze gematigd te worden. Het bedrag van € 19,47 aan materiële schadevergoeding dat betrekking heeft op de kosten van de slaapmiddelen komt volgens de raadsvrouw voor vergoeding in aanmerking en kan worden toegewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Het door [slachtoffer 2] gevorderde bedrag van € 385,- aan materiële schade, bestaande uit het eigen risico van de zorgverzekering, zal door de rechtbank worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat deze schade in een direct oorzakelijk verband staat met het schadeveroorzakende feit zoals dat door verdachte is gepleegd en ook dat de schade voldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 2] maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van immateriële schade ter grootte van € 3.000,- op grond van artikel 6:106 lid 1 en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake bij geestelijk letsel. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete (medische) gegevens moeten onderbouwen. In een voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Naar oordeel van de rechtbank volgt uit de aard en de ernst van de normschending, een gewapende overval op een winkel, reeds dat een aantasting in de persoon in de vorm van psychische schade in dit geval kan worden aangenomen. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] het bestaan van deze schade voldoende onderbouwd door de namens haar ter terechtzitting voorgedragen verklaring, waaruit blijkt wat voor impact de daad van de verdachte op haar psychische welbevinden heeft gehad. Ook heeft [slachtoffer 2] een verwijzingsbrief van haar huisarts naar een psycholoog overgelegd, vanwege door haar als gevolg van de overval ervaren angstklachten. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid vaststellen op € 1.000.-. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van de normschending, zoals ook omschreven in de strafmotivering, de nadelige gevolgen die de benadeelde partij blijkens haar voorgedragen slachtofferverklaring al heeft ondervonden, en de schadevergoedingen die door rechters in soortgelijke gevallen worden toegekend. Met name gelet op bedragen die doorgaans worden toegewezen, wijst de rechtbank niet het volledig gevorderde bedrag toe.
De rechtbank begroot de totale schade van [slachtoffer 2] derhalve op € 1.385,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor het meerdere af. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.385,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 23 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Het gevorderde bedrag van € 19,47 aan materiële schade bestaande uit de kosten van slaapmedicatie zal door de rechtbank worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat deze schade in een direct oorzakelijk verband staat met het schadeveroorzakende feit zoals dat door verdachte is gepleegd en ook dat dit voldoende met bewijsstukken is onderbouwd.
[slachtoffer 1] maakt tevens aanspraak op vergoeding van immateriële schade ter grootte van
€ 980,53. Gelet op wat de rechtbank hiervoor over immateriële schade heeft overwogen is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer 1] sprake is van psychische schade te weten slapeloze nachten en angstgevoelens als gevolg van het door verdachte begane feit, hetgeen hij voldoende heeft onderbouwd met de tijdens de terechtzitting namens hem voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Gelet op de aard en ernst van de normschending, de aard en ernst van het letsel en de aard, omvang en duur van de gevolgen, schat de rechtbank de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar billijkheid op € 750,-.
De rechtbank begroot de totale schade van [slachtoffer 1] derhalve op € 769,47 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor het meerdere af. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 769,47, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (177 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf
  • stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat de verdachte:
  • zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij Reclassering Inforsa Utrecht, telefoonnummer 088-161 7480.
  • Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich forensisch klinisch laat behandelen en zich hiervoor laat opnemen op de [verblijfplaats] (adres: [adres] , [vestigingsplaats] ) of een soortgelijke instelling. De opname vindt plaats gedurende de proeftijd. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante (forensische) zorg, begeleid- / beschermd wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich (na de klinische behandeling) laat behandelen door een (forensische) instelling voor ambulante verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener c.q. instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener heeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Indien zich ná forensisch klinische behandeling een terugval in middelengebruik voordoet of wanneer er ernstige zorgen zijn over het psychiatrische toestandsbeeld en een grote kans op risicovolle situaties ontstaat, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • na de forensisch klinische behandeling, indien de reclassering dit nodig acht, verblijft in een instelling voor begeleid- / beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de forensisch klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • geen drugs gebruikt, zolang en indien de reclassering dit nodig acht, en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • geen alcohol gebruikt, zolang en indien de reclassering dit nodig acht, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • zich gedurende de proeftijd op geen enkel moment mag bevinden in het winkelcentrum [winkelcentrum] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht. De politie wordt belast met de controle op de naleving van dit locatieverbod;
- waarbij de reclassering de opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijk uitvoerbaar
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart verbeurd:
 zilverkleurig vleesmes van het merk Le Chef (PL0900-2023194420-3185234);
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.385,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor het meerdere af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.385,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 769,47;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor het meerdere af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 769,47 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Terstegge, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en L.E. Verschoor-Bergsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. E.J. Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 januari 2024.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 juni 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] of aan een derde, te weten aan [winkel 1] toebehoorde, door
  • zich naar de [winkel 1] (filiaal [adres] ) heeft begeven
  • aldaar een mes uit een tas heeft getrokken,
  • met de punt van dit mes in de richting van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gewezen,
  • tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Hier met je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Geef je geld, doe je la open", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
  • een mes uit een tas heeft getrokken,
  • met de punt van dit mes in de richting van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gewezen,
  • tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Hier met je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Geef je geld, doe je la open", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 28 juni 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] of aan een derde, te weten aan [winkel 2] toebehoorde, door
  • zich naar de [winkel 2] (filiaal [adres] ) heeft begeven
  • met een mes in zijn hand vóór de kassa heeft gestaan waarachter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden,
  • met de punt van dit mes in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gewezen en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: "maak de kassa open, ik wil geld" en/of "het is een winkel, jullie hebben toch geld, maak maar open" en/of "geef dan de kassa of iets anders", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/of een kassalade, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
  • met een mes in zijn hand vóór de kassa heeft gestaan waarachter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden,
  • met de punt van dit mes in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gewezen en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: "maak de kassa open, ik wil geld", "het is een winkel, jullie hebben toch geld, maak maar open" en/of "geef dan de kassa of iets anders",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal in het onderzoek 31Net23 van 2 oktober 2023, genummerd PL0900-2023194420 / PL0900-2023194271, opgemaakt door Districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met 99.
2.Pagina 6-7.
3.Pagina 11-12.
4.Pagina 21-22.
5.Pagina 24-25.