ECLI:NL:RBMNE:2024:3765
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing daarvan
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 386.000,- per waardepeildatum 1 januari 2022, maar eiser betwist deze waarde en stelt dat deze te hoog is, met een eigen voorgestelde waarde van € 340.000,-. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar geen taxatiematrix of taxatierapport heeft overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen of de waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft in bezwaar een taxatiematrix ingediend, maar deze biedt onvoldoende onderbouwing voor de door hem voorgestane lagere waarde. De rechtbank komt tot de conclusie dat beide partijen onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt wat betreft de voorgestelde waarden. Daarom stelt de rechtbank de WOZ-waarde schattenderwijs vast op € 350.000,-. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, de bestreden uitspraak wordt vernietigd, en de heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.