ECLI:NL:RBMNE:2024:3758

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
10985779
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand zorgverzekeringspremie en betalingsregeling in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is Menzis Zorgverzekeraar N.V. (hierna: Menzis) de eisende partij tegen een gedaagde die een zorgverzekeringsovereenkomst met Menzis heeft afgesloten. De zaak betreft een betalingsachterstand van zorgverzekeringspremies voor de maanden juni en juli 2023, waarbij de gedaagde niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Menzis vordert een totaalbedrag van € 761,40 aan hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde erkent de betalingsachterstand, maar stelt dat er een betalingsregeling is overeengekomen die niet correct is nagekomen door Menzis.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 26 februari 2024, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een betalingsregeling van € 75,00 per maand is overeengekomen, maar dat deze regeling is komen te vervallen omdat de gedaagde niet tijdig heeft betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betalingsachterstand van € 761,40 terecht is en dat de gedaagde dit bedrag moet betalen, verminderd met de reeds gedane betalingen.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 638,23 aan hoofdsom, met wettelijke rente vanaf 23 februari 2024. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 802,88. De betalingsregeling is bevestigd, maar de gedaagde moet zich aan de voorwaarden houden om verdere complicaties te voorkomen. Het vonnis is uitgesproken op 19 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10985779 \ MC EXPL 24-1755
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
te Wageningen,
eisende partij,
hierna te noemen: Menzis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 26 februari 2024;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met Menzis afgesloten.
2.2.
De zorgverzekeringspremie bedroeg in 2023 € 282,50 per maand voor de basisverzekering en € 98,20 voor de aanvullende verzekering, dus in totaal € 380,70 per maand. De premie moet iedere maand bij vooruitbetaling betaald worden.
2.3.
[gedaagde] heeft de zorgverzekeringspremie voor de maanden juni en juli 2023 niet volledig betaald.

3.Het geschil

3.1.
Menzis vordert – na vermindering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan Menzis te betalen € 761,40 aan hoofdsom (de verzekeringspremie), € 32,65 aan wettelijke rente tot en met 22 februari 2024, € 130,93 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 23 februari 2024, een en ander te verminderen met € 286,75 aan gedane betalingen, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] erkent dat er een betalingsachterstand is ontstaan. Zij stelt dat er een betalingsregeling is overeengekomen en dat daarover onduidelijkheid is ontstaan. Verder stelt zij dat zij de afgesproken aflossing van € 75,00 per maand niet kan betalen en vraagt zij om een aanpassing van de betalingsregeling naar € 40,00 per maand.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens Menzis heeft [gedaagde] de verzekeringspremie over de maanden juni en juli 2023 niet volledig betaald. Daardoor resteert volgens Menzis een betalingsachterstand van in totaal € 761,40. [gedaagde] erkent dat er een betalingsachterstand is ontstaan. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat dit bedrag klopt en zal [gedaagde] veroordelen om de achterstand aan Menzis te betalen. Met de door [gedaagde] gedane betalingen van in totaal € 286,75 wordt verderop in dit vonnis rekening gehouden.
4.2.
Menzis vordert een bedrag van € 32,65 aan wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW tot en met 22 februari 2024 en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 23 februari 2024 tot de voldoening. [gedaagde] heeft hier geen afzonderlijk verweer tegen gevoerd. Deze vordering is op de wet gegrond en wordt daarom toegewezen.
4.3.
Menzis maakt aanspraak op vergoeding van € 130,93 aan buitengerechtelijke
Incassokosten inclusief btw. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Menzis heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.4.
[gedaagde] heeft in totaal € 286,75 aan Menzis betaald. Volgens artikel 6:44 BW strekt deze betaling in de eerste plaats in mindering van de buitengerechtelijke incassokosten (€ 130,93) en de verschenen rente (€ 32,65). Er resteert dan nog een betaling van € 123,17. Dit bedrag brengt de kantonrechter in mindering op de hoofdsom van
€ 761,40, zodat daarvan een bedrag van € 638,23 resteert. De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen om dit bedrag aan Menzis te betalen.
4.5.
Uit de conclusie van repliek begrijpt de kantonrechter dat partijen na het uitbrengen van de dagvaarding (opnieuw) een betalingsregeling zijn overeengekomen op grond waarvan [gedaagde] een bedrag van € 75,00 per maand moet aflossen. Deze regeling is door Menzis bij brief van 26 februari 2024 aan [gedaagde] bevestigd en vervolgens nog eens telefonisch op 29 februari 2024.
4.6.
Het sluiten van een betalingsregeling heeft tot gevolg dat de betalingsachterstand niet meer volledig en ineens opeisbaar is. Door Menzis is niet gesteld en ook is niet gebleken dat [gedaagde] de betalingsregeling sindsdien niet (correct) is nagekomen. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de betalingsregeling nog loopt en Menzis daarom geen aanspraak kan maken op betaling van het volledige bedrag ineens. De kantonrechter zal de betalingsregeling daarom hierna onder de beslissing opnemen.
4.7.
[gedaagde] heeft de kantonrechter nog gevraagd om de betalingsregeling te verminderen naar een bedrag van € 40,00 per maand. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] andere financiële verplichtingen heeft, maar Menzis en [gedaagde] kunnen alleen samen in overleg een betalingsregeling afspreken of wijzigen. De kantonrechter kan daarover niet beslissen. (Een vertegenwoordiger van) [gedaagde] kan na dit vonnis contact opnemen met Menzis om te spreken over de betalingsregeling. Daarbij kan eventueel ook de hierna te bespreken proceskostenveroordeling worden betrokken.
4.8.
Menzis vordert tot slot betaling van de door haar gemaakte proceskosten. [gedaagde] heeft aangevoerd dat er verwarring is ontstaan over de betalingsregeling. De kantonrechter begrijpt hieruit dat zij het niet terecht vindt dat Menzis deze procedure is gestart en zij daarvan de kosten moet betalen. Uit de conclusie van repliek van Menzis volgt dat partijen 17 januari 2024 een betalingsregeling van € 75,00 per maand hebben afgesproken. De eerste betaling moest voor 29 januari 2024 worden gedaan. Dit is diezelfde dag bij brief door Menzis bevestigd. In die brief is ook bepaald dat als [gedaagde] de betalingsregeling niet nakomt, deze komt te vervallen. Op 25 januari 2024 heeft [gedaagde] een bedrag van € 39,75 betaald. Verder heeft zij voor 29 januari 2024 geen betalingen gedaan. Dit betekent dat zij de betalingsregeling niet volledig is nagekomen en deze is komen te vervallen. Daarmee werd de betalingsachterstand weer volledig en ineens opeisbaar. Menzis is daarom op 26 februari 2024 terecht tot dagvaarden overgaan. De kosten van deze procedure komen daarom voor rekening van [gedaagde] . [gedaagde] verwijst nog naar de verwarring die zou zijn ontstaan over het bedrag van € 75,00. Haar vertegenwoordiger zou een bedrag van € 57,00 hebben verstaan. Dit kan echter – wat daar verder ook van zij – geen gevolgen hebben voor de proceskosten, omdat dit betrekking heeft op de huidige betalingsregeling die na het uitbrengen van de dagvaarding is aangegaan.
4.9.
De proceskosten van Menzis worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 328,00
- salaris gemachtigde € 270,00 (2 punten x tarief € 135,00)
- nakosten €
67,50
Totaal € 802,88

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen:
  • € 638,23 aan hoofdsom;
  • de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 761,40 vanaf 23 februari 2024 tot de voldoening, waarbij rekening moet worden gehouden met de tussentijdse betalingen van [gedaagde] ;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] gerechtigd is om het onder 5.1 genoemde bedrag af te betalen met een bedrag van € 75,00 per maand, iedere maand vóór het einde van de maand te betalen, met dien verstande dat deze regeling zonder verdere sommatie of ingebrekestelling komt te vervallen en het totaal verschuldigde bedrag geheel en ineens opeisbaar wordt, als [gedaagde] deze betalingsregeling niet stipt nakomt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 802,88, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.
45353