ECLI:NL:RBMNE:2024:3741
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding proceskosten na intrekking beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 14 juni 2024, beoordeelt de rechtbank het verzoek van eiseres om vergoeding van haar proceskosten na intrekking van haar beroep. Eiseres had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 28 februari 2023, waarin haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd beëindigd per 29 april 2023. Eiseres had recht op een WIA-uitkering vanaf 11 februari 2022, maar het Uwv had haar uitkering beëindigd. Op 12 februari 2024 wijzigde het Uwv zijn besluit en kende eiseres alsnog een uitkering toe volgens de Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) per 11 februari 2022.
Na deze wijziging trok eiseres haar beroep in en verzocht de rechtbank om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv gaf aan zich te kunnen vinden in vergoeding van de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank overweegt dat, omdat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan het verzoek van eiseres, het verzoek om proceskostenvergoeding wordt toegewezen. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand vast op € 875,- en bepaalt dat het Uwv ook het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden.
De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor de rechtbank om een bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. Eiseres moet zich voor de vergoeding van deze kosten rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.