ECLI:NL:RBMNE:2024:3740

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
UTR 22/1160
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens ontwikkelingsmogelijkheden arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.K. Jap A Joe, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door S.N. Westmaas-Kanhai. Eiser had een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die door het Uwv was afgewezen op de grond dat niet was uitgesloten dat hij arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Eiser betwistte deze afwijzing en voerde aan dat hij door ernstige psychische klachten niet in staat is om arbeidsvermogen te ontwikkelen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische rapporten en de argumenten van beide partijen. Eiser is geboren in 2000 en heeft op 10 februari 2021 zijn aanvraag voor de Wajong-uitkering ingediend. Het Uwv heeft na onderzoek geconcludeerd dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat hij dit wel kan ontwikkelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat eiser geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en dat de beoordeling van het Uwv voldoende onderbouwd is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht geen Wajong-uitkering heeft toegekend aan eiser, omdat op de datum van de aanvraag niet was uitgesloten dat hij arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht op hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1160

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank of het Uwv de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) terecht heeft afgewezen, omdat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Eiser is het hier niet mee eens en voert aan dat hij niet in staat is arbeidsvermogen te ontwikkelen, gelet op zijn ernstige psychische klachten en het feit dat hij geen dagbesteding kan behouden ondanks jaren begeleiding van meerdere organisaties. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. Aan de hand van wat eiser aanvoert, beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiser, geboren op [geboortedatum] 2000, is op [geboortedatum] 2018 achttien jaar geworden. Hij heeft op 10 februari 2021 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend.
1.2.
Naar aanleiding van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat hij dat wel kan ontwikkelen. Met het besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv eisers aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.3.
Op 4 november 2021 heeft het Uwv een voornemen beslissing gestuurd en is aan eiser medegedeeld dat uit de heroverweging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is gebleken dat de beslissing van 10 mei 2021 juist is. Eiser heeft vervolgens nieuwe medische informatie ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 30 december 2021 nader gerapporteerd.
1.4.
Met het besluit van 7 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld en op 6 juli 2022 een psychologisch rapport van 12 juni 2022 van Fivoor ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift met het verzekeringsgeneeskundig rapport van 3 mei 2022 ingediend en op 27 juli 2022 een aanvullend verweerschrift met een aanvullend verzekeringsgeneeskundig rapport ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 25 januari 2024. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn broer. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.6.
Op de zitting heeft de broer van eiser verteld dat in 2023 een gedwongen opname heeft plaatsgevonden en aangegeven dat hier stukken van zijn. Partijen hebben daarom op de zitting afgesproken dat eiser de gelegenheid krijgt om de betreffende medische informatie in te brengen en dat het Uwv deze medische informatie ter beoordeling voorlegt aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft daarna het onderzoek ter zitting geschorst. [1]
1.7.
Het Uwv heeft op 18 maart 2024 een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 maart 2024 ingediend. Eiser heeft niet meer gereageerd op dit rapport.
1.8.
De rechtbank heeft vervolgens partijen gewezen op hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord, maar geen van de partijen heeft om een nadere zitting verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek op 2 mei 2024 gesloten.

Beoordelingskader

2.1.
Om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering moet vast komen staan dat eiser op zijn achttiende verjaardag duurzaam (dus zonder te verwachten verbetering) geen arbeidsvermogen heeft. Daarvan is sprake als hij duurzaam:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie; of
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt; of
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur. [2]
Deze criteria worden beoordeeld door een verzekeringsarts. De criteria onder a. en b. worden ook beoordeeld door een arbeidsdeskundige.
2.2.
De tweede eis is dat er duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zijn. Dat is het geval als die mogelijkheden er in de periode waar het om gaat niet zijn en in de toekomst ook niet meer ontwikkeld kunnen worden. [3] Om de duurzaamheid goed te kunnen beoordelen is een stappenplan [4] ontwikkeld dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen bij zo’n beoordeling moeten volgen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Partijen zijn het erover eens dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, omdat hij niet in staat is om één uur achtereen te werken, hij geen taak kan uitvoeren en hij geen basale werknemersvaardigheden heeft. Eiser kan zich niet vinden in de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat nog niet is uitgesloten dat hij arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht deze conclusie toe in het rapport van 7 oktober 2021. Daarin staat dat uit de medische informatie niet naar voren komt dat eiser geen ontwikkeling kan doormaken. Wanneer rekening wordt gehouden met de beperkingen die schizofrenie met zich meebrengt zijn participatiemogelijkheden in de toekomst niet uitgesloten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst hiervoor naar het verzekeringsgeneeskundig protocol Schizofrenie en verwante psychosen van het NVVG van 23 april 2008. Hierin is het volgende opgenomen: ‘
Op zijn vroegst vijf tot tien jaar na de eerste symptomen is medisch gezien een stabielere situatie bereikt. Het gaat echter niet om de status van de ziekte alleen, maar ook om de wijze waarop cliënt zich aan zijn of haar handicaps heeft aangepast. Door oefening, gewenning en dergelijke kan die veranderen, waardoor arbeidsmogelijkheden kunnen toenemen.’ [5]
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht verder toe dat eiser zou kunnen voldoen aan een uur aaneengesloten werken en het beschikken over basale werknemersvaardigheden als eiser stopt met het gebruik van cannabis zodat hij op neurocognitief gebied beter zou kunnen gaan functioneren. Verder zouden de symptomen kunnen verminderen met (verdere) adequate behandeling met onder meer antipsychotica en zou ten aanzien van de psychosociale problemen met begeleiding meer rust kunnen ontstaan. Ook noemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat met begeleiding en sturing middels dagbesteding aan een dagstructuur kan worden gewerkt en aan het ontwikkelen op het gebied van werknemersvaardigheden. Dit kan leiden tot arbeidsparticipatie.
6. Naar aanleiding van de nadere medische informatie van Fivoor van 1 februari 2023 die eiser na de zitting heeft ingebracht heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 14 maart 2024 geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om het eerdere standpunt te wijzigen. Hierbij merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat omdat volgens Fivoor het cannabisgebruik geen direct negatieve invloed heeft op de ernst van psychose en gedrag, de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen obstakel ziet voor genoemde behandeling en begeleiding.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser in beroep onvoldoende heeft aangevoerd om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door het Uwv. Eiser heeft geen informatie aangedragen waaruit blijkt dat geen enkele behandeling meer mogelijk is. Uit de medische informatie die eiser heeft overgelegd, komt naar voren dat eiser niet volledig meewerkt aan het ontwikkelen van zijn mogelijkheden (tot arbeidsparticipatie). Hieruit volgt dat er vooralsnog onvoldoende duidelijk is of eisers situatie op geen enkele manier meer in positieve zin beïnvloed kan worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij zijn conclusie over de duurzaamheid het protocol Schizofrenie mogen betrekken. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voor nu voldoende heeft onderbouwd dat er op de datum waar het in deze procedure over gaat, namelijk 10 februari 2021, reële mogelijkheden waren om de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie te verbeteren.

Conclusie en gevolgen

8. Het Uwv heeft terecht geen Wajong-uitkering toegekend aan eiser, omdat op 10 februari 2021 niet was uitgesloten dat eiser arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2024.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Deze afspraken staan in het verkort proces-verbaal van de zitting.
2.Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
3.Artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong.
4.Dit stappenplan is te vinden in Bijlage 1 van het ‘Compendium Participatiewet’.
5.Zie het verzekeringsgeneeskundig protocol Schizofrenie en verwante psychosen, 23 april 2008, p. 66.