ECLI:NL:RBMNE:2024:3736

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
11136652 UV EXPL 24-130 LvdH/1470
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van gehuurde woning wegens renovatie en sloop

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2024 een kort geding vonnis gewezen in een zaak tussen de Stichting Woongroen en een gedaagde die niet is verschenen. De eisende partij, Woongroen, vorderde ontruiming van de door gedaagde gehuurde woning in verband met noodzakelijke renovatie en sloop van het complex waarin de woning zich bevindt. De gedaagde, die in de woning woont, weigerde te verhuizen naar een andere woning, ondanks de noodzaak tot sloop en herontwikkeling van de wijk. Woongroen stelde dat er een vergelijkbare woning beschikbaar was voor gedaagde, maar deze laatste stelde als voorwaarde dat zij alleen zou verhuizen naar een specifieke eengezinswoning.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet is verschenen en dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldeed, waardoor verstek werd verleend. De rechter oordeelde dat het aannemelijk was dat een bodemrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zou toewijzen, gezien de dringende behoefte van Woongroen aan de woning voor eigen gebruik. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en gedaagde veroordeeld om de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens is gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 943,97. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11136652 UV EXPL 24-130 LvdH/1470
Kort geding verstekvonnis van 14 juni 2024
inzake
de stichting
Stichting Woongroen,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen Woongroen,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.J. Ringnalda,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 24;
- de aanvullende producties 25 tot en met 27 van de kant van Woongroen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024. Daarbij zijn namens Woongroen verschenen de heren [A] en [B] , bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is niet verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft vonnis bepaald op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt van de woning aan de [adres] in [woonplaats] van Woongroen. Deze gehuurde woning bevindt zich in de wijk [wijk] , waar herontwikkeling plaatsvindt. De woning moet in verband met deze herontwikkeling gesloopt worden.
2.2.
[gedaagde] wil geen medewerking verlenen door in te stemmen met de beëindiging van de huurovereenkomst en door te verhuizen naar een andere woning. [gedaagde] heeft te kennen gegeven enkel medewerking te willen verlenen als zij kan verhuizen naar de eengezinswoning aan de [adres] in [woonplaats] .
2.3.
Volgens Woongroen bestaat er geen grond voor het toewijzen van de woning aan de [adres] in [woonplaats] aan [gedaagde] . Voor [gedaagde] is een andere woning beschikbaar, een woning die vergelijkbaar is aan de woning die [gedaagde] nu ook heeft. Ook als [gedaagde] hulp nodig heeft met verhuizen, is Woongroen bereid [gedaagde] deze hulp te bieden, aldus Woongroen.
2.4.
In deze procedure vordert Woongroen een veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de door haar gehuurde woning, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet is verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat aan [gedaagde] verstek wordt verleend.
3.2.
Voor toewijzing van de vordering zoals door Woongroen wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.3.
Woongroen legt aan haar vordering tot ontruiming ten grondslag dat de woning die [gedaagde] bewoont niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd en veel technische problematiek kent. Goede renovatie van de woning is niet mogelijk, vanwege de slechte basiskwaliteit van de woning. Het complex waarin de woning zich bevindt zal daarom gesloopt worden. Na de realisatie van de nieuwe woningen, kunnen de huidige bewoners terugkeren in de nieuwbouw.
3.4.
[gedaagde] heeft in deze procedure geen verweer gevoerd. Ze heeft geen conclusie van antwoord ingediend en ook is zij niet verschenen op de mondelinge behandeling. Uit de door Woongroen overgelegde producties blijkt echter dat [gedaagde] op zich niet betwist dat Woongroen de gehuurde woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik vanwege de gewenste en noodzakelijk geachte sloop van het complex, waar de woning van [gedaagde] toebehoort. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stelling van Woongroen dat zij de woning wegens dringend eigen gebruik nodig heeft.
3.5.
De kantonrechter acht het aannemelijk dat een bodemrechter in de gegeven omstandigheden een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen. Vooruitlopend hierop kan de vordering van Woongroen tot veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning daarom worden toegewezen.
3.6.
[gedaagde] heeft bij Woongroen kenbaar gemaakt wel te willen verhuizen, zodat de sloop kan beginnen, maar zij heeft hieraan de voorwaarde verbonden dat ze wil verhuizen naar de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Hierover merkt de kantonrechter op dat de door [gedaagde] gewenste woning een eengezinswoning is en [gedaagde] een eenpersoonshuishouden vormt. Op grond van de huisvestingsverordening komt [gedaagde] niet in aanmerking voor een dergelijke woning en het past ook niet in deze tijd van schaarste op de woningmarkt om dergelijke voorwaarden te verbinden aan een medewerking. Daarbij heeft te gelden dat er voor [gedaagde] een vergelijkbare woning beschikbaar is en zij na realisatie van de nieuwbouw kan terugkeren als ze dat zou willen. Ook heeft Woongroen kenbaar gemaakt bereid te zijn [gedaagde] te helpen met de verhuizing.
3.7.
De gevorderde ontruiming van de woning zal worden toegewezen, waarbij de ontruimingstermijn zal worden vastgesteld op een termijn van 3 dagen na de datum van betekening van dit vonnis.
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woongroen worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten €
135,00
Totaal € 943,97

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
verleent verstek tegen de niet-verschenen [gedaagde] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen een termijn van 3 dagen na betekening van dit vonnis de woning, gelegen aan de [adres] in [woonplaats] , ontruimd en verlaten te hebben met hetgeen zich vanwege [gedaagde] daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of daarop vanwege [gedaagde] bevinden, onder afgifte van alle sleutels, de woning ter vrije beschikking van Woongroen te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 943,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.