Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 6 april 2023. In die uitspraak was het beroep van [A] tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift gegrond verklaard. De rechtbank had het college opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en had een dwangsom opgelegd van € 1.442,-, met wettelijke rente vanaf 6 november 2015. Het college was van mening dat de uitspraak onjuist was, omdat [A] volgens hen geen aanvrager was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [A] betwistte dit en stelde dat hij door het indienen van een ingebrekestelling wel degelijk aanvrager was geworden. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak niet zonder zitting had kunnen worden afgedaan, waardoor het verzet gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft besloten dat de zaak verder behandeld zal worden op een zitting, waarbij partijen hierover nog bericht zullen ontvangen.