Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 14 november 2023 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder, die op 24 oktober 2023 was genomen. De rechtbank heeft in deze zaak besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit niet nodig werd geacht.
De rechtbank constateerde dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor een inhoudelijke behandeling niet mogelijk was. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een eiser in beroep aan te geven waarom hij het niet eens is met het besluit en dit te onderbouwen met beroepsgronden. Eiseres had op 7 februari 2024 een aangetekende brief ontvangen waarin zij werd verzocht om binnen vier weken haar beroepsgronden in te dienen. Eiseres heeft echter niet tijdig gereageerd op deze oproep.
Gelet op het ontbreken van de noodzakelijke beroepsgronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bedoeld in artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.