Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek om herbeoordeling van 23 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat heeft beslist, wat blijkt uit het verweerschrift van 1 maart 2024 en de ontvangstbevestiging van de ingebrekestelling van 26 januari 2024. De rechtbank heeft besloten dat partijen niet voor een zitting worden uitgenodigd, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. In dit geval was niet in geschil dat verweerder te laat was met het nemen van een beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsom nog niet geheel verschuldigd is, maar dat verweerder deze moet vaststellen op het moment dat de beslissing is genomen. Gezien de omstandigheden, waaronder een tekort aan artsen, heeft de rechtbank de beslistermijn vastgesteld op vier weken.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, en moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 218,75. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan eiseres moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.