Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde C.J. Loef, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek om herbeoordeling, ingediend op 6 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat heeft beslist, wat blijkt uit het verweerschrift van 1 maart 2024 en de ontvangstbevestiging van de ingebrekestelling van 8 januari 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder een dwangsom moet betalen van € 1.442,-, omdat hij niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 218,75, en het griffierecht moet door verweerder aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.