ECLI:NL:RBMNE:2024:3667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
16/234601-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal/verduistering in dienstbetrekking van pakket sloopgoud bij vervoerder

Op 14 juni 2024 heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal en verduistering in dienstbetrekking. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 9 en 19 oktober 2020, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een pakket met edelmetalen te stelen of te verduisteren. De politierechter heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 31 mei 2024, waar de officier van justitie, mr. E.D.T.M. de Blok, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. van Elst, hun standpunten naar voren brachten.

De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij alle pakketten uit de bus op de transportband had gezet. De politierechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden, gaven geen sluitend bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. De politierechter oordeelde dat er geen redelijke twijfel was dat de verdachte schuldig was aan de beschuldigingen, en sprak hem vrij van alle tenlasteleggingen.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan de wettelijke vereisten te voldoen voordat iemand kan worden veroordeeld. De politierechter concludeerde dat de verdachte niet buiten redelijke twijfel schuldig was aan de diefstal of verduistering, en dat er geen verdere onderzoeken nodig waren naar de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/234601-21
Vonnis van de politierechter van 14 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2024.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.D.T.M. de Blok en van hetgeen verdachte en mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 19 oktober 2020 te De Bilt en/of te Utrecht een pakket met daarin (verschillende soorten) edelmetalen van [bedrijf] en/of [bedrijf] heeft gestolen;
subsidiair
in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 19 oktober 2020 te De Bilt en/of te Utrecht een pakket met daarin (verschillende soorten) edelmetalen van [bedrijf] en/of [bedrijf] heeft verduisterd in dienstbetrekking.

3.VOORVRAGEN

Voordat de politierechter een oordeel kan geven over de vraag of verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.
4 OVERWEGINGEN LEIDEND TOT VRIJSPRAAK
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de politierechter
Uit de bewijsmiddelen leidt de politierechter het volgende af:
Chauffeur [A] heeft op 9 oktober 2020 met een bestelbus voor transportbedrijf [transportbedrijf] 4 pakketten opgehaald bij [bedrijf] (hierna [bedrijf] ) te [vestigingsplaats] , waaronder een pakket met een waarde van € 218.094,01 aan goud. In dat pakket zat (sloop)metaal van drie juweliers/opkopers.
[A] heeft de vier pakketten in een witte zak gedaan en die in de bus gelegd. Volgens [A] zaten in die zak 3 tot 5 pakketten.
Chauffeur [A] heeft, na aankomst op het terrein bij [transportbedrijf] , de bus laten staan en zijn werk niet afgemaakt. Hij heeft per direct ontslag genomen.
De verdachte heeft daarna de opdracht gekregen om de bus van [A] te lossen.
Er zijn camerabeelden van het moment van lossen te zien.
De verdachte heeft uit de laadruimte van de bestelbus, kratten, pakketten en dozen gepakt en is daar vervolgens mee naar buiten gekomen. Buiten de bestelbus zette hij de pakketten op de transportband. Dat betrof onder andere een krat met daarin een aantal dozen, die hij buiten de bestelbus op de transportband zette. Hij liep telkens in de bestelbus pakte 1 of meerdere pakketten en kwam steeds naar buiten om de pakketten op de transportband te zetten.
De pakketten van [bedrijf] zouden in een witte zak hebben gezeten. Op de camerabeelden is te zien zijn dat verdachte, nog in de bus, één pakket uit een witte zak haalt en opzij zet, vervolgens zet hij de witte zak buiten de bus. Daarna zet hij drie pakketten uit de witte zak op de transportband.
Het scansysteem is niet zodanig ingericht, dat op hetzelfde moment (de politierechter begrijpt: van op de band leggen) kan worden gecontroleerd of pakketten die onderweg door een chauffeur zijn opgehaald bij klanten, daadwerkelijk bij [transportbedrijf] in het sorteerproces zijn ontvangen.
Bij de check-out is na het lossen op de transportband nog niet bekend of pakketten ontbreken, dit blijkt pas in de loop van de middag/avond, bij inscannen van alle pakketten.
Er is op 9 oktober 2020 na het lossen even gesproken met de verdachte over een of twee ontbrekende pakketten. Dit kan over een of meer koelpakketten gegaan zijn.
De verdachte heeft de auto die dag na het werk gebruikt voor ritten naar familie-gerelateerde adressen. Daarbij is de laadruimte/kluisruimte meermalen geopend en gesloten.
[A] en de verdachte werkten beiden voor/in opdracht van [onderaannemer] , volgens de verdachte een onderaannemer van [transportbedrijf] .
De verdachte heeft de route naar [vestigingsplaats] waarin de klant [bedrijf] was opgenomen enige tijd als vaste bezorger gereden. Hij heeft [A] ingewerkt voor die route.
Uit een onderzoek van de bankrekeningen van de verdachte zijn geen bijzonderheden gebleken.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde: hij geeft toe dat op de beelden te zien is dat hij een pakket uit een witte zak opzij zet, maar verklaart dat hij alle pakketten uit de bus op de band heeft gezet. Ook geeft hij aan dat hij is aangesproken op het ontbreken van koelpakketten en dat hij, na aantreffen en afleveren daarvan bij de koeling, nog bij de check-out heeft aangegeven dat zij de bus konden controleren.
De onderaannemer [onderaannemer] vond het volgens de verdachte goed dat hij na werktijden de bus gebruikte voor privé doeleinden. De verdachte heeft op 9 oktober 2020 de bus ook nog privé gebruikt, onder meer om bij een bouwmarkt materialen in de laadruimte (die in zijn geheel ook kluisruimte was) te laden.
Er zijn feiten en omstandigheden komen vast te staan die een bewezenverklaring zouden kunnen ondersteunen, maar deze zijn onvoldoende of worden door de - niet nader onderzochte - verklaring van de verdachte ontkracht:
Er is geen exacte beschrijving en er zijn bij de stukken geen filmbeelden van overige pakjes die door de verdachte op de band zijn gelegd en er is geen exacte beschrijving van het ontbrekende pakje. Dat een pakket ontbrak is kennelijk pas na verloop van enkele uren gebleken.
Er is geen nader onderzoek gedaan naar [A] (deze is slechts verhoord), die op een wonderlijk tijdstip (plotseling, midden op de werkdag) ontslag nam en helemaal geen onderzoek naar [onderaannemer] voor wie kennelijk zowel [A] als de verdachte reden en die volgens de verdachte veel soepeler omging met privé gebruik van de auto, waaronder de laad/kluisruimte, dan [transportbedrijf] als regel had.
Gelet op het tijdsverloop sinds het moment waarop het pakketje is komen te ontbreken is niet te verwachten dat nader onderzoek iets gaat opleveren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Hij moet dus worden vrijgesproken.

10.BESLISSING

De politierechter:
Spreekt de verdachte vrij van wat hem is tenlastegelegd
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2024.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 09 oktober 2020 t/m 19 oktober 2020 te De Bilt en/of te Utrecht, althans in Nederland, een of meer pakket(ten) en/of verpakking(en) met daarin (verschillende soorten) edelmetalen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 09 oktober 2020 t/m 19 oktober 2020 te De Bilt en/of Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk een of meer pakket(ten) en/of verpakking(en) met daarin (verschillende soorten) edelmetalen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten chauffeur en/of pakketbezorger bij Koninklijke PostNL B.V. en/of [transportbedrijf] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht )