4.3Het oordeel van de politierechter
Uit de bewijsmiddelen leidt de politierechter het volgende af:
Chauffeur [A] heeft op 9 oktober 2020 met een bestelbus voor transportbedrijf [transportbedrijf] 4 pakketten opgehaald bij [bedrijf] (hierna [bedrijf] ) te [vestigingsplaats] , waaronder een pakket met een waarde van € 218.094,01 aan goud. In dat pakket zat (sloop)metaal van drie juweliers/opkopers.
[A] heeft de vier pakketten in een witte zak gedaan en die in de bus gelegd. Volgens [A] zaten in die zak 3 tot 5 pakketten.
Chauffeur [A] heeft, na aankomst op het terrein bij [transportbedrijf] , de bus laten staan en zijn werk niet afgemaakt. Hij heeft per direct ontslag genomen.
De verdachte heeft daarna de opdracht gekregen om de bus van [A] te lossen.
Er zijn camerabeelden van het moment van lossen te zien.
De verdachte heeft uit de laadruimte van de bestelbus, kratten, pakketten en dozen gepakt en is daar vervolgens mee naar buiten gekomen. Buiten de bestelbus zette hij de pakketten op de transportband. Dat betrof onder andere een krat met daarin een aantal dozen, die hij buiten de bestelbus op de transportband zette. Hij liep telkens in de bestelbus pakte 1 of meerdere pakketten en kwam steeds naar buiten om de pakketten op de transportband te zetten.
De pakketten van [bedrijf] zouden in een witte zak hebben gezeten. Op de camerabeelden is te zien zijn dat verdachte, nog in de bus, één pakket uit een witte zak haalt en opzij zet, vervolgens zet hij de witte zak buiten de bus. Daarna zet hij drie pakketten uit de witte zak op de transportband.
Het scansysteem is niet zodanig ingericht, dat op hetzelfde moment (de politierechter begrijpt: van op de band leggen) kan worden gecontroleerd of pakketten die onderweg door een chauffeur zijn opgehaald bij klanten, daadwerkelijk bij [transportbedrijf] in het sorteerproces zijn ontvangen.
Bij de check-out is na het lossen op de transportband nog niet bekend of pakketten ontbreken, dit blijkt pas in de loop van de middag/avond, bij inscannen van alle pakketten.
Er is op 9 oktober 2020 na het lossen even gesproken met de verdachte over een of twee ontbrekende pakketten. Dit kan over een of meer koelpakketten gegaan zijn.
De verdachte heeft de auto die dag na het werk gebruikt voor ritten naar familie-gerelateerde adressen. Daarbij is de laadruimte/kluisruimte meermalen geopend en gesloten.
[A] en de verdachte werkten beiden voor/in opdracht van [onderaannemer] , volgens de verdachte een onderaannemer van [transportbedrijf] .
De verdachte heeft de route naar [vestigingsplaats] waarin de klant [bedrijf] was opgenomen enige tijd als vaste bezorger gereden. Hij heeft [A] ingewerkt voor die route.
Uit een onderzoek van de bankrekeningen van de verdachte zijn geen bijzonderheden gebleken.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde: hij geeft toe dat op de beelden te zien is dat hij een pakket uit een witte zak opzij zet, maar verklaart dat hij alle pakketten uit de bus op de band heeft gezet. Ook geeft hij aan dat hij is aangesproken op het ontbreken van koelpakketten en dat hij, na aantreffen en afleveren daarvan bij de koeling, nog bij de check-out heeft aangegeven dat zij de bus konden controleren.
De onderaannemer [onderaannemer] vond het volgens de verdachte goed dat hij na werktijden de bus gebruikte voor privé doeleinden. De verdachte heeft op 9 oktober 2020 de bus ook nog privé gebruikt, onder meer om bij een bouwmarkt materialen in de laadruimte (die in zijn geheel ook kluisruimte was) te laden.
Er zijn feiten en omstandigheden komen vast te staan die een bewezenverklaring zouden kunnen ondersteunen, maar deze zijn onvoldoende of worden door de - niet nader onderzochte - verklaring van de verdachte ontkracht:
Er is geen exacte beschrijving en er zijn bij de stukken geen filmbeelden van overige pakjes die door de verdachte op de band zijn gelegd en er is geen exacte beschrijving van het ontbrekende pakje. Dat een pakket ontbrak is kennelijk pas na verloop van enkele uren gebleken.
Er is geen nader onderzoek gedaan naar [A] (deze is slechts verhoord), die op een wonderlijk tijdstip (plotseling, midden op de werkdag) ontslag nam en helemaal geen onderzoek naar [onderaannemer] voor wie kennelijk zowel [A] als de verdachte reden en die volgens de verdachte veel soepeler omging met privé gebruik van de auto, waaronder de laad/kluisruimte, dan [transportbedrijf] als regel had.
Gelet op het tijdsverloop sinds het moment waarop het pakketje is komen te ontbreken is niet te verwachten dat nader onderzoek iets gaat opleveren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Hij moet dus worden vrijgesproken.