ECLI:NL:RBMNE:2024:3655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
16.009463.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot omzetting van tbs-maatregel met voorwaarden naar tbs-maatregel met verpleging van overheidswege

Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van de officier van justitie tegen een ter beschikking gestelde betrokkene. De rechtbank heeft de vordering tot omzetting van de tbs-maatregel met voorwaarden naar een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege afgewezen. De rechtbank overwoog dat er sprake is van een gemaximeerde tbs-maatregel en dat tbs-passanten soms meer dan 1,5 jaar moeten wachten op plaatsing in een tbs-kliniek, wat de behandeling bemoeilijkt. De rechtbank benadrukte dat bij de tbs-maatregel met voorwaarden de betrokkene nog ruim zeven jaar behandeld en begeleid kan worden, terwijl bij omzetting naar verpleging van overheidswege mogelijk nog maar 2,5 jaar resteert voor behandeling.

De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen en reclasseringsadviezen. De reclassering had geadviseerd om de tbs met voorwaarden om te zetten in een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege, omdat betrokkene het contactverbod met een slachtoffer zou hebben overtreden. De officier van justitie steunde deze vordering, maar de verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat er sprake was van wederzijds contact.

De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen het meest gebaat is bij voortzetting van de tbs-maatregel met voorwaarden, omdat dit de behandeling en begeleiding van de betrokkene op korte termijn mogelijk maakt. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie af, met de overweging dat de huidige tbs-maatregel met voorwaarden effectiever is voor de rehabilitatie van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.009463.22 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 10 juni 2024
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 28 december 2022 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden wegens onder meer belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 28 december 2022;
  • de vordering van de officier van justitie van 13 maart 2024, die strekt tot omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden naar terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;
  • de reclasseringsadviezen van 29 februari 2024, 21 maart 2024 en 16 mei 2024, opgemaakt door M. van Elst, reclasseringswerker;
  • het voortgangsverslag omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 28 december 2023 tot en met 28 maart 2024;
  • een proces-verbaal van verhoor van betrokkene in het kader van vordering tot voorlopige verpleging van 1 maart 2024;
  • het bevel van de rechter-commissaris van 1 maart 2024 tot voorlopige verpleging van betrokkene;
  • het procesdossier van de zaak met parketnummer 16.096272.24;
  • een proces-verbaal van de behandeling op de terechtzitting van 25 maart 2024.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 27 mei 2024 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. S. Mirshahi;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.C. Knoef, advocaat te ‘s-Gravenhage;
- de reclasseringsmedewerker, M. van Elst.

3.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit de onder 1 genoemde rapporten.
De reclassering heeft in februari 2024 van het Openbaar Ministerie vernomen dat betrokkene ervan wordt verdacht dat hij het aan hem bij vonnis opgelegde contactverbod heeft overtreden. In de periode van januari 2023 tot en met november 2023 zou op meer dan tien dagen, meermalen per dag met zijn telefoonnummer contact zijn gelegd met een slachtoffer. Bovendien zouden er beelden van het slachtoffer zijn gedeeld in een Telegram groep en had betrokkene seksueel getinte beelden van het slachtoffer op zijn telefoon.
Betrokkene is gedurende zijn maatregel herhaaldelijk door de reclassering bevraagd op eventueel contact met de slachtoffers. Betrokkene heeft steeds ontkend dat iets dergelijks zich heeft voorgedaan. Als de verdenking klopt, heeft betrokkene niet alleen het contactverbod overtreden, maar heeft hij ook geen openheid van zaken gegeven. Ook bij [instelling 1] , afdeling [afdelingsnaam] , waar betrokkene voor zijn arrestatie klinisch werd behandeld, heeft hij geen openheid gegeven over eventueel contact tussen betrokkene en een slachtoffer. Bij de [afdelingsnaam] had hij een dusdanige negatieve uitwerking op het behandelklimaat, dat men hem niet uit wenste te plaatsen naar hun vervolgkliniek. Al die tijd heeft betrokkene in een gesloten setting verbleven. Hij heeft zijn behandelplafond bij de [afdelingsnaam] bereikt, maar niet in de zin dat er geen behandelpunten meer zijn. Indien de overtreding van het contactverbod wordt bewezen en daarmee blijkt dat er geen openheid is gegeven, is naar de mening van de reclassering een tbs met voorwaarden in de huidige vorm niet haalbaar en uitvoerbaar.
Dat dit heeft kunnen plaatsvinden gedurende een hoge mate van toezicht en beveiliging, maakt dat er mogelijk sprake is (geweest) van een dusdanige mate van heimelijkheid dat de risico’s niet goed in te schatten zijn en dit een overgang naar verblijfszorg vooralsnog niet rechtvaardigt. Een behandeling binnen een FPA is onvoldoende effectief gebleken, waardoor een voortzetting daarvan niet doelmatig is. Ook is het zorgelijk dat betrokkene, in geval van een bewezenverklaring, gedrag vertoont dat lijkt op gedrag ten tijde van het indexdelict. Een plaatsing op een FPK in het kader van een time-out is niet mogelijk, omdat de voorwaarden dit niet toelaten en omdat er geen plek is op korte termijn. De verstandelijke beperking met daaruit voortvloeiend geen of beperkt ziekte-inzicht en -besef maakt dat de reclassering tot onderhavig advies komt. FPA's en FPK's zijn gericht op resocialisatie. Als de verdenkingen bewezen worden verklaard, dan heeft betrokkene veel langer de tijd nodig om aangeleerd gedrag te laten beklijven dan dat in een FPA of FPK mogelijk is. Een FPC is dan meer op zijn plaats, wat ook maakt dat een tbs met voorwaarden in de huidige vorm niet haalbaar en uitvoerbaar is.
De reclassering vindt het ook risicoverhogend dat betrokkene op de [afdelingsnaam] een relatie is aangegaan met een (oud-)medepatiënt en hierover (ook) niet open is geweest.
Bij overtreding van de voorwaarden ziet de reclassering geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking binnen het huidige kader.
De reclassering heeft daarom geadviseerd om de tbs met voorwaarden om te zetten in een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
Naar aanleiding van de zitting op 25 maart 2024 heeft de reclassering een rapportbespreking gehad met betrokkene. Bij betrokkene is sprake van een verstandelijke beperking, die van grote invloed is geweest op onder meer het indexdelict. Betrokkene onderkent dit onvoldoende; er is sprake van zelfoverschatting. Een jarenlange ambulante begeleiding en behandeling heeft niet geresulteerd in verbetering van de situatie van betrokkene en heeft in onderhavige strafzaak geleid tot een klinische behandeling in een Borg-instelling.
Als het in de lopende strafzaak tot een veroordeling komt dan heeft betrokkene tot driemaal toe dezelfde persoon tot slachtoffer gemaakt. Hij kampt nu (opnieuw) met boosheid jegens aangeefster en is zich onvoldoende bewust van de gevolgen voor aangeefster. Hij voelt zichzelf ook slachtoffer en ziet aangeefster ook als dader. Deze beleving voorspelt weinig goeds voor de toekomst.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht.
Betrokkene heeft niet alleen tegenover de reclassering, maar ook tegenover de inrichting geen openheid van zaken gegeven. Hij heeft structureel ontkend contact te hebben gehad met aangeefster, terwijl er blijkbaar gedurende een heel jaar op meerdere momenten contact is geweest. Er is geen basis meer om verder te werken in de tbs-maatregel met voorwaarden.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie blijft bij haar vordering dat betrokkene alsnog van overheidswege zal moeten worden verpleegd. Het incident dat heeft plaatsgevonden heeft veel overeenkomsten met het indexdelict. Betrokkene wist dat hij geen contact mocht hebben met aangeefster. Hij is niet open geweest over dit contact tegen de reclassering en de [afdelingsnaam] .
Betrokkene kan zich niet aan de voorwaarden houden. De reclassering heeft er daarom geen vertrouwen meer in en dat is de basis voor een tbs-maatregel met voorwaarden.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Er is sprake geweest van wederzijds contact waarbij ook aangeefster het initiatief lijkt te hebben genomen. Betrokkene had opener kunnen zijn over dit contact, maar hij weerspreekt dat hij niets heeft gemeld. De printjes die in de map op zijn kamer zijn aangetroffen zijn een sterke aanwijzing dat men bij de [afdelingsnaam] op de hoogte was van het contact.
Betrokkene stond op het punt de [afdelingsnaam] te verlaten en via [instelling 2] overgeplaatst te worden naar verblijfszorg bij [instelling 3] . Hij kan waarschijnlijk nog altijd bij [instelling 2] terecht.
Aan betrokkene is een gemaximeerde tbs-maatregel opgelegd, waarvan de termijn is gaan lopen op 1 maart 2024 (de datum van het bevel van de rechter-commissaris tot voorlopige verpleging). Omdat er lange wachtlijsten zijn voor plaatsing in een tbs-kliniek, zal het vermoedelijk nog zeer lang duren (één tot anderhalf jaar) voordat hij een FPC kan worden geplaatst. Dan resteert er waarschijnlijk te weinig tijd om een volwaardig resocialisatietraject vorm te geven, terwijl hij bij een doorplaatsing naar [instelling 2] zijn ingezette traject kan vervolgen.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van 28 december 2022 veroordeeld voor onder meer belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling is gemaximeerd. Dat geldt voor het moment dat de voorwaardelijke tbs-maatregel (voorlopig) wordt omgezet in een tbs-maatregel met voorwaarden.
Aanvang van de maatregel
Bij voornoemd vonnis is aan betrokkene terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De terbeschikkingstelling met voorwaarden is dadelijk uitvoerbaar bevolen, zodat de terbeschikkingstelling met voorwaarden op 28 december 2022 is gaan lopen.
Voorwaarden of verpleging van overheidswege
De rechtbank overweegt dat uit de adviezen van de reclassering en de toelichting van de deskundige ter zitting volgt dat betrokkene het contactverbod met aangeefster heeft overtreden. Over deze contacten is hij verder onvoldoende open geweest. Dit kan een reden zijn om tot omzetting van de tbs-maatregel met voorwaarden naar een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege over te gaan.
Uit de stukken die de raadsman ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd is af te leiden dat het niet valt uit te sluiten dat het initiatief tot dit contact mede vanuit aangeefster is gekomen. Voor zover dat het geval is, ontstaat een minder zwart-wit beeld. Nog steeds geldt dat op het moment dat aangeefster contact met hem zoekt, dit voor betrokkene juist een reden moet zijn om hierover in gesprek te gaan met zijn behandelaars en de reclassering. Dit is een van de dingen die betrokkene heeft te leren in de behandeling. Betrokkene zou zich moeten realiseren dat er voor hem veel op het spel staat bij het overtreden van de voorwaarden.
Uit de stukken volgt echter ook dat bij betrokkene sprake is van een verstandelijke beperking. De behandeling lijkt op dit moment nog onvoldoende bij betrokkene te beklijven en is er nog geen sprake van zelfinzicht.
De rechtbank is op de hoogte van de door de verdediging benoemde, landelijk geldende, grote problemen bij plaatsing in een tbs-kliniek door capaciteitstekort (de zogeheten tbs-passantenproblematiek). Tbs-passanten moeten daarom soms meer dan anderhalf jaar wachten voordat zij geplaatst worden in een tbs-kliniek. In de tussentijd vindt niet of nauwelijks behandeling plaats en verblijven de tbs-passanten in een reguliere PI.
Betrokkene heeft een gemaximeerde tbs-maatregel opgelegd gekregen, die in totaal maximaal vier jaar mag duren. Dat betekent dat, uitgaande van de ingangsdatum van het voorlopige bevel tot verpleging en de voornoemde wachttijd tot daadwerkelijke plaatsing in een tbs-kliniek, bij een omzetting mogelijk nog maar tweeëneenhalf jaar resteert om tot een behandeling te komen. Die tijd is zeer beperkt, waardoor de kans aanwezig is dat betrokkene onvoldoende behandeld terugkeert in de maatschappij.
Bij de tbs-maatregel met voorwaarden kan betrokkene nog ruim zeven jaar worden behandeld en begeleid. In de aan betrokkene opgelegde voorwaarden is ook de opname in een zorginstelling opgenomen. Voordat de terugmelding plaatsvond, was de planning dat betrokkene overgeplaatst zou gaan worden naar verblijfszorg bij [instelling 3] via [instelling 2] . De raadsman heeft gesteld dat betrokkene daar nog steeds terecht kan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het meest gebaat zijn bij de voorzetting van de tbs-maatregel met voorwaarden omdat in dat kader de behandeling en begeleiding van betrokkene op zeer korte termijn kan worden voortgezet. Bij een omzetting naar een tbs met verpleging van overheidswege is dat zeker niet het geval.
De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie tot omzetting naar een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank wijst af de vordering tot omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden naar terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Deze beslissing is genomen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en T. van Haaren-Paulus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2024.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.