In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker heeft op 22 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om informatie openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Tijdens de procedure heeft verweerder, de Minister van Justitie en Veiligheid, alsnog een besluit genomen op het verzoek van verzoeker. Hierdoor heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht hij de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen. Desondanks heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank overweegt dat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en dat er geen proceskosten zijn aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk ongegrond aangemerkt.