ECLI:NL:RBMNE:2024:3625

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
572031
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling tussen ouders met betrekking tot minderjarige dochter, waarbij godsdienstvrijheid van de moeder wordt afgewogen tegen het recht op omgang met de vader

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 28 mei 2024, is de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige dochter [minderjarige] gewijzigd. De moeder had de omgang van de vader met de dochter beperkt vanwege haar geloofsovertuiging. De rechtbank oordeelt dat het recht op omgang van de minderjarige met haar vader zwaarder weegt dan de godsdienstvrijheid van de moeder. De ouders hebben samen een dochter, geboren in 2016, die bij de moeder woont en waarvan de moeder het gezag heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgangsregeling, die eerder was vastgesteld tijdens een ondertoezichtstelling, niet adequaat werd nageleefd door de moeder, die steeds meer voorwaarden stelde aan de omgang.

De vader verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling, zodat hij zijn dochter één keer per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur kan zien. De moeder voerde verweer en vroeg om de omgang te beperken tot om de week in aanwezigheid van haarzelf of een vertegenwoordiger van de Stichting [stichting]. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader gehonoreerd en de omgangsregeling vastgesteld zoals door hem verzocht, met een verdeling van vakanties en feestdagen. De rechtbank benadrukt het belang van een goede band tussen de minderjarige en haar vader en stelt dat de moeder verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie over de ontwikkeling van de dochter aan de vader.

De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ook als de moeder in hoger beroep gaat. De beschikking is ondertekend door de rechters en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/572031 / FO RK 24-326
Omgang en informatie
Beschikking van 28 mei 2024
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Ahmadi,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.G. Weitkamp.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader met bijlagen, binnengekomen op 8 maart 2024;
  • het verweerschrift van de moeder met een zelfstandige verzoek (tegenverzoek) en bijlagen van 21 mei 2024;
  • de brief van de moeder met bijlage van 23 mei 2024;
  • het bericht van de vader met bijlagen van 23 mei 2024.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
28 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige [minderjarige] , de dochter van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat zij van de verzoeken vindt. De kinderrechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de kinderrechter dat doen. [1]
1.4.
De rechtbank heeft tijdens de zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking bevat de schriftelijke neerslag daarvan.

2.Waar de procedure over gaat

De feiten
2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat de moeder alleen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] kan nemen.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 februari 2020 tijdens de ondertoezichtstelling een omgangsregeling vastgesteld. Na het eindigen van de ondertoezichtstelling hebben de ouders de omgangsregeling in overeenstemming als volgt gewijzigd: de vader heeft een keer per twee weken van vrijdag uit school tot vrijdagavond onbegeleid omgang met [minderjarige] , de ene week in [plaats 1] van 13.00 uur tot 18.00 uur en de andere week in [plaats 2] van 14.00 uur tot 17.00 uur. Beide partijen zijn hierbij verantwoordelijk voor het halen en terugbrengen van [minderjarige] .
Het geschil
2.5.
De vader verzoekt de rechtbank te bepalen dat
- tussen de vader en [minderjarige] een omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij [minderjarige] de vader één keer per twee weken van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur ziet. Een maand ziet er als volgt uit:
- het eerste weekend verblijft [minderjarige] van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur bij de vader. [minderjarige] gaat dan niet naar Koranles of naar een Koranles in [plaats 1] . De moeder brengt [minderjarige] naar de vader en de vader brengt [minderjarige] op zondag terug naar het centraal station van [plaats 2] . In het geval [minderjarige] in het weekend van de vader bij oma vaderszijde (vz) verblijft, zal de omgang met de vader aanvangen op vrijdag om 19.00 uur;
- het tweede weekend verblijft [minderjarige] bij de moeder en kan zij naar Koranlessen;
- het derde weekend verblijft [minderjarige] van vrijdag na school tot zondag 8.00 uur bij vader en gaat zij naar Koranles in [plaats 2] . De moeder brengt [minderjarige] op vrijdag naar de vader. De vader brengt [minderjarige] op zaterdag om 8.00 uur naar de Koranles in [plaats 2] en de moeder haalt [minderjarige] daar op en brengt haar terug naar de vader. De vader brengt [minderjarige] op zondag om 8.00 uur naar de Koranles in [plaats 2] en de moeder haalt [minderjarige] daar weer op. In het geval [minderjarige] in het weekend van de vader bij oma vz verblijft, zal de omgang met de vader aanvangen op vrijdag om 19.00 uur;
- het vierde weekend verblijft [minderjarige] bij de moeder en kan zij naar Koranlessen;
  • het halen en brengen tussen de ouders wordt verdeeld. De moeder brengt [minderjarige] steeds naar de vader en de vader brengt [minderjarige] naar de Koranles of naar het centraal station van [plaats 2] ;
  • de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld:
- in de even jaren is [minderjarige] in de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader en in de laatste drie weken bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om;
- in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om;
- in de even jaren is [minderjarige] met het Suikerfeest bij de vader en met het offerfeest bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om;
- de moeder iedere 1e van de maand informatie aan de vader verstrekt met betrekking tot gewichtige aangelegenheden (waaronder school/BSO, algemene en sociaal-emotionele ontwikkeling, lichamelijke en geestelijke ontwikkeling, medische aangelegenheden, sport en sociale activiteiten, vakantie en vrije tijd, de Koranlessen), alsmede foto’s van [minderjarige] .
2.6.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij vraagt de rechtbank:
  • het verzoekt tot het vaststellen van de door de vader verzochte omgangsregeling af te wijzen en in plaats daarvan vast te stellen dat de omgang plaatsvindt om de week in [plaats 2] gedurende drie uur in aanwezigheid van de moeder of iemand van de Stichting [stichting] ;
  • het verzoek tot het vaststellen van de verzochte informatieregeling af te wijzen en in plaats daarvan de volgende informatieregeling vast te stellen:
- de moeder stuurt de vader een keer per maand per email een update over hoe het met [minderjarige] gaat en zal daarbij eventuele bijzonderheden vermelden.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal bepalen dat:
  • [minderjarige] een keer per twee weken, van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] haalt op vrijdag op uit school en de moeder [minderjarige] op zondag om 18.00 uur ophaalt bij de vader;
  • een verdeling van de vakanties en feestdagen vaststellen zoals opgenomen in r.o. 3.5.;
  • de moeder één keer per maand informatie over [minderjarige] aan de vader verstrekt met betrekking tot gewichtige aangelegenheden.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
De omgangsregeling
3.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de ondertoezichtstelling van de ouders is afgesloten omdat de omgang goed verliep en de ouders dit zelfstandig uit zouden gaan breiden. De rechtbank heeft begrepen dat er één uitbreiding is geweest, maar dat een uitbreiding hierna niet heeft plaatsgevonden omdat de moeder allerlei voorwaarden stelt aan de uitbreiding. Deze voorwaarden komen voort uit de steeds fundamenteler wordende geloofsovertuiging van de moeder. In het kader van deze geloofsovertuiging gaat [minderjarige] iedere woensdagmiddag en iedere zaterdag en zondag van ’s-ochtends vroeg tot 15.00 uur naar Arabische en koranlessen. Omdat [minderjarige] de rest van de tijd naar school gaat is zij dus, behalve in de schoolvakanties, geen enkele dag per week vrij om onbekommerd kind te zijn. Verder bidt [minderjarige] vijf maal per dag en wordt voor het ochtendgebed, zo rond vier uur in de nacht, gewekt door haar moeder. Hierdoor wordt haar nachtrust systematisch verstoord, waardoor [minderjarige] slaap tekort komt. De rechtbank vindt dit zorgelijk. [minderjarige] mag ook niet meer bij de vader overnachten nadat hij haar een keer niet heeft gewekt voor het ochtendgebed omdat zij te moe was en omdat de vader volgens de moeder ‘onbedekt’ slaapt. De moeder heeft verder besloten dat zij niet meer alleen met het openbaar mag vervoer reizen. Zij kan hierdoor het halen of brengen van [minderjarige] naar de vader niet langer faciliteren.
3.3.
De rechtbank respecteert de godsdienstvrijheid van de moeder, maar die vrijheid gaat niet boven het wettelijk recht van [minderjarige] en haar vader op regelmatige en betekenisvolle omgang met elkaar. Een weekend per veertien dagen is een passende en gebruikelijke wijze waarop aan dit recht invulling pleegt te worden gegeven. De Arabische en koranlessen in de woonplaats van de moeder zijn hieraan ondergeschikt. Het is daarnaast belangrijk dat [minderjarige] zich met beide ouders kan identificeren. Hoewel de vader ook moslim is, verschillen de ouders namelijk in de mate van en de manier waarop zij hun geloofsovertuiging beoefenen. [minderjarige] heeft het recht om haar geloof of levensovertuiging (uiteindelijk) zelf te kiezen. [minderjarige] is acht jaar en zal steeds meer haar eigen identiteit gaan ontwikkelen. De rechtbank begrijpt dat de moeder zegt dat [minderjarige] zelf kiest voor de fundamentalistische geloofsovertuiging van de moeder, maar [minderjarige] is gelet op haar leeftijd en het isolement waarin zij opgroeit nog helemaal niet in staat om zelf in vrijheid een weloverwogen keuze te maken. De rechtbank vindt het belangrijk dat [minderjarige] daar de tijd en ruimte voor krijgt. Een goed begin daarvan is een structureel en uitgebreid contact met haar vader. Bij haar vader, die ook belijdend moslim is, zal zij kunnen ervaren dat er ook andere minder fundamentalistische vormen zijn om het geloof te beleven. Het is verder belangrijk dat zij via haar vader contact heeft met zijn familie. Die familie is immers ook deel van haar identiteit. Daarmee kunnen de nadelen van het eenzijdig beëindigen door de moeder van de omgang van [minderjarige] met oma vaderszijde enigszins worden weggenomen.
3.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat het aan de vader is hoe hij invulling geeft aan de omgangsweekenden. Het is aan hem om [minderjarige] toe te staan met warm weer zonder hoofddoek naar buiten te gaan als zij dit wil en ook aan hem om haar niet te wekken voor het ochtendgebed. Als de vader haar niet naar koranlessen in zijn woonplaats Gouda wil brengen is dat geheel aan hem. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de vader in staat is om de omgangsregeling zo in te vullen dat dit overeenkomt met het belang en de gerechtvaardigde en intrinsieke wensen van [minderjarige] . De vader heeft ter zitting ook verklaard dat [minderjarige] in zijn woning een eigen slaapkamer heeft. Mede om die reden is het de eigen verantwoordelijkheid van de vader in welke nachtkleding hij slaapt. Daar heeft de moeder niets over te zeggen. Ook vindt de rechtbank het belangrijk dat de moeder mede verantwoordelijk is voor het halen en brengen van [minderjarige] . Het is namelijk de taak van beide ouders om te faciliteren dat een kind contact heeft met beide ouders. De moeder kan zich daar niet aan onttrekken door regels die zij zichzelf oplegt.
3.5.
De moeder heeft als verweer tegen de verzochte omgang verder nog aangevoerd dat [minderjarige] tegen de moeder heeft gezegd dat de vader negatief over de moeder praat en dat hij de geloofsovertuiging van [minderjarige] niet respecteert. Hierdoor zou [minderjarige] steeds overstuur terugkomen van de omgang. De rechtbank heeft echter gelezen en gehoord dat deze zorgen van de moeder over de vader niet worden ondersteund door hulpverleningsinstanties. Integendeel, het Buurtteam heeft juist een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis omdat de omgang door de moeder niet werd uitgebreid. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan te nemen dat de signalen die [minderjarige] aan de moeder af zou geven, wat daar ook van zij, voortkomen uit iets anders dan uit de behoefte van een klem zittend kind om de verzorgende ouder te vertellen wat zij graag wil horen. Ook overigens zijn er geen redenen om aan te nemen dat de vader geen verantwoorde ouder zou zijn. Indien er zorgen zijn over [minderjarige] lijken deze meer te worden veroorzaakt door de opvoedsituatie bij de moeder.
3.6.
De rechtbank heeft begrepen dat er op 6 juni 2024 een Jeugdbeschermingstafel plaats zal vinden om de zorgen te bespreken. De Raad heeft ter zitting gezegd dat het daarom eigenlijk te vroeg is om een beslissing te nemen op de verzoeken. De rechtbank vindt het echter belangrijk dat [minderjarige] zo snel mogelijk weer op een gebruikelijke wijze contact heeft met de vader en dat voor de hulpverlening het juridisch kader helder is.
De verdeling van de vakanties en feestdagen
3.7.
De rechtbank zal een verdeling van de vakanties en feestdagen vaststellen, zoals verzocht door de vader. Buiten dezelfde bezwaren die de moeder heeft als tegen de reguliere omgangsregeling, heeft de moeder hier geen verweer tegen gevoerd. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat zij tijdens de vakanties meer tijd met de vader kan doorbrengen en dat zij belangrijke feestdagen met hem kan vieren. De rechtbank zal daarom de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen vaststellen:
  • in de even jaren verblijft [minderjarige] in de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader en in de laatste drie weken bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om;
  • in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om;
  • in de even jaren is [minderjarige] met het Suikerfeest bij de vader en met het offerfeest bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om.
Informatieregeling
3.8.
Volgens de wet [2] is de moeder, als ouder met gezag, verplicht om de vader, de ouder zonder gezag, op de hoogte te houden van belangrijke zaken in het leven van [minderjarige] . De vader heeft naar voren gebracht dat de moeder dit onvoldoende doet. Hij moet daarom steeds gissen naar informatie.
3.9.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat de moeder één keer per maand een e-mail stuurt aan de vader over gewichtige aangelegenheden, waaronder school, algemene en sociaal-emotionele ontwikkeling, lichamelijke en geestelijke ontwikkeling, medische aangelegenheden, sport en sociale activiteiten als die er zijn, vakantie en vrije tijd en de Koranlessen. De vader heeft namelijk geen gezag, waardoor hij niet zelf om informatie kan vragen bij instanties. Het is belangrijk dat de vader die informatie heeft over [minderjarige] . Hij zal [minderjarige] eenmaal in de twee weken zien en het is nodig dat hij dan op de hoogte is hoe het gaat met haar, van haar gezondheid en van gebeurtenissen in het leven van [minderjarige] . Met deze informatie kan de vader namelijk beter aansluiten bij [minderjarige] en rekening houden met belangrijke zaken. De rechtbank vindt het daarentegen niet noodzakelijk om vast te stellen dat de moeder foto’s stuurt aan de vader. Nu de vader een keer in de twee weken omgang heeft met [minderjarige] , kan hij zelf foto’s van en met haar maken.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de omgangsregeling als volgt: [minderjarige] verblijft een keer per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur bij de vader. De vader haalt [minderjarige] op vrijdag op uit school en de moeder haalt [minderjarige] op zondag om 18.00 uur op bij de vader;
4.2.
stelt de volgende verdeling van vakanties en feestdagen vast:
- in de even jaren verblijft [minderjarige] in de eerste drie weken van de zomervakantie bij de
vader en in de laatste drie weken bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om;
- in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om;
- in de even jaren is [minderjarige] met het Suikerfeest bij de vader en met het offerfeest bij de moeder. In de oneven jaren wisselt dit om;
4.3.
bepaalt dat de moeder één keer per maand informatie over [minderjarige] aan de vader verstrekt met betrekking tot gewichtige aangelegenheden;
4.4.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024 en schriftelijk uitgewerkt op 11 juni 2024 . Deze beslissing is ondertekend door mr. M.W.J. van Elsdingen.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 1:377b BW