In deze zaak, die op 11 juni 2024 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], naar aanleiding van gebreken aan een woning die zij op 6 november 2023 voor € 1.875.000,- hebben gekocht. Kort na de overdracht op 2 februari 2024 ontdekten eisers gebreken aan de woning, waaronder asbest in de tuin en een ondeugdelijke constructie van de veranda. Eisers vorderden onder andere een voorschot op schadevergoeding van € 750.000,-, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat zij onvoldoende spoedeisend belang hadden bij deze vordering. De voorzieningenrechter heeft echter wel geoordeeld dat gedaagden verantwoordelijk zijn voor de kosten van een bodemonderzoek naar de asbestverontreiniging en voor de herstelkosten van de veranda, die zijn vastgesteld op respectievelijk € 7.139,- en € 25.310,-. De vordering tot herstel van overige gebreken werd afgewezen, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de aansprakelijkheid en de kosten. De proceskosten werden ook aan gedaagden opgelegd, die hoofdelijk verantwoordelijk zijn voor de betaling van € 1.444,97 aan eisers. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van onroerend goed, vooral met betrekking tot verborgen gebreken en de mededelingsplicht.