ECLI:NL:RBMNE:2024:3617

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
UTR 23/5299-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor kinderdagverblijf in Almere met betrekking tot akoestisch onderzoek en parkeerplaatsen

Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere over een omgevingsvergunning voor de bouw van een kinderdagverblijf op de William Jamesstraat 8 in Almere. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college, dat op 21 september 2023 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gebrek is in de verleende omgevingsvergunning, met name met betrekking tot de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen en de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek.

De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd hoe het aantal van 24 parkeerplaatsen is vastgesteld, en dat er geen rekening is gehouden met de specifieke situatie ter plaatse. Eiseres heeft aangevoerd dat er meer parkeerplaatsen nodig zijn, en dat de verkeersdrukte en geluidsoverlast niet adequaat zijn beoordeeld. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen binnen een termijn van twee weken, en heeft aangegeven dat eiseres daarna de mogelijkheid heeft om te reageren op de herstelpoging.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5299-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.J. Grasmeijer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigden: C. Haan en H. Smit).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Yaja Real Estate B.V. (de vergunninghouder).

Inleiding

Op 28 juli 2022 heeft de vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een kinderdagverblijf op het perceel [adres] te [woonplaats] .
Bij besluit van 10 november 2022 (het primaire besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een kinderdagverblijf op het perceel [adres] te [woonplaats] .
Bij besluit van 21 september 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het college heeft geen verweerschrift ingediend,
maar verwijst naar de motivering in het bestreden besluit voor het verweer. De derde-partij
heeft een reactie ingediend.
Eiseres heeft op 16 april 2024 een beoordelingsnotitie van deskundig [adviesbureau]
ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2024. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens de vergunninghouder zijn [A] , [B] , en [C] ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het overgangsrecht
1. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Het geschil
2. Het bouwplan is getoetst aan het bestemmingsplan ‘‘Chw bestemmingsplan Oosterwold, 1e partiele herziening’’. Het college heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat er geen grond is voor weigering van de omgevingsvergunning. Het bouwplan is niet in strijd met het Bouwbesluit 2012, het bestemmingsplan of met de gemeentelijke bouwverordening. Daarnaast is er sprake van een welstandsvrij gebied. Het college stelt zich onder meer op het standpunt dat er voldaan wordt aan de vereiste grenswaarden ten aanzien van geluid en dat er voldoende in de parkeerbehoefte wordt voorzien met 24 parkeerplaatsen op eigen terrein. Er is ter plaatse sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het college heeft daarom besloten de omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 2.10 van de Wabo.
3. Eiseres is het hier niet mee eens. Volgens eiseres zijn er onjuiste uitgangspunten gebruikt in het akoestisch onderzoek en is er geen rekening gehouden met het feit dat door de 600 extra verkeersbewegingen sprake is van geluidsoverlast op de woning. Verder is volgens eiseres niet gebleken dat in voldoende mate in de behoefte aan parkeergelegenheid wordt voorzien.
Wat vindt de rechtbank?
Ten aanzien van het geluid
4. Eiseres voert aan dat er trottoirs en fietspaden ontbreken en het daarom niet realistisch is om de normale uitgangspunten te gebruiken zoals die zijn gebruikt in het akoestisch onderzoek.
5. Ten behoeve van de toets of voldaan wordt aan de planregel [1] dat er sprake moet zijn van een aanvaardbare geluidssituatie, dient de beslisboom geluid en slagschaduw te worden doorlopen. Om deze beslisboom te doorlopen en te toetsen of een aanvaardbare geluidssituatie kan bestaan, is er akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rechtbank stelt vast dat de wijze van berekenen niet wordt betwist, maar dat de uitgangspunten waarmee is gerekend in het akoestisch onderzoek volgens eiseres onjuist zijn.
6. Het college heeft op de zitting verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 november 2022 [2] . Het college heeft daarbij toegelicht dat het bestemmingsplan nog in ontwikkeling is en het aan de initiatiefnemers is om de kavels in te richten. De omgevingsvergunningen die in het gebied verleend worden, worden naar het uiteindelijke resultaat verleend. Hierdoor kan niet gezegd worden dat er sprake is van een geheel andere situatie dan andere gebieden. De ontwikkeling van het plangebied duurt ongeveer 8 tot 12 jaar. In de toekomst zal de situatie dus vergelijkbaar zijn met andere gebieden. De gemeente kan daarbij sturen als het gaat om de verleende vergunningen. Het college evalueert het tussentijds. De ontwikkeling wordt dus niet volledig overgelaten aan kavelbezitters. De doorwaadbare zones moeten op de tekeningen bij het bouwplan worden aangegeven. De kavels zijn niet alleen bedoeld voor bebouwing en eigen gebruik, maar ook voor wegen en fietspaden. De wegen moeten dus ook voor algemene voorzieningen worden gebruikt. Er is daarom geen reden om uit te gaan van de huidige situatie.
7. De rechtbank kan de uitleg van het college goed volgen. Zoals in de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling is aangegeven wordt in het bestemmingsplan ruimte geboden aan de realisatie van woningen in landelijke woonmilieus, kantoren, bedrijven, stedelijke voorzieningen, recreatieve voorzieningen, stadslandbouw en groen- en waterstructuren. Er wordt uitgegaan van uitnodigingsplanologie. Niet de gemeente, maar de initiatiefnemers bepalen, binnen de grenzen die het bestemmingsplan stelt, hoe het plangebied eruit komt te zien. De bewoners moeten binnen het bestemmingsplan de nadere invulling voor hun rekening nemen. Dit betekent ook dat de huidige situatie nog in ontwikkeling is en nog niet definitief is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college er in redelijkheid van uit mocht gaan dat deze situatie niet anders is dan vergelijkbare situaties waarin sprake is van ontwikkeling. Er bestaat dan ook geen aanleiding om andere uitgangspunten te hanteren bij de berekening van de geluidsbelasting op de gevels van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert verder aan dat er sprake zal zijn van ongeveer 600 extra verkeersbewegingen. Door de 600 extra verkeersbewegingen is er sprake van geluidsoverlast op de woning. Eiseres voert hierbij ook aan dat vanwege het feit dat de [straat] naar het noorden is opgeschoven, deze weg te dicht op haar woning ligt en verkeerslawaai veroorzaakt. Daarnaast is er al een ontheffing voor een hogere grenswaarde van 53 dB verleend. Ook lijkt het college volgens eiseres zich niet te realiseren dat er iets bestaat als ‘reeds aanwezige gevoelige objecten’. Het is eiseres daarbij onduidelijk of stap vier van de beslisboom is doorlopen.
9. De rechtbank overweegt dat de verkeersdrukte en de verkeersstromen buiten de reikwijdte van deze procedure vallen, omdat het bestemmingsplan het gebruik als kinderdagverblijf planologisch toestaat. De ruimtelijke effecten van wat al op grond van het bestemmingsplan is toegestaan blijven buiten beschouwing. Dat heeft de planwetgever bij de vaststelling van het bestemmingsplan immers al gedaan. Alleen de gevolgen van dat wat onder het bestemmingsplan niet is toegestaan, mogen worden meegenomen in de afweging van de betrokken belangen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Ten aanzien van de parkeerplaatsen
10. Eiseres voert aan dat de afdeling Verkeer van de gemeente Almere eigenhandig aanpassingen heeft gedaan aan de standaard rekentool, maar dat daarbij geen sprake is van een deugdelijk onderzoek. Het is onduidelijk op basis waarvan de aanpassingen gerechtvaardigd zijn. Eiseres voert verder aan dat locatie specifieke omstandigheden er juist voor zorgen dat meer ouders kinderen per auto zullen brengen en halen. Er zijn namelijk geen fiets- of voetpaden aanwezig. Ook zal er meer personeel aanwezig zijn, die hun auto’s op de parkeerplaats zullen parkeren. Eiseres heeft in beroep een beoordelingsnotitie van deskundig bureau [adviesbureau] ingediend. De deskundige concludeert na het onderzoeken van de plannen dat het berekende aantal parkeerplaatsen in het bestreden besluit niet voldoende is. Er is een verkeerde inschatting gemaakt, omdat geen rekening is gehouden met de locatie specifieke situatie. Verder zijn er, als uitgegaan wordt van een volledige bezetting van het personeel, in totaal 36 parkeerplaatsen nodig.
11. De rechtbank overweegt dat een onderdeel in de beoordeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning de vraag is of er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen bij het kinderdagverblijf. Op grond van artikel 3.1, onder a, van het bestemmingsplan, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waardoor de parkeerbehoefte voor auto’s en/of fietsen toeneemt, slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen. Op grond van artikel 15.1 van het bestemmingsplan moet voldaan worden aan de Nota Parkeernormen 2020. Volgens de Nota Parkeernormen 2020 is de norm van een kinderdagverblijf 1,2 + K&R. De toe te passen eenheid is 100 m2 met gebiedscode c en het aantal benodigde parkeerplaatsen moet bepaald worden door de rekentool. Omdat de Nota Parkeernormen 2020 geen houvast geeft, wordt gebruik gemaakt van de kentallen van de CROW die ook aan de basis liggen van de Nota Parkeernormen 2020.
12. Voor een kinderdagverblijf geldt dat het aantal benodigde parkeerplaatsen berekend wordt op basis van de rekentool. Het college heeft deskundig advies ingewonnen bij de afdeling Verkeer. Op 26 oktober 2022 heeft de afdeling Verkeer advies uitgebracht ten aanzien van de parkeernorm. Uit het advies blijkt dat de adviseur de verstrekte informatie naast de standaardwaarden van het CROW heeft gelegd en een aantal aanpassingen heeft gedaan in de berekening. Het aantal kinderen per auto is verhoogd van 1,18 naar 1,33. De turnover is verhoogd van 3 naar 4. Het aantal docenten per klas is aangepast naar 1 en overige personen per klas naar 0,4. Het college gaat daarom uit van 24 benodigde parkeerplaatsen. Het college heeft in het Excel-overzicht in de mail van 26 oktober 2022 aangegeven dat hij tot 24 benodigde parkeerplaatsen komt. Op basis van de rekentool zijn 24 parkeerplaatsen vereist en deze worden volgens de situatietekening bij het bouwplan ook gerealiseerd.
13. De rechtbank stelt vast dat in het advies van de afdeling Verkeer niet vermeld staat welke planregel van toepassing is en wat de bruto vloeroppervlakte van het kinderdagverblijf is. Verder is het niet duidelijk hoe de in de Nota Parkeernormen 2020 opgenomen normen zijn meegenomen in de berekening. Ook heeft het college niet inzichtelijk gemaakt welke uitgangspunten uit het CROW zijn gehanteerd, die horen bij een kinderdagverblijf en tot welke parkeerdruk dit leidt op verschillende dagen en tijdstippen van de week. Het college heeft dit ter zitting ook niet kunnen toelichten. De rechtbank kan dus niet nagaan of in voldoende mate in de behoefte aan parkeergelegenheid wordt voorzien. Er is daarom sprake van een gebrek in het bestreden besluit. Daarbij heeft het college geen reactie gegeven op het advies dat door eiseres is ingebracht.
Hoe nu verder?
14. Gelet op het voorgaande is er sprake van een gebrek in het bestreden besluit. Het bestreden besluit berust met betrekking tot de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen niet op een deugdelijke motivering en het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
15. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Om het gebrek te herstellen zal het college, met inachtneming van hetgeen onder 19. is overwogen, nader moeten motiveren dat er in voldoende mate in de behoefte aan parkeergelegenheid wordt voorzien. Dit kan met een nieuwe motivering of met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. Het college krijgt hierbij ook de mogelijkheid om te reageren op het door eiseres ingebrachte deskundigenadvies van [adviesbureau] . Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen.
16. Als het college gebruik heeft gemaakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
17. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden die reeds zijn aangevoerd, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat
betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het college op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt het college in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 13.20 van het bestemmingsplan.