Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
niet, zoals [eiseres] veronderstelt, de vergoeding van € 30,00 per uur die [gedaagde] afzonderlijk met [onderwijsinstelling] is overeengekomen in het kader van de door hen gesloten samenwerkingsovereenkomst. Die tussen [gedaagde] en [onderwijsinstelling] overeengekomen vergoeding staat volledig los van de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] . Anders dan [eiseres] stelt, heeft [gedaagde] dus niet een deel van haar loon ingehouden door haar € 15,00 althans € 19,00 per uur te betalen in plaats van € 30,00 per uur en heeft [gedaagde] daarmee niet in strijd met artikel 9 Waadi gehandeld. Het klopt dat [gedaagde] verdiende aan de door [eiseres] gewerkte uren, nu [gedaagde] van [onderwijsinstelling] een hogere vergoeding ontving dan [gedaagde] aan [eiseres] betaalde, maar dat is een gebruikelijk verdienmodel voor ondernemingen als [gedaagde] en is op zichzelf niet in strijd met artikel 9 Waadi.
het door partijen overeengekomen loonbij wijze van tegenprestatie aan [gedaagde] zou moeten afstaan, doordat [eiseres] een tegenprestatie aan [gedaagde] zou moeten betalen of [gedaagde] (op verkapte wijze, bijvoorbeeld onder de valse noemer ‘administratiekosten’) een tegenprestatie zou inhouden op dat overeengekomen loon. Dat is niet het geval. [eiseres] hoefde geen tegenprestatie aan [gedaagde] te betalen en [gedaagde] heeft het met [eiseres] overeengekomen loon altijd volledig aan haar voldaan. Van een (indirecte) schending van artikel 9 Waadi is dan ook geen sprake.