In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 mei 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 3 mei 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn was overschreden, aangezien verweerder zowel op 10 mei 2022 als op 14 januari 2024 in gebreke was gesteld. Eiseres heeft haar beroep ingediend op 9 februari 2024, meer dan twee weken na de laatste ingebrekestelling.
De rechtbank oordeelde dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, met een termijn van uiterlijk zes weken na de uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank volgde de termijnen die eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waren vastgesteld voor soortgelijke zaken. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald, en het door haar betaalde griffierecht moet ook worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor eiseres om een dwangsom te vorderen bij niet tijdige beslissingen. De rechtbank heeft de dwangsomregeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast en de proceskostenvergoeding berekend op basis van de geldende regels.