ECLI:NL:RBMNE:2024:3563

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
574740 HA RK 24-98
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard wegens gebrek aan objectieve grond voor vrees van partijdigheid

Op 6 juni 2024 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek van [verzoekster] B.V. ongegrond verklaard. Het verzoek was gericht tegen de rechter die de hoofdzaak behandelt, waarin een huurgeschil tussen verzoekster en de verhuurder aan de orde is. Verzoekster vreesde dat de rechter niet onpartijdig kon oordelen, omdat hij in het verleden bij Fort Advocaten had gewerkt, waar ook de advocaat van de verhuurder, mr. R.F. Raven, werkzaam is. Verzoekster stelde dat de rechter mogelijk nog contact had met oud-collega's van Fort Advocaten, wat de vrees voor partijdigheid zou kunnen voeden.

De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden geen objectief gerechtvaardigde grond opleveren voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechter heeft meer dan zes jaar geleden zijn dienstverband bij Fort Advocaten beëindigd en heeft nooit samengewerkt met mr. Raven. De enkele aanwezigheid van de rechter op een borrel van Fort Advocaten, waar hij kort aan mr. Raven werd voorgesteld, was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel vaststaat, en dat de indruk van een procespartij niet doorslaggevend is.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 574740 HA RK 24-98
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
6 juni 2024
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoekster] B.V,
hierna: verzoekster,
advocaat: mr. E. van Meulen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de e-mail van mr. E. van Meulen van 6 mei 2024 met daarin de aankondiging van het wrakingsverzoek en de onderliggende e-mailcorrespondentie tussen de rechtbank,
mr. R.F. Raven en mr. Van Meulen.
- het wrakingsverzoek van 6 mei 2024;
- de schriftelijke reactie van mr. drs. B.G.W.P. Heijne (hierna: de rechter) van 7 mei 2024.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 23 mei 2024 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (hierna: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn namens [verzoekster] B.V. verschenen [A] en haar advocaat mr. Van Meulen. De rechter is met voorafgaand bericht niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als behandelend rechter in de zaak met het zaaknummer 10858716 MC EXPL 23-7646 (hierna: de hoofdzaak). In die zaak is een tussen verzoekster als huurder en de verhuurder langlopend huurgeschil aan de orde.
2.2.
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. In de hoofdzaak wordt de verhuurder vertegenwoordigd door mr. Raven. Hij is werkzaam bij Fort Advocaten. De rechter heeft een band met Fort Advocaten. De rechter heeft van medio 2013 tot medio 2018 bij Fort Advocaten gewerkt en is dus nog maar zes jaar weg bij dat advocatenkantoor. Er zijn meerdere partners van het kantoor bij de hoofdzaak betrokken (geweest) en een aantal van hen was al bij het kantoor werkzaam in de periode dat de rechter daar ook werkzaam was. Niet valt uit te sluiten dat de rechter nog contact heeft met die partners. De rechter was namelijk recent nog aanwezig op een borrel bij Fort Advocaten en is toen voorgesteld aan mr. Raven. Verzoekster vreest naast het contact met diverse partners van het advocatenkantoor dat de rechter ook contact heeft met de heer [B] , de […] van de verhuurder, omdat er in 2017 een faillissementszaak bij Fort Advocaten heeft gelopen waar de heer [B] bij betrokken was. Dat de rechter de zaak tussen verzoekster en haar verhuurder behandelt, voelt voor verzoekster daarom niet goed. Dat na het wrakingsverzoek niet gewoon een andere rechter wordt aangewezen, is ook een omstandigheid die – zo begrijpt de wrakingskamer – ertoe leidt dat verzoekster vreest voor vooringenomenheid.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen, omdat hij zonder vooringenomenheid over de zaak kan oordelen. De rechter benoemt dat:
- zijn dienstverband bij Fort Advocaten meer dan zes jaar geleden is geëindigd;
- mr. Raven na het vertrek van de rechter bij Fort Advocaten is komen werken en zij nooit hebben samengewerkt;
- de borrel op 9 februari 2024 een eenmalig evenement was waar alle oud-medewerkers voor waren uitgenodigd en waar de rechter kort aan mr. Raven is voorgesteld, maar hij niet over zaken of cliënten van mr. Raven heeft gesproken. De rechter was op dat moment ook nog niet bekend met de toedeling van de hoofdzaak aan hem als kantonrechter. De andere advocaten die mr. Van Meulen in het wrakingsverzoek aanhaalt waren niet op de borrel aanwezig of kent de rechter niet;
- de rechter sinds zijn vertrek bij Fort Advocaten geen persoonlijke relaties onderhoudt met de advocaten die daar op dit moment werken en dus ook niet met advocaten die betrokken zijn bij de hoofdzaak;
- de rechter bij Fort Advocaten werkzaam was in de sectie Insolventie en niet in de sectie Vastgoedrecht waar de hoofdzaak wordt behandeld;
- de partner waar de rechter onder werkte ongeveer gelijktijdig met het vertrek van de rechter met pensioen is gegaan;
- de rechter niet bekend is met de partijen in de hoofdzaak, hij de heer [B] alleen van naam kent en hij nooit zijn belangen of die van zijn ondernemingen heeft behartigd.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer leidt uit het wrakingsverzoek af dat verzoekster vindt dat omdat zij het wrakingsverzoek heeft ingediend, er sowieso een andere rechter aan de zaak had moeten worden gekoppeld. Maar zo werkt het niet. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door verzoekster genoemde omstandigheden geen objectief gerechtvaardigde grond op voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Dat de rechter in het verleden bij Fort Advocaten heeft gewerkt en dat daar in die periode ook advocaten werkten die bij de hoofdzaak betrokken zijn geweest, is onvoldoende. De wrakingskamer overweegt dat de rechter al zes jaar weg is bij Fort Advocaten en nooit heeft samengewerkt met mr. Raven. Het is niet aannemelijk geworden dat de rechter nog persoonlijk contact heeft met oud-kantoorgenoten. Dat de rechter begin dit jaar op een borrel van Fort Advocaten is geweest en toen is voorgesteld aan mr. Raven, is ook niet voldoende om te oordelen dat verzoeksters vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Uit de toelichting van de rechter blijkt dat hij toen nog niet wist dat de hoofdzaak aan hem was toegedeeld, dat mr. Raven en hij alleen aan elkaar zijn geïntroduceerd en dat mr. Raven en hij niet (inhoudelijk) met elkaar hebben gesproken. De wrakingskamer ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Dat verzoekster zich afvraagt waarom de rechter uitgerekend aan mr. Raven is voorgesteld, is daarvoor onvoldoende. Verder is niet aannemelijk geworden dat de rechter in 2017 of daarna contact heeft gehad met de heer [B] .
3.4.
Op grond van het voorgaande wordt het wrakingsverzoek ongegrond verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer 10858716 MC EXPL 23-7646 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.C. Nicholson, voorzitter, en mr. M.E. Heinemann en mr. P.M. Leijten als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.
de griffier de voorzitter
is buiten staat deze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.