ECLI:NL:RBMNE:2024:3560

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10715682 \ UC EXPL 23-6506 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling restant koopprijs van een beautysalon met opschortingsverweer

In deze zaak vordert de eiseres, een beautysalon eigenaar, betaling van het restant van de koopprijs van € 8.600,00 van de gedaagde partij, die de salon heeft overgenomen. De partijen waren het eens over een totale koopprijs van € 28.500,00, waarvan al € 19.900,00 was betaald. De gedaagde stelt dat zij de betaling heeft opgeschort omdat de eiseres tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst door het meenemen van een laptop en een bedrijfstelefoon, waardoor zij geen toegang meer zou hebben tot het klantenbestand. De kantonrechter oordeelt echter dat niet is komen vast te staan dat de gedaagde hierdoor geen toegang meer had tot het klantenbestand, aangezien de gedaagde ook andere manieren had om toegang te krijgen. De kantonrechter wijst de vordering van de eiseres tot betaling van het restant van de koopprijs toe, evenals de rente en de buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie wijst de kantonrechter de vorderingen van de gedaagde af, omdat niet is komen vast te staan dat de eiseres onrechtmatig heeft gehandeld. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10715682 \ UC EXPL 23-6506 VL/58599
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in het incident en reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: A.F.M. Klammer,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in het incident en reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. van Andel.

1.De (verdere) procedure

1.1.
Dit vonnis is een vervolg op het vonnis dat op 17 januari 2024 in deze zaak is uitgesproken. De verdere procesgang blijkt uit:
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 10 mei 2024 plaatsgevonden. Mevrouw [eiseres] was aanwezig, bijgestaan door de heer A.F.M. Klammer. Namens [gedaagde] was de heer [A] aanwezig, bijgestaan door mr. J. van Andel. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen besproken is. Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.De verdere beoordeling

In conventie
2.1.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] toe. Dit wordt hieronder toegelicht.
[gedaagde] moet de rest van de koopprijs betalen
2.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een koopprijs van € 28.500,00 zijn overeengekomen voor de overname van de beautysalon. Daarbij zijn partijen het er over eens dat [gedaagde] een bedrag van € 19.900,00 aan [eiseres] heeft betaald, zodat nog een bedrag van € 8.600,00 openstaat.
Het verweer op opschorting slaagt niet
2.3.
[gedaagde] stelt dat zij haar verplichting tot betaling van dit bedrag heeft opgeschort, omdat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij voert hiertoe aan dat partijen hebben afgesproken dat [eiseres] het volledige klantenbestand van “ [onderneming 1] ” (de voormalige onderneming van [eiseres] ) zou overdragen, evenals de inventaris en het personeel. [eiseres] heeft echter op 19 mei 2023 de laptop en de bedrijfstelefoon waarmee [gedaagde] toegang had tot het klantenbestand uit de beautysalon ontvreemd. Daarnaast heeft ze sommige onderdelen van de inventaris niet geleverd. Hiermee is [eiseres] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, aldus [gedaagde] .
2.4.
[eiseres] ontkent niet dat zij op 19 mei 2023 de laptop en de bedrijfstelefoon heeft meegenomen uit de beautysalon, maar zij betwist wel dat [gedaagde] daardoor niet meer zou kunnen beschikken over het volledige klantenbestand en/of niet meer bereikbaar zou zijn voor haar klanten. [eiseres] betwist ook dat ze niet de volledige inventaris zou hebben laten staan. Volgens [eiseres] is zij dus niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Laptop en bedrijfstelefoon
2.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Weliswaar staat vast dat [eiseres] de laptop en de bedrijfstelefoon op 19 mei 2023 uit de beautysalon heeft meegenomen, maar niet is komen vast te staan dat [gedaagde] hierdoor geen toegang meer had tot het klantenbestand of dat klanten haar niet meer konden bereiken. [eiseres] voert aan dat het klantenbestand bestond uit een account bij [onderneming 2] en [onderneming 3] en uit twee papieren agenda’s waarin de afspraken met cliënten waren bijgehouden. [gedaagde] had zowel [onderneming 2] als [onderneming 3] kunnen bellen en om de toegangscode kunnen vragen. Zij had met die code vanaf elke willekeurige laptop kunnen inloggen op het account van [onderneming 2] en/of [onderneming 3] en had hiervoor dus niet de laptop nodig die [eiseres] had meegenomen. Dit heeft [eiseres] tijdens de verkoop al duidelijk aan [gedaagde] uitgelegd. Daarbij had [gedaagde] ook een vaste telefoon, waarop zij bereikbaar was voor klanten. Hiervoor was de bedrijfstelefoon niet nodig, aldus [eiseres] .
2.6.
In het licht van deze uitgebreide onderbouwing van [eiseres] had het op de weg van [gedaagde] gelegen om haar stelling dat het klantenbestand alleen bruikbaar was met de laptop en/of de bedrijfstelefoon nader te onderbouwen. Zij had bijvoorbeeld kunnen uitleggen hoe dat klantenbestand er precies uit zag. Of het klantenbestand bestond uit een Excel document waarin de gegevens werden bijgehouden of dat gebruik werd gemaakt van een ander programma, is de kantonrechter niet duidelijk geworden. Ook had [gedaagde] kunnen uitleggen hoe zij dat klantenbestand gebruikte in de periode dat zij nog wel de beschikking had over de laptop en de bedrijfstelefoon. Dit heeft zij niet gedaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiseres] door het meenemen van de laptop en de bedrijfstelefoon uit de beautysalon niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, althans niet zodanig dat daardoor vaststaat dat [gedaagde] niet langer over het klantenbestand kon beschikken en het beroep op opschorting van de betalingsverplichting van [gedaagde] om die reden gerechtvaardigd is.
Inventaris
2.7.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] niet alle inventaris heeft achtergelaten. [eiseres] betwist dit en stelt dat zij alle apparaten, waaronder ook enorm kostbare, heeft laten staan. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om verder te onderbouwen welke apparaten [eiseres] niet zou hebben geleverd. Ter zitting verwijst [gedaagde] slechts naar productie 2 bij de incidentele conclusie en productie 4 bij de conclusie van antwoord, waarbij [gedaagde] verder niet concreet uitlegt welke apparatuur mist. De kantonrechter is van oordeel dat ook onvoldoende is komen vast te staan dat [eiseres] wat betref het leveren van de inventaris is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
2.8.
Aangezien het niet is komen vast te staan dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, slaagt het verweer op opschorting van [gedaagde] niet. De vordering van [eiseres] tot betaling van de rest van de koopprijs, een bedrag van € 8.600,00, zal daarom worden toegewezen.
Rente
2.9.
[eiseres] vordert een bedrag van € 681,01 aan tot aan de dagvaarding verschenen rente. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen.
2.10.
[eiseres] vordert de rente over de hoofdsom vanaf de dagvaarding totdat het volledige bedrag is betaald. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.11.
[eiseres] vordert een bedrag van € 805,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 132,42
  • griffierecht € 244,00
  • salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten x tarief € 406,00)
Totaal € 1.188,42
2.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
2.14.
De kantonrechter wijst de reconventionele vorderingen van [gedaagde] af.
2.15.
Zoals onder 2.3 tot en met 2.8 is overwogen, is niet komen vast te staan dat [eiseres] tekort is geschoten de nakoming van de overeenkomst. Daarbij is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde] met betrekking tot het wegnemen van het klantenbestand. Weliswaar zou het wegnemen van de laptop en bedrijfstelefoon op zichzelf een onrechtmatige gedraging op kunnen leveren, maar de vordering van [gedaagde] ziet op het wegnemen van het klantenbestand. Aangezien niet is komen vast te staan dat het klantenbestand slechts kon worden geraadpleegd met de laptop en/of de bedrijfstelefoon, kunnen de reconventionele vorderingen van [gedaagde] niet worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.16.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 135,50 (0,5 punten x tarief € 271,00)
In incident
2.17.
De kantonrechter wijst de incidentele vordering van [gedaagde] af. Aangezien niet is komen vast te staan dat [gedaagde] geen beschikking meer had over het klantenbestand door toedoen van [eiseres] , kan [eiseres] niet worden veroordeeld tot afgifte van het klantenbestand.
2.18.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [gedaagde] ook onvoldoende heeft onderbouwd dat zij een rechtmatig belang heeft bij afgifte van het klantenbestand. Zij stelt dat zij de beautysalon nooit voor een bedrag van € 28.500,00 had gekocht als zij daarbij niet de beschikking kreeg over het klantenbestand. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] stelt dat het klantenbestand van belang is voor het voeren van de onderneming. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] echter verklaard dat zij de beautysalon inmiddels alweer doorverkocht heeft. Zonder nadere onderbouwing valt daarom niet in te zien dat [gedaagde] een belang heeft bij afgifte van het klantenbestand.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.19.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 406,50 (1,5 punten x tarief € 271,00)
In conventie, reconventie en incident
Nakosten
2.20.
Onder de proceskosten vallen ook nakosten. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.21.
De kantonrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiseres] te betalen:
  • € 8.600,00 aan restant koopprijs, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot het moment dat het volledige bedrag is betaald;
  • € 681,01 aan tot aan de dagvaarding verschenen rente;
  • € 805,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.188,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in reconventie
3.4.
wijst de reconventionele vorderingen van [gedaagde] af;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 135,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
in incident
3.6.
wijst de vordering van [gedaagde] tot afgifte van het klantenbestand af;
3.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 406,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
zowel in conventie, reconventie als incident
3.8.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 135,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de voldoening. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.