ECLI:NL:RBMNE:2024:3548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
C/16/558073/HA-ZA 23-402
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening van tegenvorderingen in civiele procedure

In deze civiele procedure vordert eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], van gedaagde, h.o.d.n. [handelsnaam], betaling van facturen ter hoogte van € 26.020,93. Gedaagde heeft een tegenvordering van € 14.933,39, die hij wil verrekenen met de vordering van eiseres. De rechtbank heeft op 5 juni 2024 geoordeeld dat gedaagde tot betaling van € 11.087,54 aan eiseres moet worden veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde een aantal facturen heeft gefactureerd, waarvan een deel door eiseres is erkend, terwijl andere facturen niet voldoende zijn onderbouwd door gedaagde. De rechtbank heeft de vordering van gedaagde tot verrekening van zijn tegenvordering met de vordering van eiseres toegestaan, waardoor het te betalen bedrag door gedaagde is verlaagd. Daarnaast heeft de rechtbank wettelijke handelsrente toegewezen vanaf 22 december 2022 en buitengerechtelijke incassokosten van € 885,88 toegewezen. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 4.660,55. In reconventie heeft gedaagde een voorwaardelijke eis ingesteld, maar deze is niet aan de orde gekomen omdat de voorwaarde niet is vervuld. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.G. van Ommeren.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/558073 / HA ZA 23-402
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.D. de Wit te Uithoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 januari 2024,
- de akte na tussenvonnis van [gedaagde] van 21 februari 2024 met producties 9a t/m 21,
- de antwoordakte van [eiseres] van 20 maart 2024 met producties 6 en 7,
- de antwoordakte na tussenvonnis van [gedaagde] van 17 april 2024.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De kern van de beslissing

2.1.
[eiseres] vordert van [gedaagde] betaling van zijn facturen ten bedrage van € 26.020,93. [gedaagde] heeft een tegenvordering van € 14.933,39 op [eiseres] , die hij met de vordering van € 26.020,93 kan verrekenen. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] daarom tot betaling van € 11.087,54 aan [eiseres] .

3.De verdere beoordeling

in conventie
[gedaagde] heeft een (tegen)vordering op [eiseres] van € 14.933,39
3.1.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 32.243,86 bij [eiseres] gefactureerd en beroept zich op verrekening van dit bedrag met de vordering van [eiseres] . Dit verrekeningsverweer slaagt deels, namelijk voor een bedrag van € 14.933,39. Hieronder licht de rechtbank per factuur van [gedaagde] toe waarom [gedaagde] wel of niet een vordering op [eiseres] heeft.
Factuur met nummer 20210016
3.2.
De factuur met nummer 20210016 ten bedrage van € 2.420,00, inclusief btw ziet op de overname van de licentie van de Palette CAD. Palette CAD is een programma dat wordt gebruikt om tekeningen voor meubels en keukens te maken. [eiseres] erkent dat zij deze licentie heeft overgenomen, maar zij betwist dat zij daarvoor een vergoeding aan [gedaagde] moet betalen. De rechtbank vindt het onaannemelijk dat [eiseres] geen vergoeding voor de licentie aan [gedaagde] moet betalen. [eiseres] heeft dan ook onvoldoende betwist dat zij de factuur van € 2.420,00 aan [gedaagde] verschuldigd is.
3.3.
Dat [eiseres] kosten aan Palette CAD heeft moeten betalen om het programma te kunnen gebruiken, brengt niet mee dat [eiseres] geen vergoeding voor de overname van de licentie verschuldigd is. Kosten die door Palette CAD bij [eiseres] in rekening zijn gebracht, staan los van de overeenkomst over de overname van de licentie tussen [eiseres] en [gedaagde] .
Facturen met nummers 20210017, 20210044, 20220039 en 20220041
3.4.
Van de facturen met nummers 20210017, 20210044, 20220039 en 20220041 heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat de daarop gefactureerde werkzaamheden en materialen in opdracht van [eiseres] zijn uitgevoerd en geleverd. [gedaagde] heeft geen enkele onderbouwing overgelegd waaruit deze opdrachten zouden blijken en [eiseres] betwist deze opdrachten ook. Deze facturen is [eiseres] dan ook niet aan [gedaagde] verschuldigd.
Factuur 20210054
3.5.
Van de factuur met factuurnummer 20210054 heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat de daarop gefactureerde werkzaamheden en materialen in opdracht van [eiseres] zijn uitgevoerd en geleverd. Uit het enkele WhatsApp-bericht van [eiseres] aan [gedaagde] van 16 juli 2021 [1] , waarin staat dat [gedaagde] moet langskomen om een deur te frezen en een keuken door te nemen, kan dit niet worden afgeleid. Het is onduidelijk voor welke project van [eiseres] deze werkzaamheden zouden zijn verricht.
Facturen 20220035 en 20220036
3.6.
De facturen met nummers 20220035 en 20220036 zien op werkzaamheden van [gedaagde] aan de keuken en badkamer van de familie [A] en de familie [B] . Uit de e-mail en bijbehorende bijlage van [eiseres] aan [gedaagde] van 20 januari 2022 [2] volgt dat partijen zijn overeengekomen dat en welke kosten [gedaagde] voor deze twee projecten bij [eiseres] in rekening mag brengen. De heer [C] van [eiseres] geeft in zijn e-mail aan [gedaagde] aan dat zij “
de kosten voor commissie [A] en [B] even op papier gezet” hebben en verwijst voor de berekening van deze kosten naar de bijlage. In de bijlage staan de kosten voor de familie [A] en [B] opgesomd. Het totaalbedrag dat daarin wordt genoemd, is € 3.477,10, inclusief btw. [gedaagde] heeft voor beide projecten in totaal een bedrag van € 10.173,08 aan [eiseres] gefactureerd. Maar [gedaagde] onderbouwt niet waarom hij meer dan het bedrag van € 3.477,10 bij [eiseres] in rekening zou mogen brengen. De rechtbank zal dan ook alleen het bedrag van € 3.477,10 toewijzen.
Factuur met nummer 20220037
3.7.
De factuur met nummer 20220037 ziet op de freeswerkzaamheden van de keuken van de familie [D] die [gedaagde] in opdracht van [eiseres] heeft verricht. Uit de Whatsapp-gesprekken tussen [eiseres] en [gedaagde] van eind december 2021 en begin januari 2022 [3] kan worden afgeleid dat [gedaagde] in opdracht van [eiseres] freeswerkzaamheden aan een keuken heeft verricht. [gedaagde] heeft foto’s van de betreffende keukenkasten [4] overgelegd. [eiseres] erkent dat deze foto’s betrekking hebben op de keuken van de familie [D] . [eiseres] betwist dat [gedaagde] deze keuken heeft gemonteerd. Maar dit is niet relevant, want [gedaagde] brengt ook geen kosten voor montage in rekening. Hij brengt alleen werkzaamheden in rekening die betrekking hebben op het frezen van de keuken. Ook betwist [eiseres] dat [gedaagde] geld had om materiaal aan te schaffen, maar onderbouwt dit verder niet. [gedaagde] brengt ook geen materialen in rekening, maar een vergoeding voor freeswerkzaamheden. [eiseres] is dan ook – als onvoldoende weersproken – aan [gedaagde] € 6.007,05 verschuldigd.
Factuur 20220038
3.8.
Van de factuur met nummer 20220038 heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat de daarop gefactureerde werkzaamheden en materialen in opdracht van [eiseres] zijn uitgevoerd en geleverd. Uit de WhatsApp-gesprekken tussen [eiseres] aan [gedaagde] van juli 2022 [5] en de door [gedaagde] overgelegde foto’s [6] kan niet worden afgeleid dat het om werkzaamheden aan de kasten voor het project [E] gaat. [eiseres] betwist dat [gedaagde] deze werkzaamheden heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft, gelet op de betwisting van [eiseres] , onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij in opdracht van [eiseres] werkzaamheden voor de klant [E] heeft verricht. De factuur met nummer 20220038 is [eiseres] dan ook niet aan [gedaagde] verschuldigd.
Factuur 20220040
3.9.
De factuur met factuurnummer 20220040 ziet op het tegelen van de badkamer van de familie [F] . [eiseres] erkent dat [gedaagde] bij he project van de familie [F] “
wat getegeld” heeft. Van dit tegelwerk heeft [gedaagde] ook foto’s [7] gemaakt. Uit het Whatsapp-bericht van [eiseres] aan [gedaagde] van 15 december 2022 [8] volgt dat [gedaagde] op 7, 8 en 9 december 2022 heeft getegeld. Deze door [eiseres] genoemde data komen ook overeen met de data op de factuur met nummer 2022004 betreffende de familie [F] . [gedaagde] heeft dan ook voldoende onderbouwd dat zij de gefactureerde werkzaamheden in opdracht van [eiseres] voor de familie [F] heeft verricht. De vordering van € 1.323,14 van [gedaagde] zal dan ook worden toegewezen.
Factuur 20220042
3.10.
Van de factuur met nummer 20220042 heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat de daarop gefactureerde werkzaamheden in opdracht van [eiseres] zijn uitgevoerd. Uit de WhatsApp-berichten van [eiseres] aan [gedaagde] van 20 oktober 2021 kan niet worden afgeleid dat het om werkzaamheden gaat die zijn gefactureerd met factuur 20220042. Bovendien wordt in de WhatsApp-berichten van 20 oktober 2021 gesproken over lades, terwijl op de factuur geen lades staan. Er staan op de factuur verschillende bladen, zoals bureaublad, blad spoelbak, bovenblad schoolbanken en tafelblad, die gefreesd zijn. [eiseres] betwist dat [gedaagde] deze werkzaamheden heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft, gelet op de betwisting van [eiseres] , onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij in opdracht van [eiseres] werkzaamheden heeft verricht. De factuur met nummer 20220042 is [eiseres] dan ook niet aan [gedaagde] verschuldigd.
Factuur 20220043
3.11.
Van de factuur met nummer 20220043 heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat de daarop gefactureerde werkzaamheden in opdracht van [eiseres] voor het project [G] zijn uitgevoerd. Uit de WhatsApp-berichten van 10 en 13 november 2021 [9] van partijen kan niet worden afgeleid dat het om werkzaamheden gaat die zijn gefactureerd met factuur 20220043. [gedaagde] heeft, gelet op de betwisting van [eiseres] , onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij in opdracht van [eiseres] de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht. De factuur met nummer 20220043 is [eiseres] dan ook niet aan [gedaagde] verschuldigd.
Factuur 20220044
3.12.
De factuur met nummer 20220044 ziet op freeswerkzaamheden voor de heer [H] (vader van [I] van [eiseres] ) die [gedaagde] in opdracht van [eiseres] heeft verricht. Uit de WhatsApp-gesprekken tussen [gedaagde] en [I] van van januari 2022 [10] volgt dat [gedaagde] de keuken van [achternaam van H en I] heeft gefreesd. Op 21 januari 2022 [11] stuurt [I] ook een bericht aan [gedaagde] waaruit volgt dat [gedaagde] de kosten voor het freeswerk voor [H] in rekening mag brengen. Zo schrijft [I] : “
Heb je berekening gehad wat je ons kan factureren”. Volgens [eiseres] zijn de montagewerkzaamheden voor dit project door [eiseres] uitgevoerd, maar dit is niet relevant. [gedaagde] heeft namelijk ook geen montagewerkzaamheden bij [eiseres] in rekening gebracht. Alleen de freeswerkzaamheden zijn in rekening gebracht. De prijs van [gedaagde] voor de freeswerkzaamheden is door [eiseres] niet concreet betwist. [eiseres] moet de factuur met nummer 20220044 van € 1.706,10 dan ook betalen.
Tussenconclusie
3.13.
Uit het voorgaande blijkt dat de vordering van [gedaagde] in totaal € 14.933,39 bedraagt:
20210016
€ 2.420,00
20220035
20220036
€ 3.477,10
20220037
€ 6.007,05
20220040
€ 1.323,14
20220044
€ 1.706,10
Totaal
€ 14.933,39
Verrekening
3.14.
[eiseres] heeft nog gesteld dat zij de vorderingen van [gedaagde] heeft verrekend met andere vorderingen van [eiseres] op [gedaagde] . Zij heeft echter nagelaten te verduidelijken om welke vorderingen het dan gaat en waarom [gedaagde] die aan haar zou moeten voldoen. Het bestaan van nog weer een extra verrekenbare tegenvordering is dan ook onvoldoende onderbouwd.
3.15.
Omdat is komen vast te staan dat [gedaagde] een vordering op [eiseres] van € 14.933,39 heeft, mag hij dit bedrag verrekenen met de vordering van [eiseres] van € 26.020,93 in hoofdsom. Dit betekent dat [gedaagde] het bedrag van € 11.087,54 (€ 26.020,93 -/- € 14.933,39) aan [eiseres] moet betalen. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] daarom tot betaling van € 11.087,54 aan [eiseres] .
Wettelijke handelsrente
3.16.
[eiseres] vordert wettelijke handelsrente vanaf de vervaldag van de facturen, maar de wettelijke handelsrente over het toegewezen bedrag van € 11.087,54 zal vanaf 22 december 2022 worden toegewezen. [eiseres] wist dat [gedaagde] zijn werkzaamheden zou factureren en dus kon verrekenen. Uit het enkele feit dat [gedaagde] zijn werkzaamheden niet direct na de uitvoering ervan bij [eiseres] factureerde, mocht [eiseres] niet afleiden dat [gedaagde] deze werkzaamheden helemaal niet bij haar in rekening zou brengen. De facturen van [gedaagde] die deels verrekend mogen worden met de openstaande facturen van [eiseres] dateren van 22 december 2022. Vanaf deze datum valt er door [gedaagde] niks meer te verrekenen, althans dit wordt niet door [gedaagde] gevorderd, en staat de nog openstaande vordering van [eiseres] vast. De rechtbank vindt het daarom redelijk om vanaf dat moment de wettelijke handelsrente over de nog openstaande facturen toe te wijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.17.
[eiseres] vordert € 3.903,14 als vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is gebaseerd op een hoofdsom van € 26.020,93. Omdat de hoofdsom deels wordt toegewezen, is [gedaagde] enkel een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten over het toegewezen bedrag verschuldigd. De vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten is op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief € 885,88. De rechtbank wijst daarom € 885,88 toe.
Proceskosten
3.18.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,55
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.535,00
(2,50 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.660,55
in reconventie
3.19.
[gedaagde] heeft een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. Als het beroep van [gedaagde] op verrekening met de vordering in conventie van [eiseres] niet zou worden toegestaan, vordert [gedaagde] in reconventie betaling van € 26.020.93. Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan, want het beroep op verrekening van [gedaagde] in conventie wordt wel toegestaan. Er wordt daarom in reconventie geen beslissing genomen. Dit brengt ook mee dat er geen proceskostenveroordeling in reconventie wordt uitgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 11.973,42, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 22 december 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.660,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.
MvD5633.

Voetnoten

1.Productie 6 van [eiseres] .
2.Productie 12 van [gedaagde] .
3.Productie 6 van [eiseres] .
4.Productie 14 van [gedaagde] .
5.Productie 6 van [eiseres]
6.Productie 15 van [gedaagde] .
7.Productie 17a van [gedaagde] .
8.Productie 6 van [eiseres] .
9.Productie 6 van [eiseres] .
10.Productie 6 van [eiseres] .
11.Productie 6 van [eiseres] .