Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties bij de dagvaarding met producties 1 t/m 57;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met producties 1 t/m 43;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering van eis in conventie met producties 58 t/m 63;
- de antwoordakte vermeerdering van eis in conventie met producties 44 en 45;
- de akte wijziging eis in reconventie, tevens aanvulling gronden in reconventie en overlegging aanvullende producties 46 t/m 64;
- de akte overlegging producties van eisers met producties 64 en 65;
- het B3-formulier van gedaagden met producties 65 en 66;
- de brief van gedaagden met als bijlage productie 65;
- de brief van gedaagden met als bijlage productie 66;
- het B3-formulier van gedaagden met productie 67 en een begeleidende brief met toelichting.
2.Samenvatting
3.De feiten
- een appartementsrecht gelegen aan de [straat 2] [nummeraanduiding 2] - [nummeraanduiding 3] in [plaats 2] . In het testament is bepaald dat de waardebepaling moet plaatsvinden in de staat vrij en onbewoond op basis van de waarde in het economisch verkeer. Het appartementsrecht is per overlijdensdatum van erflater getaxeerd op € 975.000,00 leegwaarde;
- het totaalbedrag van de vordering van erflater op [eiser sub 1 (voornaam)] vanwege verstrekte geldleningen;
- een aanvullend geldbedrag ter grootte van zijn legitieme portie berekend volgens artikel 4:65 en verder Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
- het totaalbedrag van de vordering van erflater op [eiseres sub 2 (voornaam)] vanwege verstrekte geldleningen;
- een aanvullend geldbedrag ter grootte van haar legitieme portie berekend volgens artikel 4:65 en verder BW.
going concern).
[onderneming 7] stelt dat [onderneming 6] de economische waarde van de aandelen in [onderneming 1] BV onjuist en onvoldoende transparant heeft vastgesteld. (…)
De ordelijke liquidatiewaarde betreft de som geld die resteert na verkoop van alle activa en betaling van schulden waarbij er geen directe tijdsdruk bestaat”
Discounted Cash Flow)- methode. Hierbij wordt gekeken naar de toekomstige verdiencapaciteit van een bedrijf, waarbij de te verwachten kasstromen contant worden gemaakt.
4.Het geschil
in conventie
Primair:
primair
subsidiair[eiser sub 1 (voornaam)] veroordeelt tot betaling aan de nalatenschap van € 122.156,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis, althans voor recht verklaart dat [eiser sub 1 (voornaam)] € 122.156,00 ter zake van de erfbelasting verschuldigd is, te voldoen uit eigen middelen;
5.De beoordeling
in conventie
Met betrekking tot de gehanteerde indicatieprijs is u bekend dat deze prijs voornamelijk op verzoek van uw moeder tot stand is gekomen”.Het is de rechtbank daarnaast gebleken dat de woning op dit moment te koop staat voor een bedrag van € 8.250.000,00. Het is uiteraard nog onduidelijk voor welk bedrag de woning uiteindelijk zal worden verkocht. Maar ook de verkoopprijs zal niet maatgevend zijn: aangesloten moet immers worden bij de waarde op de datum waarop de erflater overleed (inmiddels meer dan drie jaar geleden), zoals [onderneming 9] heeft gedaan.
minuseen IB-schuld over de certificaten en een latente AB claim
“Ik zit op het moment financieel rock bodem, moet de huur betalen en nog wat andere dingen daar heb ik 3000 voor nodig! Mag ik nog 1 keer beroep op jullie doen om mij daar mee te helpen?”.Omdat er blijkens de administratie belastingvrije schenkingen zijn gedaan die van de geleende bedragen zijn afgetrokken, bedraagt de vordering volgens de administratie uiteindelijk de genoemde € 229.073,00.
“betaald per bank”met daarachter een vermelding van de datum op de factuur. Het is daarnaast aannemelijk dat er nog voor het overlijden van erflater opdracht is gegeven voor werkzaamheden of diensten ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding van erflater en [eiseres sub 2 (voornaam)] en dat hiervoor pas ná zijn overlijden is gefactureerd en betaald. Voor zover een factuur (1) gericht is aan erflater, (2) voorzien van een duidelijke betaalstempel met datum, (3) betrekking heeft op werkzaamheden, verleende diensten of verplichtingen aangegaan voor het overlijden van erflater maar betaald ná overlijden en (4) betrekking heeft op kosten van de gemeenschappelijke huishouding, zal de rechtbank de kosten aanmerken als schulden van de huwelijksgoederengemeenschap. Deze schulden zullen dan voor de helft als schulden van de nalatenschap worden meegenomen. Niet in aanmerking worden genomen (1) de facturen die niet gericht zijn aan erflater en/of [gedaagde sub 2 (voornaam)] maar aan een (aan erflater verwante) vennootschap, (2) facturen waarop een betaalstempel ontbreekt of waarvan anderszins onduidelijk is dat de factuur door erflater of [gedaagde sub 2 (voornaam)] is betaald, (3) facturen die vóór datum overlijden zijn betaald, (4) betalingen uit hoofde van (contractuele) verplichtingen waarvan niet duidelijk is of de verplichting door het overlijden is geëindigd dan wel op de erfgenamen is blijven rusten en (5) facturen die niet zien op de gemeenschappelijke huishouding van erflater en [gedaagde sub 2 (voornaam)] . Iedere onduidelijkheid hierover komt voor rekening en risico van gedaagden, die immers uitdrukkelijk in de gelegenheid zijn gesteld om hun stelling te onderbouwen.
- 3 (factuur gericht aan [onderneming 15] );
- 7 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 9 (geen factuur, document had moeten worden toegelicht);
- 10 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 13 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 17 (factuur gericht aan [onderneming 16] ):
- 22 (factuur dateert van ruim voor datum overlijden en betaalstempel ontbreekt);
- 24 (betaalstempel ontbreekt);
- 25 (werkzaamheden uitgevoerd ná overlijden en betaalstempel ontbreekt);
- 27 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 30 (factuur van 12 september 2020 is vóór overlijden voldaan, de andere factuur betreft wel een huishoudelijke schuld);
- 32 (facturen gericht aan [onderneming 15] B.V.);
- 34 (facturen gericht aan [onderneming 15] B.V.);
- 35 (factuur vermeldt betaling op 10 april 2020: ver voor het overlijden van erflater);
- 40 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V. en factuur ziet op levering van diensten ruim ná datum overlijden erflater);
- 42 (factuur ziet op woning [A (voornaam)] en factuur gericht aan [onderneming 17] );
- 43 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 50 (op de factuur ontbreekt een betaalstempel en onduidelijk is op welke periode de factuur betrekking heeft);
- 51 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 53 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 58 (factuur dateert van na overlijden erflater en betaalstempel ontbreekt);
- 71 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 75 (factuur gericht aan [onderneming 3] B.V. en betaalstempel ontbreekt);
- 77 (factuur gericht aan [eiseres sub 2] voor consulten ná datum overlijden erflater);
- 79 (factuur gericht aan [onderneming 4] B.V.);
- 80 (factuur vermeldt klantnaam: [onderneming 4] B.V. en betaalstempel ontbreekt);
- 88 (factuur vermeldt klantnaam: [onderneming 4] B.V. en betaalstempel ontbreekt);
- 92 (betaalstempel ontbreekt).
“(…) in reactie op je schrijven deel ik je mede dat wij, in goed onderling overleg, hebben afgesproken dat ik maandelijks € 1.000,00 zal bijdragen aan de maandelijkse kosten van [eiseres sub 2 (voornaam)] . (…) jou staat vrij deze € 1.000,00 voor het door jou te kopen huis van [eiseres sub 2 (voornaam)] aan te wenden (…).”Later, op 9 oktober 2018, heeft [B] aan erflater laten weten:
“Ik zeg je nu voor de zoveelste keer, dat [eiseres sub 2 (voornaam)] dat geld niet krijgt. Afspraak met jou is .. Ik koop een huis, jij geeft mij als tegemoetkoming, die 1000. Daar staat [eiseres sub 2 (voornaam)] volledig buiten. Wat ik daarmee wil doen is mijn zaak.”
“Al jarenlang schenkt cliënt een bedrag van € 1.000,-- aan hun beider dochter [eiseres sub 2] . De schenking vindt plaats door overmaking van dit bedrag op de rekening van uw cliënte, onder vermelding [eiseres sub 2] . Cliënt is niet verplicht dit bedrag op rekening van uw cliënte over te maken. Uw cliënte heeft aangaande deze schenking geen vorderingsrecht. Dit recht behoort toe aan [eiseres sub 2] .”maakt het voorgaande niet anders. Van een schenking is ook geen sprake (er bestaat immers geen overeenkomst tussen erflater en [eiseres sub 2 (voornaam)] ) en [eiseres sub 2 (voornaam)] heeft ter zake van de maandelijkse betalingen van € 1.000,00 aan [B] , anders dan in de brief is vermeld, geen vorderingsrecht tegenover erflater.
minuseen IB-schuld over certificaten en een latente AB claim
nadat hem daarvoor een redelijke termijn is gesteldniet meewerkt aan de uitvoering van de uiterste wil. Dat gedaagden deze redelijke termijn aan eisers hebben gesteld, is niet gebleken. Anders dan gedaagden tijdens de mondelinge behandeling hebben betoogd, is deze redelijke termijn niet (impliciet) gesteld doordat zij zich tegen de vorderingen van eisers hebben verweerd. Het stellen van een redelijke termijn moet namelijk uitdrukkelijk gebeuren, waarbij eisers worden gewezen op de gevolgen indien binnen die termijn niet alsnog wordt meegewerkt aan de uitvoering van de uiterste wil. Tegen de subsidiaire vordering hebben eisers geen inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze gedeeltelijk zal worden toegewezen. Gedaagden hebben niet gesteld dat zij de erfbelasting al daadwerkelijk hebben betaald. Daarom zal de rechtbank in het eindvonnis alleen voor recht verklaren dat eisers de erfbelasting over hun opeisbare verkrijgen zullen moeten voldoen.
6.De beslissing
28 februari 2024voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige en de vragen die aan deze deskundige moeten worden gesteld;