ECLI:NL:RBMNE:2024:3534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
16/153575-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met geslaagd beroep op noodweer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is verdachte beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging op 8 mei 2022 te Lopikerkapel. De rechtbank heeft op 30 mei 2024 uitspraak gedaan na een terechtzitting op 16 mei 2024. De officier van justitie, mr. D.E. Hooydonk, heeft de verdachte beschuldigd van het meermalen slaan van de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Landsman en mr. J.J. Arends, heeft een beroep op noodweer gedaan, stellende dat verdachte handelde uit zelfverdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waarbij verdachte en zijn medeverdachten werden aangevallen door een groep mensen. De rechtbank oordeelde dat de verdediging van verdachte proportioneel was en dat hij een geslaagd beroep op noodweer toekwam. Hierdoor werd verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan verdachte werd opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/153575-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. M. Landsman en mr. J.J. Arends, advocaten te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. J. Denissen, advocaat te Eersel, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Primair
op 8 mei 2022 in Lopikerkapel openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
Subsidiair
op 8 mei 2022 in Lopikerkapel [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] samen met anderen heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het primair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op zondag 8 mei 2022 ingehuurd als beveiliger door [horecagelegenheid] , [adres 2] , [postcode] in [plaats] . Ik was daar samen met [slachtoffer 2] voor het uitvoeren van de beveiligingswerkzaamheden. [2]
Ik zag dat [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]), mij aanviel met zijn gebalde linker en rechter vuisten. Ik zag en ik voelde dat ik door de gebalde vuisten van [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]), geraakt werd aan de linker en de rechterkant van mijn gezicht. [3]
Ik zag een meisje in een roze jurkje met zwart half lang haar in mijn richting lopen.
Ik zag dat dit meisje een voorwerp, ik denk een tas, in haar handen had. Ik zag en voelde dat dit meisje mij sloeg, met het voorwerp, op de linkerkant van mijn hoofd. Boven mijn linker oor. Ik voelde pijn aan de linkerkant van mijn hoofd. Ik voelde bloed stromen langs de linkerkant van mijn hoofd. Ik kon niks meer zien met mijn linkeroog omdat dit volliep met bloed. [4] Ik zag dat er een meisje in een licht blauwe jurk en lang blond haar in mijn richting kwam lopen. Ik zag en voelde dat dit meisje mij sloeg met een pump, met een doorzichtige naaldhak. [5]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 8 mei 2022 aanwezig in de [horecagelegenheid] , [adres 2] , [postcode] in [plaats] . Ik was daar aanwezig als gastheer. Ik liep met beveiliger, [slachtoffer 1] , mee.
Ik zag en ik voelde dat ik een klap, met gebalde vuist, kreeg van [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]), in het midden van mijn gezicht, op mijn mond, onder mijn neus.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Op zondag 8 mei 2022 was jij op de [horecagelegenheid] . Waarom was jij daar?
A: Feestje, mijn vriendin had kaarten besteld voor ons.
0: Volgens de agenten was jij samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
A: Klopt
0: Binnen is er dan blijkbaar iets gebeurd.
A: Ik voelde op dat moment een pijnscheut op mijn linkerslaap. Dit werd veroorzaakt door een vuistslag van de beveiliger die ons eerder uit de [horecagelegenheid] had begeleid (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]). Ik probeerde mij af te weren door de beveiliger aan zijn colbert vast te pakken en deze zijdelings weg te trekken.
Ik ben direct op de beveiliger (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) en mijn broer afgerend ik ben toen tussen de beveiliger en mijn broer gesprongen en heb de beveiliger een duw gegeven.
Over en weer zijn er toen klappen gevallen. Dit was allemaal uit zelfverdediging.
V: Er is nog een andere beveiliger (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )die ook betrokken was bij het gevecht, ook hij heeft klappen gehad en heeft hier letsel aan overgehouden en gaat hiervan aangifte doen, wat is jouw aandeel in deze mishandeling?
A: Ik heb mijzelf en mijn familie verdedigd tegen deze beveiligers.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )kwam van de zijkant en klapte mij. Ik ging de worsteling aan met [slachtoffer 2] . Ik heb mezelf verweerd. Met mijn handen heb ik mijzelf proberen te redden.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte kan worden veroordeeld voor het primair ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Wat is er gebeurd?
Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 8 mei 2022 was verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (broer van verdachte) aanwezig op een feest bij [horecagelegenheid] in [plaats] . Aangevers waren op dat feest aanwezig als beveiliger/portier. Op enig moment ontstond er ‘gedoe’ tussen verdachten en een andere groep personen over het afpakken van het petje van verdachte. Beveiliger [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) spreekt de groep, inclusief medeverdachte [medeverdachte 3] , hierop aan. Later die avond is medeverdachte [medeverdachte 3] in discussie geraakt met beveiliger [slachtoffer 1] bij de ingang van het feest. [medeverdachte 3] stond op enig moment, zoals hij zelf ter terechtzitting heeft verklaard, tegenover [slachtoffer 1] . Om hem op afstand te houden heeft [slachtoffer 1] hem een duw gegeven. Over wat er daarna precies is gebeurd en hoe de situatie is geëscaleerd, lopen de verklaringen uiteen. Uiteindelijk is de politie ter plaatse gekomen en is – onder andere – geverbaliseerd dat er sprake was van een gespannen sfeer rondom de [horecagelegenheid] , om welke reden van een anonieme getuige (“ [getuige] ”) geen legitimatiebewijs is gevorderd.
Voordat de rechtbank overgaat tot een beoordeling stelt zij vast dat camerabeelden, die mogelijk het incident zouden hebben vastgelegd, ontbreken. De verklaringen over de reden van de afwezigheid van deze beelden lopen uiteen. Zo verklaren verdachte en zijn medeverdachten dat zij van de eigenaar van de [horecagelegenheid] hebben gehoord dat de camerabeelden gewist waren, terwijl de eigenaar zelf verklaart dat de beelden (nog) niet werden opgenomen vanwege een nieuw camerasysteem. Vaststaat dat deze beelden er niet zijn en dat een oordeel moet worden gevormd over hetgeen is voorgevallen middels de processen-verbaal die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter zitting.
Openlijk geweld
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast. Door zowel verdachte als medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is geweld gebruikt bij de [horecagelegenheid] , waar veel mensen getuige van waren. Verdachte heeft bekend dat hij, uit zelfverdediging, geweld heeft gebruikt tegen beide aangevers. Daarmee heeft verdachte een voldoende significante bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard met hun hakken om hen heen te hebben geslagen uit noodweer. Omdat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging, zijn de handelingen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ook aan verdachte toe te rekenen. Voor laatstgenoemde handelingen geldt dat deze enkel zien op geweld tegen aangever [slachtoffer 1] . Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 8 mei 2022 te Lopikerkapel,
openlijk, te weten aan de Lekdijk Oost,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit:
- het meermalen, met gebalde vuisten, tegen het gezicht en tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] slaan/stompen, en
- het meermalen, met een hak, tegen het hoofd, van die [slachtoffer 1] slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

De rechtbank heeft onder ‘4 Waardering van het bewijs’ besproken dat zij bewezen acht dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen de aangevers. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt en dat het feit in de concrete omstandigheden van deze zaak niet strafbaar is. Hoe de rechtbank tot deze conclusie komt, wordt hierna besproken.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De officier van justitie acht een noodweerscenario aannemelijk, en is van oordeel dat dit in het voordeel van verdachte moet werken. Het standpunt van de officier van justitie wordt – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 6.3.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer en is van oordeel dat aan de vereisten die daarvoor gelden volgens artikel 41, eerste lid Sr is voldaan. Het standpunt van de verdediging wordt – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 6.3.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen een noodzakelijke verdediging is geboden. Deze verdediging mag voorts de grenzen van de subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden. Daarnaast mag er geen sprake zijn van eigen schuld (culpa in causa). Voor het slagen van een beroep op noodweer is voldoende dat de verdediging aannemelijk maakt dat de feitelijke omstandigheden die zo’n situatie opleveren zich hebben voorgedaan.
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. De verdediging heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen verdediging geboden was. Volgens verdachte werd zijn broer aangevallen door een beveiliger en is hij er tussen gesprongen om erger te voorkomen, waarna er een gevecht ontstond. Verdachte verklaart dat hij meerdere vuistslagen op zijn hoofd heeft gekregen, een trap op zijn borst en dat hij door de slagen en de trap twee keer tegen een auto is gevallen. Verdachte heeft gezien dat zijn medeverdachte [medeverdachte 3] meerdere vuistslagen in het gezicht kreeg van een beveiliger en dat zijn broer zijn handen voor zijn gezicht deed om zich te beschermen. [medeverdachte 3] heeft ook verklaard dat hij zichzelf moest beschermen tegen geweld. Hij maakte zich klein en hield zijn armen voor zijn gezicht. Hij heeft niet gezien wie het geweld op hem heeft uitgeoefend. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] een duw kreeg van een beveiliger en dat verdachte daar naar toe is gegaan. Volgens haar is er op dat moment een omslag gekomen, een agressieve sfeer. Beide portiers en iedereen sprongen op verdachte en [medeverdachte 3] . Ze heeft toen met haar hak geslagen omdat ze naar eigen zeggen in het nauw liep en er zoveel mensen op verdachte insloegen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat [medeverdachte 3] een duw kreeg van een van de beveiligers en dat zij vervolgens zag dat veel mensen op [medeverdachte 3] en verdachte insloegen. Ze zag dat verdachte bij zijn keel werd gegrepen, paars aanliep en zijn ogen uitpuilde. Ze dacht dat hij stikte en raakte in paniek. Zij is om zich heen gaan slaan met haar hakken omdat zij ook werd aangevallen uit meerdere hoeken. Ter terechtzitting hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nader toegelicht dat de mensen in de [horecagelegenheid] elkaar kenden en dat, toen zij de [horecagelegenheid] verlieten, een hele groep buiten was die zich tegen hun keerden.
Op grond van de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten acht de rechtbank het aannemelijk dat op enig moment – nadat de beveiliger [medeverdachte 3] een duw had gegeven – een situatie is ontstaan waarbij verdachte en medeverdachten geconfronteerd werden met een grote groep personen die zich tegen hen gekeerd hadden en op [medeverdachte 3] en verdachte insloegen. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte en medeverdachten aannemelijk nu deze verklaringen elkaar ondersteunen en aanvullen. De rechtbank merkt daarbij op dat [medeverdachte 3] geen gelegenheid heeft gehad om zijn verklaring met de medeverdachten af te stemmen nu hij gelijk na het incident is aangehouden. Ook aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat meerdere personen zich met de vechtpartij bemoeiden. De aannemelijkheid van de verklaringen wordt verder ondersteund door de volgende omstandigheden. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben met stukken onderbouwd dat zij letsel hebben opgelopen tijdens de vechtpartij. In het proces-verbaal van de politie wordt genoemd dat bij de melding van de vechtpartij is gesproken over een vechtpartij van ongeveer 30 man en de politie heeft ter plaatse geen identiteitsbewijzen gevorderd, vanwege de gespannen sfeer in de [horecagelegenheid] . De rechtbank acht het al met al aannemelijk dat verdachte bij deze vechtpartij om zich heen heeft geslagen om zichzelf en zijn broer te beschermen. Deze verdediging was proportioneel, omdat sprake was van zoveel geweld dat verdachte het gevoel had dat hij moest vechten voor zijn leven. Bovendien is niet gebleken dat verdachte een alternatief had en vluchten was daarnaast ook geen optie, nu dit niet mogelijk was gelet op het toegepaste geweld.
Conclusie
De rechtbank acht het bewezen verklaarde gelet op het bovenstaande niet strafbaar. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging. Dit betekent dat voor het bewezenverklaarde geen straf zal worden opgelegd.

7.BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een bedrag van € 1.801,90 gevorderd, bestaande uit € 301,90 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de eerdergenoemde standpunten, zoals naar voren gebracht door de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman, mr. J. J. Arends, heeft primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het standpunt van de verdediging – en de officier van justitie – dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Mocht de rechtbank dit beroep niet honoreren, verzoekt de raadsman om de gevorderde immateriële schade aanzienlijk te matigen, gelet op de enige mate van eigen schuld aan het ontstane letsel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd, zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (het ‘rechterlijk pardon’).
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

8.BESLISSING

De rechtbank:
Strafbaarheid
- verklaart het onder rubriek 5 bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolgingten aanzien van dat feit;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van A.J. van der Zwan en mr. E.M. Caruso, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2024.
Mr. L.C. Michon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Lopikerkapel, gemeente Lopik, althans in
Nederland, openlijk, te weten, aan de Lekdijk Oost, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit:
- het meermalen (met kracht), althans eenmaal, met gebalde vuisten, in/tegen het
gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] slaan/stompen, en/of
- het meermalen (met kracht), althans eenmaal, met een hak, althans een hard
en/of puntig voorwerp, in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] slaan/stompen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Lopikerkapel, gemeente Lopik, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen (met kracht),
althans eenmaal, met gebalde vuisten, in/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 juni 2022, genummerd PL0900-2022129192, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 118. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.P. 6.
3.P. 7.
4.P. 7.
5.P. 7.