ECLI:NL:RBMNE:2024:3532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
16/153576-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk geweld en mishandeling in vereniging wegens gebrek aan bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1985, die werd beschuldigd van openlijk geweld en mishandeling in vereniging op 8 mei 2022 in Lopikerkapel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. D.E. Hooydonk, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Landsman en mr. J.J. Arends, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan het geweld jegens de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

De tenlastelegging omvatte zowel primair openlijk geweld als subsidiaire mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen beoordeeld, maar concludeert dat er geen overtuigend bewijs is dat de verdachte geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft opgemerkt dat camerabeelden van het incident ontbreken en dat de verklaringen van de aangevers niet consistent zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten lijnrecht tegenover die van de aangevers staan, wat leidt tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastelegging.

De rechtbank heeft de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte integraal is vrijgesproken van het ten laste gelegde. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op de vordering, tot op heden begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. L.C. Michon als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/153576-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. M. Landsman en mr. J.J. Arends, advocaten te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. J. Denissen, advocaat te Eersel, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Primair
Op 8 mei 2022 in Lopikerkapel openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
Subsidiair
Op 8 mei 2022 in Lopikerkapel [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] samen met anderen heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte integraal vrij te spreken van het ten laste gelegde. De officier van justitie voert hiertoe – onder andere – aan dat overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte enig geweld heeft gebruikt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman, mr. M. Landsman, heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde wegens gebrek aan wettig en /of overtuigend bewijs. De raadsman merkt – kort gezegd – op dat beide aangiftes, al dan niet in combinatie met een proces-verbaal van een verbalisant, mogelijk zouden kunnen leiden tot wettig bewijs, maar stelt dat dit bewijs niet overtuigend is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs.
Wat is er gebeurd?
Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 8 mei 2022 was verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (broer van verdachte) en [medeverdachte 3] aanwezig op een feest bij [horecagelegenheid] in Lopikerkapel. Aangevers waren op dat feest aanwezig als beveiliger/portier. Op enig moment ontstond er ‘gedoe’ tussen verdachten en een andere groep personen over het afpakken van het petje van [medeverdachte 2] . Beveiliger [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) spreekt de groep, inclusief verdachte, hierop aan. Later die avond is verdachte in discussie geraakt met beveiliger [slachtoffer 1] bij de ingang van het feest. Verdachte stond op enig moment, zoals hij zelf ter terechtzitting heeft verklaard, tegenover [slachtoffer 1] . Om verdachte op afstand te houden heeft [slachtoffer 1] hem een duw gegeven. Over wat er daarna precies is gebeurd en hoe de situatie is geëscaleerd, lopen de verklaringen uiteen. Uiteindelijk is de politie ter plaatse gekomen en is – onder andere – geverbaliseerd dat er sprake was van een gespannen sfeer rondom de [horecagelegenheid] , om welke reden van een anonieme getuige (“ [getuige] ”) geen legitimatiebewijs is gevorderd.
Voordat de rechtbank overgaat tot een beoordeling stelt zij vast dat camerabeelden, die mogelijk het incident zouden hebben vastgelegd, ontbreken. De verklaringen over de reden van de afwezigheid van deze beelden lopen uiteen. Zo verklaren verdachte en zijn medeverdachten dat zij van de eigenaar van de [horecagelegenheid] hebben gehoord dat de camerabeelden gewist waren, terwijl de eigenaar zelf verklaart dat de beelden (nog) niet werden opgenomen vanwege een nieuw camerasysteem. Vaststaat dat deze beelden er niet zijn en dat een oordeel moet worden gevormd over hetgeen is voorgevallen middels de processen-verbaal die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter zitting.
Beoordeling
Ten aanzien van het geweld richting aangever [slachtoffer 1] merkt de rechtbank het volgende op. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij verdachte een duw heeft gegeven waardoor deze op de grond viel en hij vervolgens door medeverdachte [medeverdachte 2] werd aangevallen. Volgens [slachtoffer 1] heeft verdachte hem vervolgens met zijn linker en rechter vuisten op zijn hoofd geslagen. Het dossier bevat echter onvoldoende overtuigend steunbewijs dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen. Wel heeft [slachtoffer 1] (ernstig) letsel aan zijn hoofd en pols opgelopen, maar niet gebleken is dat dit letsel door verdachte is veroorzaakt. Het geweld van verdachte blijkt enkel uit de verklaring van beide aangevers. De rechtbank merkt daarbij, net als de officier van justitie, op dat aangever [slachtoffer 2] ter plaatse bij de politie enig geweld van verdachte tegen [slachtoffer 1] beschrijft, maar dit later bij zijn aangifte, die uitgebreider en gedetailleerder is, niet meer benoemt. De enige verklaring over het geweld van verdachte tegen [slachtoffer 1] , naast die van de aangevers, is de verklaring van de anonieme getuige “ [getuige] ”. De betrouwbaarheid van deze anonieme getuige kan echter niet worden getoetst, aangezien niet duidelijk is wie deze anonieme getuige precies is en welke relatie deze getuige mogelijk heeft met aangevers en/of verdachten. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat de politie bewust geen legitimatiebewijs heeft gevorderd van deze anonieme getuige, gelet op de gespannen sfeer rondom de [horecagelegenheid] . De rechtbank merkt op dat de verklaringen van verdachte en zijn drie medeverdachten over het geweld van verdachte tegen [slachtoffer 1] lijnrecht tegenover de verklaringen van de aangevers staan. De rechtbank concludeert dat enig geweld van verdachte tegen aangever [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het geweld tegen aangever [slachtoffer 2] concludeert de rechtbank dat het dossier geen bewijs bevat over geweld dat door verdachte tegen deze aangever zou zijn gepleegd. Zo spreekt aangever [slachtoffer 2] in zijn aangifte niet over geweld dat door verdachte tegen hem is gepleegd. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken voor het plegen van enig geweld tegen aangever [slachtoffer 2] .
Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat onvoldoende duidelijk is dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan het geweld jegens aangevers en spreekt verdachte daarom integraal vrij van het ten laste gelegde.

5.BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een bedrag van € 1.801,90 gevorderd, bestaande uit € 301,90 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het standpunt om verdachte integraal vrij te spreken.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman, mr. J. J. Arends, heeft primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het standpunt van de verdediging – en de officier van justitie– om verdachte integraal vrij te spreken. Mocht de rechtbank niet komen tot een integrale vrijspraak, verzoekt de raadsman om de gevorderde immateriële schade aanzienlijk te matigen, gelet op de enige mate van eigen schuld aan het ontstane letsel.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van A. J. van der Zwan en mr. E.M. Caruso, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2024.
Mr. L.C. Michon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Lopikerkapel, gemeente Lopik, althans in
Nederland, openlijk, te weten, aan de Lekdijk Oost, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit:
- het meermalen (met kracht), althans eenmaal, met gebalde vuisten, in/tegen het
gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] slaan/stompen, en/of
- het meermalen (met kracht), althans eenmaal, met een hak, althans een hard
en/of puntig voorwerp, in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] slaan/stompen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Lopikerkapel, gemeente Lopik, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen (met kracht),
althans eenmaal, met gebalde vuisten, in/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )