In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1985, die werd beschuldigd van openlijk geweld en mishandeling in vereniging op 8 mei 2022 in Lopikerkapel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. D.E. Hooydonk, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Landsman en mr. J.J. Arends, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan het geweld jegens de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De tenlastelegging omvatte zowel primair openlijk geweld als subsidiaire mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen beoordeeld, maar concludeert dat er geen overtuigend bewijs is dat de verdachte geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft opgemerkt dat camerabeelden van het incident ontbreken en dat de verklaringen van de aangevers niet consistent zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten lijnrecht tegenover die van de aangevers staan, wat leidt tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastelegging.
De rechtbank heeft de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte integraal is vrijgesproken van het ten laste gelegde. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op de vordering, tot op heden begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. L.C. Michon als voorzitter fungeerde.