ECLI:NL:RBMNE:2024:3516

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5655
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verlenging termijn voor herstel van besluit door het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2024 een tussenuitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke geschil tussen Telrol B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder op 5 oktober 2023 een tussenuitspraak gedaan waarin het Uwv de gelegenheid kreeg om binnen tien weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op 18 januari 2024 werd deze termijn met zes weken verlengd.

Op 7 maart 2024 heeft het Uwv de rechtbank verzocht om opnieuw een verlenging van de termijn, omdat zij nog wachtte op medische informatie van de behandelend sector over de (ex-)werknemer van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om verlenging tijdig is ingediend en dat de reden voor het verzoek gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft besloten dat het Uwv nu tot zes weken na verzending van deze derde tussenuitspraak de gelegenheid krijgt om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de eerdere overwegingen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier A. Belhadi.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5655-T3

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

Telrol B.V., te Almere, eiseres

(gemachtigde: mr.drs. A. Jurg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

Bij tussenuitspraak van 5 oktober 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen tien weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Bij tussenuitspraak van 18 januari 2024 (de tweede tussenuitspraak) heeft de rechtbank de in de tussenuitspraak gestelde termijn met zes weken verlengd.
Bij brief van 7 maart 2024 heeft het Uwv de rechtbank verzocht de in de tweede tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.

Wat vindt de rechtbank?

1. De rechtbank stelt vast dat het Uwv zijn verzoek om verlenging van de termijn om het gebrek te herstellen heeft gedaan binnen de oorspronkelijke termijn die de rechtbank hiervoor heeft gesteld in de tweede tussenuitspraak.
2. Bij brief van 7 maart 2024 heeft het Uwv de rechtbank verzocht om zes weken uitstel te verlenen voor de in de tweede tussenuitspraak gestelde termijn. De reden van het verzoek is dat het Uwv nog wacht op de opgevraagde medische informatie van de behandelend sector over de (ex-)werknemer van eiser. Het Uwv heeft van de behandelend sector vernomen dat de (ex-)werknemer van eiser nog op de in concept opgestelde brief mag reageren. Daarna zal de medische informatie naar het Uwv verzonden worden. Na ontvangst hiervan zal de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen rapporteren. Gelet hierop lukt het niet om tijdig en adequaat te reageren op de tussenuitspraak.
3. De rechtbank vindt in dit geval verlenging van de termijn gerechtvaardigd. Dit betekent dat het Uwv tot zes weken na verzending van deze tussenuitspraak in de gelegenheid wordt gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak van 5 oktober 2023 is overwogen.
4. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze derde tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.