ECLI:NL:RBMNE:2024:3515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
16/306213-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en bedreiging in Lelystad met tbs-maatregel opgelegd aan verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van doodslag en bedreiging van zijn vrouw. De feiten vonden plaats op 23 november 2022 in Lelystad, waar de verdachte zijn vrouw, [slachtoffer], opzettelijk van het leven heeft beroofd door geweld toe te passen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar heeft gewurgd en haar ademhaling heeft belemmerd, wat heeft geleid tot haar overlijden op 30 november 2022. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in een psychose verkeerde en dacht dat zijn vrouw hem wilde vergiftigen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord, maar hem schuldig bevonden aan doodslag en bedreiging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, waardoor de feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Daarom is hij ontslagen van alle rechtsvervolging, maar is er wel een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor affectieschade en kosten voor lijkbezorging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/306213-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden op 24 november 2023, waarna op 8 december 2023 een tussenvonnis is gewezen en het onderzoek is heropend. Hierbij is aan de officier van justitie opgedragen om nadere vragen uit te zetten bij de forensisch toxicoloog en een viertal getuigen te laten horen door de politie. De inhoudelijke behandeling is hervat op 24 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mrs. A.E. Lohuis en N. Schipper (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat door de benadeelde partij
[nabestaande 1] (nabestaande van het slachtoffer [slachtoffer] ) en door haar advocaat
mr. F.J.M. Hamers, naar voren is gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mr. Hamers namens [nabestaande 2] (in haar hoedanigheid van nabestaande van het slachtoffer en tevens in haar hoedanigheid van erfgenaam) naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 24 november 2023 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
primair:
op 23 november 2022 in Lelystad [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door haar een geneesmiddel toe te dienen en/of haar met geweld te wurgen en/of te smoren en/of te versmachten;
subsidiair:
op 23 november 2022 in Lelystad opzettelijk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar met geweld te wurgen en/of te smoren en/of te versmachten,
waardoor zij op 30 november 2022 in Amsterdam is overleden;
feit 2
op 23 november 2022 in Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde moord wegens het ontbreken van voorbedachte rade. De officier van justitie acht de onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend te bewijzen met dien verstande dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht, waardoor de ademhaling van het slachtoffer gedurende enige tijd is belet. Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het veroorzaken van de dood door het toedienen van een geneesmiddel. De officier van justitie vindt de door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s niet aannemelijk geworden.
De officier van justitie acht de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten en daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de onder feit 1 primair ten laste gelegde moord heeft de raadsman gesteld dat niet is voldaan aan de vereisten voor voorbedachten rade.
Verder is ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde aangevoerd dat op basis van het procesdossier niet kan worden bewezen dat verdachte een medicijn heeft toegediend aan het slachtoffer en dat uit toxicologisch onderzoek volgt dat de in het bloed van het slachtoffer aangetroffen olanzapine niet de doodsoorzaak van het slachtoffer is geweest.
Met betrekking tot de ten laste gelegde geweldshandelingen (wurgen, smoren en versmachten) in het onder feit 1 (primair en subsidiair) tenlastegelegde is het navolgende bepleit. Er kan niet worden bewezen dat het scheurtje in het schildkraakbeen het gevolg is geweest van geweldshandelingen, omdat uit het radiologisch onderzoek ondubbelzinnig blijkt dat dit letsel het gevolg is geweest van medisch handelen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld op welk moment voornoemd letsel is ontstaan, omdat het letsel pas één week na het incident is vastgesteld. Ook uit het geluidsfragment en de verklaring van verdachte volgt niet dat het slachtoffer bij de keel is vastgepakt, er druk is uitgeoefend op haar keel en het slachtoffer na de geweldshandelingen last had van haar nek. Bovendien is gebleken dat verdachte en het slachtoffer na de geweldshandelingen hun gesprek op rustige wijze hebben vervolgd en is het slachtoffer pas geruime tijd later bewusteloos aangetroffen. Evenmin kan op basis van het geconstateerde letsel het wurgen, smoren en versmachten worden bewezen, omdat de gebruikelijke begeleidende verschijnselen van krachtinwerking op de hals alsmede striemen niet zijn aangetroffen. Daarnaast ontbreekt een causaal verband tussen de ten laste gelegde gedragingen en het overlijden van het slachtoffer.
De raadsman heeft daarnaast meerdere alternatieve scenario’s naar voren gebracht. Eén van deze alternatieve scenario’s houdt in dat het op basis van de inhoud van het procesdossier waarschijnlijk is dat het slachtoffer zelf het in haar bloed aangetroffen antidepressivum buspiron heeft ingenomen, ten gevolge waarvan zij is overleden. Een ander alternatief scenario betreft de mogelijkheid dat het slachtoffer is overleden door intoxicatie door middel van koolmonoxidevergiftiging.
Ten slotte is bepleit dat op basis van het procesdossier niet kan worden geconcludeerd dat verdachte opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Uit de gedragingen die wel bewezen kunnen worden verklaard, kan niet worden afgeleid dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op voornoemde gevolgen heeft aanvaard.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat verdachte weliswaar de woorden heeft uitgesproken die in de tenlastelegging staan, maar dat bij het slachtoffer daardoor niet redelijkerwijs de vrees kon ontstaan dat deze bewoordingen daadwerkelijk zouden worden waargemaakt. Van een strafrechtelijke bedreiging is dus geen sprake geweest volgens de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak moord
De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat in de bewijsmiddelen geen aanknopingspunten te vinden zijn dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van moord, zoals onder 1 primair ten laste gelegd.
Bewijsmiddelen [1] voor feit 1 (primair) en feit 2
1) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 23 november 2022 blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 23 november 2022 omstreeks 02:20 uur werd ik op de [adres] te [woonplaats] aangesproken door [verdachte] , geboren op [1973] te [woonplaats] , wonende op de [adres] te [woonplaats] . Door [verdachte] werd mij de slaapkamer aangewezen waar zijn vrouw zou liggen. Toen ik de slaapkamer betrad zag ik dat er tussen het bed en de kast zich een loopruimte van bevond. Ik zag dat in dit looppad een vrouw op de grond lag. Deze vrouw bleek later te zijn genaamd: [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] op haar buik lag. Ik zag en voelde dat zij geen enkele teken van leven vertoonde. Ik voelde aan haar enkel of haar lichaam nog warmte afgaf. Ik voelde hierbij wel enig warmte. Vervolgens ben ik samen met ambulancepersoneel en mijn collega [verbalisant 2] de vrouw gaan reanimeren. Nadien is de vrouw overgebracht naar het Amsterdams Medisch Centrum (AMC). [2]
2) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 13 december 2022 blijkt dat verbalisant [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
In dit proces-verbaal worden de audiobestanden welke op de telefoon van de verdachte [verdachte] zijn veiliggesteld, beluisterd en woordelijk uitgewerkt. De audiobestanden zijn opgenomen op 22 november 2022 te 22:29 uur.
[slachtoffer] : Vrouw (slachtoffer)
[verdachte] : Man (verdachte)
[slachtoffer] : Bel de politie, alsjeblieft.[verdachte] : Je probeert mij te vermoorden he.[slachtoffer] : Ik probeer je niet te vermoorden. Ik... Bel de politie alsjeblieft.[slachtoffer] : [verdachte] , bel de politie. Haal ze hier bij. Alsjeblieft. Haal ze hier bij. Ik zeg alles. Haal ze hier bij.[verdachte] : Het is een dikke overdosis he. (je hoort een man hijgen)
[verdachte] : Als ik je laat liggen zo. Dit is al 30 keer meer. Dit is gewoon... zo'n bek heb ik erin gooid. Dus ik denk, ik denk als ik je even laat liggen zo dat je weg bent.[verdachte] : En je vader is ook zo dood gegaan he.[verdachte] : Die hebben ze ook vermoord en je moe.[slachtoffer] : Nee. Wil je alsjeblieft de politie bellen? (hoor de vrouw hijgen)[verdachte] : Nee nee nee. Ik denk dat ik de politie niet eens bel (je hoort de man hijgen)[slachtoffer] : Nou oke. Dan bel je niet, dan laat je mij dood gaan.[verdachte] : Waarom heb jij mij dit aangedaan [slachtoffer] .[slachtoffer] : Ik heb jou niets aangedaan [verdachte] .[verdachte] : Nee.[slachtoffer] : Ik heb jou echt niets aangedaan.[verdachte] : Waarom[slachtoffer] : [verdachte] , ik heb jou niets aangedaan.[verdachte] : Wat ben je toch allemaal aan het doen jonge.[slachtoffer] : Er is niks met mij.[verdachte] : Waarom ben je mij aan het drogeren dan.[slachtoffer] : Ik ben joe niet aan het drogeren.[verdachte] : Oh nee.[slachtoffer] : Je hem toch flessies water.[verdachte] : Ja, die heb je ook gevuld.[slachtoffer] : Die heb ik niet gevuld. Hoe kan ik die nu vullen.[verdachte] : Der waren ene paar die waren open.[slachtoffer] : [verdachte] , nee.[verdachte] : Daar was water uut.[slachtoffer] : Nee nee.[verdachte] : Wel.[slachtoffer] : [verdachte] ben toch de hele dag bie joe west. Wanneer moet ik dat doan hebben dan.[verdachte] : Nee. Ik ben weg west.[verdachte] : Wat heb jij jaren met mij uutvreetn.[slachtoffer] : Ik heb niks met joe uutvreetn.[slachtoffer] : Ik heb niks, nee nee niet doen. Au, niet doen, niet doen.[slachtoffer] : Ik heb niks doan, ik wil joe toch niks an doen, ik probeer je toch te helpen.[verdachte] : Ja maar wat is dat voor spul dan dat daarin zit dan.[slachtoffer] : Watte.[verdachte] : Die poeder.[slachtoffer] : Dat is vitamine c.[verdachte] : Nee dat is geen vitamine c.[slachtoffer] : Dat is vitamine c.[verdachte] : Waarom ben je nou in een keer zo stoned dan.[slachtoffer] : Ik ben niet stoned.[verdachte] : Echt wel[slachtoffer] : Ik krieg alleen een hele slechte adem, omdat je op mien buuk zitn.[verdachte] : Wat wil ie mit mie uutspokn [slachtoffer] .... (niet te verstaan)[slachtoffer] : Ik probeer joe te helpen [verdachte] .[verdachte] : Waar mit, de dood in.[slachtoffer] : [verdachte] , ik krijg toch geen lucht, je zit op mij.[verdachte] : Wat is er, wat ben je aan het doen, wat ben je aan het doen, wat is er.[slachtoffer] : Ik ben niks aan het doen.[verdachte] : Wel.[slachtoffer] : Ik ben ook bange veur joe.[slachtoffer] : Ik ben echt bange veur joe.[verdachte] : Jaha.[slachtoffer] : Hoe jij nou nu mij behandeld.[verdachte] : Gisteren, gisteren, toen jij kookt hebben, met die .. hoe heet dat .. met die dinges .. die babi pangang met die chachoei (fan) dan ging mijn hartslag mien jong, die ging te keer als een idioot.[slachtoffer] : Dat heb ik toch niet gedaan, ik heb dat toch uit een bakkie gepakt. Dat heb ik toch niet doan dat komt toch bij die chinees weg. En dat andere, die sate zat toch ook in pakjes.[verdachte] : Ja dat zat in pakkies maar daar zit ook wat in.[slachtoffer] : Nee.[verdachte] : Daarom wilde jij niet zoveel sate hebben.[slachtoffer] : Ik heb toch dezelfde sate als jou gehad.[verdachte] : Wat is er wat is er, wat is er, nou drink het op dan, zal ik joe nog een bakkie maakn.[slachtoffer] : Ja nou maak maar een bakkie dan.[verdachte] : Dan drink je he top.[slachtoffer] : Ja dan drink ik het op.[verdachte] : Er is wat aan de hand.[slachtoffer] : Er is niks ana de hand.[verdachte] : Der is wat aan de hand[slachtoffer] : Er is niks aan de hand (vrouw huilt)[slachtoffer] : Nee [verdachte] maak nog maar een bakkie thee voor mij.[verdachte] : Wat ik van joe wil, dat je eerlijk bent en tegen mij proat'n over wat er aan de hand is.[slachtoffer] : Dat heb ik toch gedaan [verdachte] , ik kom er niet deur bij jou.[verdachte] : Nee, nee, ik maak je van kant hoor.[verdachte] : Nee, [slachtoffer] luister ik maak je van kant, echt woar. Ik maak je echt van kant. Ik maak je echt van kant. Ik maak je echt van kant.[slachtoffer] : Haal de politie er dan bij.[verdachte] : Nee[verdachte] : Ik weet niet wat er aan de hand is, maar ik weet wel (niet te verstaan) Ik weet wel dat dit niet goed is.[slachtoffer] : Dit is toch niet goed hoe jij mij behandeld.[slachtoffer] : Ja nou ik praat, wat wil je weten dan? Wat wil je horen?[verdachte] : Wat je met mij uitvreet.[slachtoffer] : Ik vreet niks met joe uut, [verdachte] . Ik vreet echt niks met joe uut.[verdachte] : Wel.[slachtoffer] : Nee.[verdachte] : Ik geleuf er geen fuck van. Ik geleuf er geen fuck van [slachtoffer] , echt niet. Ik geleuf er helemaal geen fuck van. Ik geleuf er geen fuck van, echt niet, nee, echt niet hoor, nee.
[verdachte] : Er klopt iets niet hoor [slachtoffer] .[verdachte] : Dat Klopt niet. Toen ik net bij […] vertrokken ben he, mien concentratie he..ja (maakt geluidjes), Iedere keer weg.[slachtoffer] : Ja maar je waar’n moe.[verdachte] : Nee, Ik was ik was niet moe.[slachtoffer] : Ik heb toch niks gedaan [verdachte] .[verdachte] : Wel, nee, jij niet, die andere misschien.[verdachte] : krieg ik weer een Dreuge bek.[slachtoffer] : Ja, ik ook ik heb ook een hardstikke dreuge mond.[verdachte] : Hoe komt dat?[slachtoffer] : Ja, stress.[verdachte] : Nee[slachtoffer] : Is spanning.[verdachte] : Komt door ketamine.[slachtoffer] : [verdachte] ik heb geen ketamine, laat het maar onderzoeken het is geen ketamine het is vitamine C.[verdachte] : Ik geloof er geen fuck van.[slachtoffer] : Nou dan geef maar een glas vitamine C, of ketamine. Geef maar een glas ketamine.[verdachte] : Waarom is het altijd zo'n klein schepje wat je er in doet.[slachtoffer] : Ja, anders ist te veel. Der staat een dosering op.[verdachte] : Ik geleuf er geen ..[slachtoffer] : een theelepeltje.[verdachte] : Ik geleuf er geen fuck van jonge[slachtoffer] : Pak die pot dan.[verdachte] : Ja, ja, ja, als ik daar heen loop, dan ben jij weg.[slachtoffer] : Ik weet niet wat je aan het doen bent hoor, ik weet het echt niet wat je aan doen bent.[verdachte] : Ik geleuf er geen fuck van.[verdachte] : Waarom ben ik iedere keer zo raar dan? [3]
3) Uit de
Letselrapportage van GGD Amsterdamvan 25 november 2022 met bijbehorende fotobijlage, opgemaakt door A. Beijering, forensisch arts, blijkt dat voornoemde deskundige onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Naam: [slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 25 november 2022
Datum incident: 23 november 2022
Gemelde toedracht: Volgens politie uit contact op te maken dat er handgemeen heeft plaatsgevonden.
Vermoeden inwendig letsel: ja
Ernst van het letsel: zeer ernstig, waarschijnlijk niet met leven verenigbaar
Letsel(s)
1. lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: rechter bovenooglid blauwpaarse verkleuring. Linker bovenooglid een halfcirkelvormige donkerblauwe verkleuring.
Soort: bloeduitstorting
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
2. lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: onder rechteroog een tweetal kleine huidbeschadigingen.
Soort: huidbeschadiging
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
3. lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: midden op onderlip, momenteel moeilijk te beoordelen door de
beademing, een verticale bruinrode verkleuring. Ongeveer 2 cm lange korstvorming.
Soort: scheurwond
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
4. lichaamsdeel: rug
Beschrijving: op rechterschouder een tweetal grote hematomen. Eén van ongeveer
4 bij 4 cm, één van 1,5 bij 3 cm.
Soort: bloeduitstorting
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
5. lichaamsdeel: rug
Beschrijving: op linkerschouder aan de rugzijde een blauwe verkleuring van 4 bij 3
cm. Tevens een zeer oppervlakkige ontvelling, enkel de opperhuid "opgestroopt" over een gebied van ongeveer 6 bij 2 cm.
Soort: bloeduitstorting
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
6. lichaamsdeel: rechterarm
Beschrijving: op rechterbovenarm een blauwe verkleuring van 2,5 bij 2 cm. Ter hoogte van rechterelleboog, aan de buitenzijde, een grote blauwe verkleuring van ongeveer 8 bij 8 cm. Aan binnenzijde van rechteronderarm een blauwe verkleuring van ongeveer 3 bij 2 cm. Aan bovenzijde van rechteronderarm een blauwe verkleuring van 4 bij 2 cm.
Soort: bloeduitstorting
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
7. lichaamsdeel: linkerarm
Beschrijving: aan binnenzijde van linker elle boog een blauwe verkleuring van
ongeveer 6 bij 6 cm. Aan binnenzijde bovenarm een blauwe verkleuring van ongeveer 2 bij 2 cm. Aan buitenzijde bovenarm een blauwe verkleuring van ongeveer 2 bij 2 cm.
Soort: bloeduitstorting
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk. [4]
4) Uit het
Schouwverslag van GGD Amsterdamvan 30 november 2022, opgemaakt door dr. P. de Brave, GGD-arts, blijkt dat voornoemde deskundige onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Cliënt: [slachtoffer]
Datum schouw: 30 november 2022
Informatie verkregen van huisarts in [woonplaats] (telefonisch contact op 01-12- 22): patiënte eigenlijk gezond.
Bloeduitstortingen, veelal geelblauw verkleurd, links en rechts op de borst, op linkerschouder, armen beiderzijds, handrug rechts, binnenzijde linker pols, bovenbenen beiderzijds […], onderbenen beiderzijds en rechtervoet. Een aantal hiervan […] maar zeker niet alle, kunnen verklaard worden door medisch handelen in het AMC.
Conclusie
51-jarige vrouw overleden op 30-11-2022 te Amsterdam. Niet overtuigd van natuurlijk overlijden, m.n. door tactische informatie van politie (over thuissituatie met partner) en de hoeveelheid bloeduitstortingen over het lichaam. Overleden door hersenschade door zuurstofgebrek bij een hartstilstand. Voor suïcide geen aanwijzingen (niet bekend met psychiatrische aandoeningen of eerdere zelfmoordpogingen bij huisarts). Ook stompe
geweldsinwerking is mogelijk, zoals bv smoren of dichtknijpen van de hals, gezien de hoeveelheid bloeduitstortingen over het lichaam. Tenslotte is natuurlijk overlijden ook nog mogelijk, maar acht ik minder waarschijnlijk. [5]
5) Uit het
rapport van Maastricht UMC+van 2 januari 2023, opgemaakt door dr. A.A. Jacobi-Postma, forensisch radioloog, en L.M.M.J. Heijnens, forensisch radiologisch consulent, blijkt dat voornoemde deskundigen onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben verklaard:
Datum beeldvorming: 1-12-2022
CT-Total body en MR Hoofd en hals
Huid en onderhuidse weefsel van de hals:
• Zwelling van de dieper gelegen wekedelen ter plaatse van de linkerzijde van het
schildkraakbeen.
• Zwelling van de onderhuidse wekedelen aan de linkerzijde van de hals.
• Zwelling van de onderhuidse wekedelen op de overgang hals/schouder links.
• Zwelling van de onderhuidse wekedelen in over de parotisspeekselklier rechts.
Schildkraakbeen:
• Fractuur van het linker conus superior (bovenste hoorntje) van het schildkraakbeen met zwelling in de omliggende wekedelen. [6]
6) Uit het
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutvan 8 april 2023, opgemaakt door drs. D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog, blijkt dat voornoemde deskundige onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Overledene
Naam: [slachtoffer]
Verkregen informatie
In het ziekenhuis kon geen ziekelijke oorzaak voor het ontstaan van de reanimatiebehoeftige toestand worden vastgesteld. Vanwege hersenbeschadiging bij doorgemaakt zuurstofgebrek was er sprake van een uitzichtloze situatie; derhalve werd de behandeling op 30 november 2022 gestaakt. Betrokkene overleed dezelfde dag omstreeks 18:49 uur.
Interpretatie van resultaten
Traumatische afwijkingen
Er was een breuk van de linker bovenste hoorn van het schildkraakbeen (sub C3) door stomp botsende, (samen)drukkende en/of toesnoerende krachtinwerking. Dergelijke krachtinwerking op de hals kan in geval van belemmering van de bloedsomloop naar het hoofd door zuurstofgebrek van de hersenen leiden tot of bijdragen aan het ontstaan van een reanimatiebehoeftige toestand.
Blijkens de verkregen informatie zou in de avond van 22 november 2022 een handgemeen hebben plaatsgevonden tussen betrokkene en haar partner; waarbij ze zou hebben gezegd 'geen lucht meer te krijgen omdat hij op haar buik zit'. Dergelijke belemmering van ademhalingsbewegingen (versmachting) kan zuurstofgebrek veroorzaken; wat eveneens kan hebben geleid tot of bijdragen aan het ontstaan van de reanimatiebehoeftige toestand. Deze vorm van mechanische verstikking hoeft geen verschijnselen achter te laten.
Ziekelijke afwijkingen
Er waren met het blote oog en lichtmicroscopisch geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest
Conclusie
Bij het forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer]
, 51 jaar oud, waren er tekenen van krachtinwerking op de hals wat
kan hebben geleid tot reanimatiebehoeftige toestand en het uiteindelijke overlijden,
al dan niet in combinatie met versmachting. [7]
7) Uit het
aanvullend bericht van het Nederlands Forensisch Instituutvan 6 juli 2023, opgemaakt door drs. D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog, blijkt dat voornoemde deskundige onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 3 juli 2023 ontving ik aanvullende vragen in relatie tot bovengenoemd forensisch pathologisch onderzoek. Deze vragen worden hieronder beantwoord.
Vraag 1
"Zijn er aanwijzingen uit het medisch dossier en/of de sectie dat het slachtoffer bekend was met hartklachten?"
Op basis van de beschikbare medische gegevens en het forensisch pathologisch onderzoek zijn er geen aanwijzingen voor ziekelijke hartafwijkingen.
Vraag 3
"Is het mogelijk dat sprake is van verwurging, leidend tot bewusteloosheid en een
coma, zonder dat sprake is van zichtbare sporen van verwurging aan de hals?"
Alleszins was er een breuk van de linker bovenste hoorn van het schildkraakbeen met omgevende bloeduitstorting, wat duidt op een krachtsinwerking op de hals.
Vraag 4
"Kan schildkraakbeen breken als gevolg van een reanimatie? Wat is de kans dat
schildkraakbeen breekt als gevolg van een reanimatie? [...] En zo ja, is dat van
toepassing in onderhavige zaak? Zijn er aanwijzingen dat het schildkraakbeen is
gebroken als gevolg van de reanimatie?"
Concluderend is het zeer onwaarschijnlijk dat deze breuk is veroorzaakt door reanimatiehandelingen. [8]
8) Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 24 november 2023 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
In de periode voorafgaand aan 22 november 2022 heb ik op een gegeven moment tegen [slachtoffer] gezegd dat ik wilde scheiden.
Ik was in de veronderstelling dat [slachtoffer] mij wilde vergiftigen. Op dit moment denk ik dat niet meer, maar ik had op dat moment een psychose en heb haar wellicht onterecht beschuldigd. Ik was er die avond van overtuigd dat zij mij ketamine had toegediend.
Op 22 november 2022 heb ik [slachtoffer] van achteren bij haar keel en schouders vastgepakt en haar tegengehouden. Het vastpakken heeft ongeveer 10 seconden geduurd. Daarna draaide ze zich om en wilde ze mij slaan, waarna ze uitgleed en op haar schouder viel. Ik heb ongeveer 15 seconden boven op haar gezeten en ze raakte in paniek. Ze gaf aan dat ze pijn had en dat ze geen adem kreeg.
Terwijl [slachtoffer] en ik naar de keuken liepen, heb ik de geluidsopname op mijn telefoon gestart.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (primair)
Vaststelling van de feiten
Op 23 november 2022 omstreeks 02:17 uur is bij de meldkamer een melding binnengekomen van verdachte dat hij zich samen met zijn vrouw (hierna: [slachtoffer] ) in hun woning in [woonplaats] bevond. [slachtoffer] zou een overdosis hebben gehad en op dat moment bewusteloos zijn. Als de politie enkele minuten later ter plaatse komt, wordt [slachtoffer] in de slaapkamer naast het bed in een reanimatiebehoeftige toestand aangetroffen. De hulpdiensten zijn daar gestart met de reanimatie van [slachtoffer] , waarna zij is overgebracht naar het ziekenhuis in Amsterdam. Vervolgens is [slachtoffer] op 30 november 2022 in het ziekenhuis overleden.
Uit een geluidsopname die verdachte heeft gemaakt in de avond van 22 november 2022 omstreeks 22:30 uur en uit de verklaring van verdachte zelf, volgt dat verdachte en [slachtoffer] die avond een handgemeen hebben gehad en dat verdachte toen [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt. Ook is verdachte op [slachtoffer] gaan zitten, waarna [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij moeite had met ademhalen. Hoewel [slachtoffer] na deze geweldshandelingen nog aanspreekbaar lijkt te zijn, moet zij ergens tussen dit moment en het moment enkele uren later waarop de politie ter plaatse kwam (omstreeks 02:20 uur) in een reanimatiebehoeftige toestand zijn terechtgekomen.
Partiële vrijspraak: toedienen medicijn
De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door haar een geneesmiddel toe te dienen. Verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onderdeel ‘toedienen van een medicijn, althans een geneesmiddel’.
Oorzaak reanimatiebehoeftige toestand
Uit het rapport van de patholoog volgt dat zowel stomp botsende, (samen)drukkende en/of toesnoerende krachtinwerking op de hals kunnen hebben geleid tot of bijgedragen hebben aan de reanimatiebehoeftige toestand van [slachtoffer] . Uit het rapport van de toxicoloog blijkt dat een bijdrage van buspiron aan het overlijden niet kan worden geconcludeerd noch kan worden uitgesloten. Nu de oorzaak van het reanimatiebehoeftig worden (en het overlijden) van [slachtoffer] niet met 100% zekerheid kan worden vastgesteld, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de rechtbank ondanks deze onzekerheid tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde doodslag kan komen.
Het alternatieve scenario (breuk veroorzaakt door medische handelingen)
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk dat de breuk van de linker bovenste hoorn van het schildkraakbeen is veroorzaakt door medische handelingen. De patholoog, die bij uitstek deskundig is om letsels te beoordelen, heeft in zijn rapportages hierover verklaard dat de breuk is ontstaan door stomp botsende, (samen)drukkende en/of toesnoerende krachtinwerking en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de breuk is veroorzaakt door reanimatiehandelingen.
Het alternatieve scenario ‘inname buspiron door [slachtoffer] ’
Van belang is allereerst dat in het bloed van [slachtoffer] buspiron en het omzettingsproduct hydroxybuspiron zijn aangetoond. Het scenario dat de verdediging heeft benoemd is dat [slachtoffer] een toxische hoeveelheid buspiron kan hebben ingenomen.
De gemeten concentratie (van ongeveer 0,0020 mg/1) is een therapeutisch (werkzame) concentratie. Het bewustzijn/gedrag van [slachtoffer] was ten tijde van het ontstaan van de reanimatiebehoeftige toestand dus waarschijnlijk (therapeutisch) beïnvloed door het aanwezige buspiron. Hoeveel hoger de concentratie was ten tijde van het reanimatiebehoeftig worden kan volgens de deskundige moeilijk worden ingeschat, omdat de omzetting en uitscheiding van buspiron tussen personen verschilt en beïnvloed kunnen zijn tijdens de ziekenhuisopname.
Nu namens verdachte is aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat [slachtoffer] door inname van een toxische concentratie Buspiron om het leven is gekomen, wijst de rechtbank op de inhoud van het rapport van de forensisch toxicoloog van 29 februari 2024 naar aanleiding van aanvullende vragen die de rechtbank heeft gesteld. Daaruit volgt dat het in theorie mogelijk is dat de gemeten buspironconcentratie van ongeveer 0,0020 mg/l bloed ten tijde van het reanimatiebehoeftig worden een toxische concentratie is geweest. Het kan echter ook nog steeds een therapeutische concentratie zijn geweest. Verder wordt uitgelegd dat in de literatuur voor zover bekend geen gevallen zijn beschreven waarbij personen reanimatiebehoeftig zijn geworden door inname van buspiron of zijn overleden door (overdosering met) buspiron.
De rechtbank acht de inhoud van de verklaringen van de getuigen die na heropening van het onderzoek ter terechtzitting door de politie zijn gehoord en dichtbij [slachtoffer] stonden van belang. Ieder van hen verklaart geen kennis te hebben van een eventueel gebruik van het medicijn buspiron of vergelijkbare medicatie door [slachtoffer] in de periode voorafgaand aan 23 november 2022. Bovendien volgt uit het verslag van de schouwarts van 30 november 2022 dat er geen omstandigheden aanwezig waren die wezen op suïcide door [slachtoffer] ; zij was niet bekend met psychiatrische aandoeningen of eerdere zelfmoordpogingen. Ook de rest van het procesdossier biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat [slachtoffer] zelf een (toxische) concentratie buspiron heeft ingenomen. De rechtbank acht dit door de verdediging geschetste alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk geworden.
Het alternatieve scenario (koolmonoxidevergiftiging)
De rechtbank vindt eveneens onvoldoende aannemelijk geworden dat [slachtoffer] door een koolmonoxidevergiftiging in een reanimatiebehoeftige toestand terecht is gekomen en uiteindelijk is overleden. Hiervoor bestaan geen aanwijzingen. Daar komt bij dat uit het dossier volgt dat er in de nacht van 23 november 2022 – direct na het aantreffen van [slachtoffer] – en de daaropvolgende dag meerdere politiefunctionarissen voor langere tijd in de woning aanwezig zijn geweest ten behoeve van het verrichten van (forensisch) onderzoek. Het had dan ook voor de hand gelegen dat één of meerdere van deze personen onwel zouden zijn geworden in het geval er daadwerkelijk sprake was geweest van hoge koolmonoxide waarden. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank niets gebleken.
Geweldshandelingen en causaliteit
Dan blijft over de vraag of verdachte in de avond en nacht van 22 op 23 november 2022 (opzettelijk) in de tenlastelegging opgenomen geweldshandelingen tegen [slachtoffer] heeft verricht, ten gevolge waarvan zij op 30 november 2022 is overleden.
Voorop staan de bevindingen uit het forensische dossier. De forensisch patholoog komt tot de conclusie dat de krachtinwerking op de hals van [slachtoffer] , in de vorm van stomp botsende, (samen)drukkende en/of toesnoerende krachtinwerking op de hals, wat heeft geleid tot een breuk van de linker bovenste hoorn van het schildkraakbeen, kan hebben geleid tot of bijgedragen hebben aan het ontstaan van de reanimatiebehoeftige toestand van [slachtoffer] . Ook kan het geweld dat verdachte tijdens de geluidsopname jegens [slachtoffer] heeft gepleegd en waarbij zij geen lucht meer kreeg volgens de patholoog hebben geleid tot of bijgedragen hebben aan het ontstaan van de reanimatiebehoeftige toestand van [slachtoffer] .
Daar komen op basis van de bewijsmiddelen in het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten bij. In de avond en nacht van 22 op 23 november 2022 bevond verdachte zich samen met [slachtoffer] in hun gezamenlijke woning. Er zijn geen aanwijzingen dat er die avond nog andere personen aanwezig zijn geweest in de woning. Verdachte heeft daarover ook niets verklaard. Verdachte en [slachtoffer] hadden in de periode voorafgaand aan 23 november 2022 relatieproblemen en hadden het voornemen om van elkaar te scheiden. Verdachte verkeerde daarbij al langere tijd, ook in de avond en nacht van 22 op 23 november 2022, in de waan dat [slachtoffer] hem wilde vergiftigen met ketamine. Uit de geluidsopname blijkt dat verdachte [slachtoffer] hiervan beschuldigde, dat [slachtoffer] dit bleef ontkennen en dat verdachte gefrustreerd raakte. Ook heeft verdachte tijdens de opname meerdere keren tegen [slachtoffer] gezegd dat hij haar dood wilde maken. Verder blijkt uit de geluidsopname dat hij dusdanig geweld tegen haar gebruikte dat zij in haar adem werd belemmerd.
Bij [slachtoffer] is enkele uren later, kort nadat zij in reanimatiebehoeftige toestand is aangetroffen, letsel vastgesteld; er zijn verspreid over haar lichaam meerdere bloeduitstortingen geconstateerd. Over deze blauwe plekken verklaart de schouwarts dat een aantal, maar zeker niet alle, verklaard kunnen worden door medisch handelen in het AMC. Daarnaast was [slachtoffer] een relatief jonge vrouw en hebben de patholoog en schouwarts gerapporteerd dat zij gezond was. Ook kon er volgens voornoemde deskundigen geen ziekelijke oorzaak voor het ontstaan van de reanimatiebehoeftige toestand worden vastgesteld en was er waarschijnlijk geen sprake was van natuurlijk overlijden.
Dat de gezonde vrouw die [slachtoffer] was, enkele uren na hevige geweldshandelingen en doodsbedreigingen van haar echtgenoot, die al dagen in de waan verkeerde dat zij hem wilde vergiftigen en waarvan zij bovendien zou gaan scheiden, in een reanimatiebehoeftige toestand is geraakt, kan naar het oordeel van de rechtbank alleen zijn veroorzaakt doordat verdachte haar ademhaling gedurende enige tijd heeft belet of belemmerd. Daarmee is hij ook verantwoordelijk voor haar uiteindelijke overlijden.
De rechtbank is gelet op voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat het niet aan twijfel onderhevig is dat in de keten van gebeurtenissen de gedragingen van verdachte een noodzakelijke factor zijn geweest voor het ingetreden gevolg, te weten het overlijden van [slachtoffer] . Voorts is de rechtbank van oordeel dat het overlijden van [slachtoffer] redelijkerwijs aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. De keuze van de familie om de behandeling van [slachtoffer] te stoppen heeft het causale verband tussen zijn handelen en de dood van [slachtoffer] niet doorbroken. Verdachte heeft zelf de omstandigheden in het leven geroepen die de familie ertoe hebben gebracht de beslissing te nemen de behandeling te stoppen.
Opzet
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte het voor doodslag vereiste opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer] – aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte fors geweld moet hebben gebruikt tegen [slachtoffer] . Er was sprake van een breuk van de linker bovenste hoorn van het schildkraakbeen, dat veroorzaakt is door stomp botsende, (samen)drukkende en/of toesnoerende krachtinwerking, en verschillende bloeduitstortingen. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte, mede bestaande uit het gedurende enige tijd beletten of belemmeren van de ademhaling van [slachtoffer] , een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in het leven hebben geroepen. Ook kunnen ze naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van [slachtoffer] gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte op zijn minst, willens en wetens die aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Voor die aanvaarding kan ook steun worden gevonden in de inhoud van de geluidsopname, waaruit blijkt dat door [slachtoffer] en verdachte wordt gesproken over het mogelijke overlijden van [slachtoffer] maar dat verdachte die mogelijkheid kennelijk voor lief heeft genomen
(
Dus ik denk, ik denk als ik je even laat liggen zo dat je weg bent.[verdachte] : En je vader is ook zo dood gegaan he.[verdachte] : Die hebben ze ook vermoord en je moe.[slachtoffer] : Nee. Wil je alsjeblieft de politie bellen? (hoor de vrouw hijgen)[verdachte] : Nee nee nee. Ik denk dat ik de politie niet eens bel (je hoort de man hijgen)[slachtoffer] : Nou oke. Dan bel je niet, dan laat je mij dood gaan.).
Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich op 23 november 2022 in Lelystad met het door hem toegepaste geweld schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer] , zoals hierna weergegeven.
Feit 2
Voor een succesvolle vervolging ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreiging plaatsvindt met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling en dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Anders dan in de meeste zaken waarin bedreiging wordt ten laste gelegd, kan het slachtoffer hier niet navertellen of zij angstig was door de gedragingen van verdachte. Maar uit de geluidsopnames kan dit wel worden afgeleid. Niet in geschil is dat verdachte meerdere keren tegen [slachtoffer] heeft gezegd "
ik maak je van kant" en “
het is een dikke overdosis he. (..) Ik denk als ik je even laat liggen zo dat je weg bent” of woorden van die strekking. Die woorden in combinatie met de omstandigheden dat verdachte op [slachtoffer] zat en zij moeilijk kon ademen, moet bij [slachtoffer] redelijkerwijs de vrees hebben opgewekt dat verdachte zijn aangekondigde voornemen om [slachtoffer] ‘van kant te maken’ zou uitvoeren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is van bedreiging, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 (primair)
omstreeks 23 november 2022 te Lelystad [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door geweld toe te passen op [slachtoffer] door op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of (met kracht) de keel van die [slachtoffer] (met zijn handen en/of zijn arm) dicht te knijpen en/of duwen en/of dicht te houden en/of uitwendige druk op de borstkas uit te oefenen, althans de ademhaling van die [slachtoffer] gedurende enige tijd te beletten en/of te belemmeren, en (aldus) die [slachtoffer] te wurgen en/of te versmachten, ten gevolge waarvan zij op 30 november 2022 te Amsterdam is overleden;
feit 2
omstreeks 23 november 2022 te Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "het is een dikke overdosis he. Als ik je laat liggen zo. Dit is al 30 keer meer. Dit is gewoon zo’n bek heb ik erin gooid. Dus ik denk als ik je even laat liggen zo dat je weg bent", “En je vader is ook zo dood gegaan he.” en “ik maak je van kant, echt waar. Ik maak je echt van kant. Ik maak je echt van kant. Ik maak je echt van kant.” en door op die [slachtoffer] te gaan zitten, ten gevolge waarvan de ademhaling van die [slachtoffer] gedurende enige tijd werd belet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 (primair):
doodslag;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging en de officier van justitie
Zowel de raadsman van verdachte als de officier van justitie hebben gesteld dat verdachte in geval van een bewezenverklaring van één of meer ten laste gelegde feiten dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de feiten verdachte – vanwege een psychische stoornis – niet kunnen worden toegerekend.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een
Pro Justitia rapportpsychiatrisch onderzoek van 17 april 2023, opgemaakt door dr. S. Dragt, psychiater (hierna ook: de psychiater);
- een
Pro Justitia rapportpsychologisch onderzoek van 22 februari 2023, opgemaakt door E.I.J. Peeters, GZ-psycholoog (hierna ook: de psycholoog).
De psycholoog en psychiater stellen vast dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. Daarnaast komt de psychiater tot de conclusie dat eveneens sprake is van een lichte stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig. Sinds de zomer van 2022 was er sprake van toenemende paranoïde symptomen, mogelijk geluxeerd door medicatie ontrouw en (deels door) chronisch cannabisgebruik. Deze paranoïde symptomen bestonden uit achterdocht jegens zijn vrouw, waarbij hij steeds meer overtuigd raakte van het feit dat zij hem wilde vergiftigen. Verdachte handelde in de avond van het tenlastegelegde volledig vanuit deze paranoïde waan. Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen daarom dat de ten laste gelegde feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen op dit punt over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert dat de bewezen verklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verdachte is niet strafbaar en zal ter zake van de bewezen verklaarde feiten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna tbs-maatregel) met de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering alsmede een contactverbod met de moeder van het slachtoffer, [nabestaande 2] (geboren op [1947] te [geboorteplaats] ) en een locatieverbod (straal van 200 meter).
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) in de zin van artikel 38z het Wetboek van Stafrecht (hierna: Sr) wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank overgaan tot een bewezenverklaring dan heeft de raadsman verzocht aan verdachte geen tbs-maatregel met verpleging van overheidswege of voorwaarden op te leggen, maar te volstaan met oplegging van een andere maatregel, zoals een GVM. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een matig recidiverisico en er geen noodzaak bestaat voor het opleggen van een tbs-maatregel. Mocht de rechtbank dit standpunt passeren dan is bepleit aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden, zoals geadviseerd door de deskundigen, op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de avond en nacht van 22 op 23 november 2022 schuldig gemaakt aan doodslag op zijn vrouw ( [slachtoffer] ). Nadat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood, heeft hij haar in hun gezamenlijke woning om het leven gebracht door haar te wurgen of versmachten. Het kan daarbij niet anders dan dat [slachtoffer] in de laatste minuten van haar leven doodsangsten heeft uitgestaan. Dat dit feit is gepleegd juist door haar partner – iemand die je per definitie zou moeten kunnen vertrouwen – in hun gezamenlijke woning – een plek waar je bij uitstek veilig zou moeten zijn – maakt het allemaal nog wranger. In het dossier komt naar voren dat verdachte volledig handelde vanuit een paranoïde waan, waardoor verdachte er al langere tijd van overtuigd was dat [slachtoffer] hem wilde vergiftigen. Dat verdachte, terwijl hij in een dergelijke waan verkeert, kennelijk in staat is om zulk extreem geweld toe te passen, is zeer zorgelijk.
Aan de nabestaanden van [slachtoffer] , waaronder haar zus en haar moeder, is onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. Zij hebben het afgelopen anderhalf jaar enorm geleden. Sinds de dood van [slachtoffer] heerst bij de moeder een enorm verdriet, waardoor zij nog maar een schim van zichzelf is. De zus van [slachtoffer] zit met vele vragen over wat er is gebeurd; vragen waarop zij, omdat verdachte geen openheid van zaken geeft en blijft ontkennen dat hij iets met het overlijden van [slachtoffer] te maken heeft, waarschijnlijk nooit een antwoord zal krijgen. Ook andere nabestaanden zullen met deze vragen blijven zitten. Natuurlijk zijn niet alleen de zus en moeder van [slachtoffer] geraakt door haar gewelddadige dood. Dit geldt ook voor anderen, zoals de buren, vriendinnen en andere bekenden van [slachtoffer] . Daarnaast is ook de samenleving geschokt door dit soort feiten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte, naast de onder 7.2 genoemde rapportages van de psychiater en psycholoog, kennisgenomen van:
  • een de verdachte betreffend
  • een
  • een
Rapportages psychiatrisch en psychologisch onderzoek
De psychiater en psycholoog komen in hun rapportages tot de volgende conclusies. Het recidiverisico wordt geheel bepaald door de (ernstige en chronische) psychotische stoornis en wordt ingeschat als matig in het geval verdachte geen adequate behandeling krijgt. Geadviseerd wordt om de psychotische stoornis van verdachte te behandelen in een klinische setting, onder andere door verdachte in te stellen op medicatie. De verwachting is dat deze behandeling ten minste enkele maanden zal duren en dat aansluitend ambulante vervolgbehandeling nodig is. Hieruit volgend wordt een behandeling (van voldoende lengte) in een gedwongen kader noodzakelijk geacht en oplegging een tbs-maatregel met voorwaarden geadviseerd. De inschatting is dat verdachte zal meewerken aan behandeling binnen dit kader en dat dit kader het recidiverisico voldoende zal terugdringen. De deskundigen geven daarnaast oplegging van een GVM in overweging, zodat deze maatregel eventueel aansluitend op de tbs-maatregel ten uitvoer kan worden gelegd en toezicht kan worden gehouden op de inname van medicatie en behandeltrouw.
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies van 9 juni 2023 volgt dat de reclassering het risico op recidive, letselschade en onttrekking aan voorwaarden inschat als gemiddeld. De reclassering acht behandeling in een langdurige, forensische setting in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk. De reclassering adviseert daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. Ten slotte geeft de reclassering ter overweging mee om een GVM op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs-maatregel. Een GVM biedt de mogelijkheid om toezicht te kunnen houden op de inname van medicatie, daar verdachte zijn ziektebeeld ontkent en in het verleden zonder overleg de inname van zijn medicatie heeft gestaakt.
De op te leggen maatregelen
Bij het bepalen van de maatregel(en) houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten door verdachte zijn begaan. De rechtbank houdt ten slotte nadrukkelijk rekening met de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Tbs-maatregel met voorwaarden
Omdat verdachte ten tijde van de bewezen geachte feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was, kan aan hem geen straf worden opgelegd. Wel kan een maatregel aan verdachte worden opgelegd. Ten aanzien van de door de rechtbank op leggen maatregel(en) overweegt de rechtbank allereerst dat het uitsluitend opleggen van een GVM, zoals de raadsman primair heeft bepleit, niet mogelijk is omdat deze maatregel op grond van artikel 38z Sr slechts kan worden opgelegd
naasteen tbs-maatregel of (onder bepaalde voorwaarden) een (voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Voor de rechtbank staat vast dat het in het belang is van en ter bescherming van de maatschappij, maar zeker en misschien nog wel meer in het belang van verdachte zelf, dat hij de noodzakelijke en passende hulpverlening krijgt. Uit het voortgangsverslag blijkt ook dat hij baat heeft bij de inmiddels gestarte behandelgesprekken. Uit de deskundigenrapporten volgt duidelijk dat verdachte een intensieve behandeling van ten minste enkele maanden nodig heeft in een kliniek om het recidiverisico terug te dringen en de deskundigen adviseren een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Alles afwegend acht de rechtbank onder deze omstandigheden een tbs-maatregel met voorwaarden het meest passend en noodzakelijk. De rechtbank overweegt dat wordt voldaan aan de eisen die de wet aan oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het door hem begane misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde voorwaarden overnemen, zoals vermeld in het dictum. Verdachte heeft zich ook bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden. De rechtbank ziet geen aanleiding om het door de officier van justitie gevorderde contact- en locatieverbod als voorwaarden te stellen, omdat het slachtoffer niet heeft verzocht om dergelijke verboden en het procesdossier geen aanwijzingen bevat dat ervoor gevreesd moet worden dat verdachte ongewenst contact met het slachtoffer zou zoeken.
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
De maatregel zal worden opgelegd wegens doodslag. Dit heeft te gelden als een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de duur van de terbeschikkingstelling, indien in de toekomst alsnog zal worden bevolen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, niet op voorhand is gemaximeerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid tbs-maatregel met voorwaarden
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder behandeling en begeleiding opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank tevens bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Oplegging van gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr)
Verdachte heeft onder invloed van zijn ziekte een zeer zwaar en uiteindelijk dodelijk geweldsdelict gepleegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bescherming van de samenleving vereist dat toereikende maatregelen genomen worden om recidive te voorkomen. Aangezien er op dit moment een matig risico op recidive bestaat en voorkomen moet worden dat dit na ommekomst van de (eindige) tbs-maatregel met voorwaarden tot onveiligheid voor de samenleving leidt, is de rechtbank van oordeel dat de door de reclassering geadviseerde GVM moet worden opgelegd. Aan de voorwaarden voor oplegging van deze maatregel is voldaan, omdat een tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, gelet op de ernst van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit en het in de rapportages geschatte matige recidiverisico indien verdachte geen adequate behandeling krijgt. De rechtbank acht het van belang dat na het beëindigen van de tbs-maatregel toezicht kan worden gehouden op de inname van medicatie. Gelet op het voorgaande is de rechtbank derhalve van oordeel dat oplegging van deze maatregel in dit geval aangewezen is. Na afloop van de opgelegde tbs-maatregel kan beoordeeld worden in hoeverre het recidiverisico nog aanwezig is en of en zo ja, welke voorwaarden moeten worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen. Tegen de tijd dat de opgelegde tbs-maatregel afloopt, zal de officier van justitie een nieuw reclasseringsadvies op moeten laten maken en eventueel een medische verklaring, als behandeling of opname in een zorginstelling nodig wordt geacht.
Opheffing geschorst bevel voorlopige hechtenis
Gelet op de maatregel die de rechtbank aan verdachte zal opleggen en ten aanzien waarvan de dadelijke uitvoerbaarheid zal worden gelast, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Blijkens een ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel’ van 21 september 2023 is beslag gelegd op:
1. STK GSM, grijs, merk: Cat, nummer G3080002;
2 1 STK GSM, inclusief hoesje, zwart, merk: ONEPLUS, nummer G3080001;
3 1 STK Harddisk, inclusief USB kabel, merk: Lacie, nummer G3094287;
4 1 STK GSM, inclusief hoesje, WIT, nummer G3094294;
5 1 STK Harddisk, Zwart, merk: Intenso, nummer G3094298;
6 1 STK Harddisk, incl. adapter, Zwart, merk: Medion, nummer G3094301;
7 1 STK Computer, incl. oplader, Zwart, merk: Lenovo, nummer G3094308;
8 1 STK Computer, incl. lader en usb, Grijs, merk: Dell, nummer G3094297;
9 1 STK Computer, met adaptor/zonder accu, merk: Acer, nummer G3094307;
10 1 STK Harddisk, Zwart, merk: Medion, nummer G3094282;
11 1 STK Videorecorder, met voedingstekker, Zwart, nummer G3080651;
12 1 STK Shirt, zwart, nummer G3080069;
13 1 STK Trui, Grijs, nummer G3080065;
14 1 STK Broek, blauw, nummer G3080052;
15 1 STK Broek, blauw, nummer G3080018;
16 1 STK Ondergoed, zwart, nummer G3080020;
17 1 STK Geldkist, nummer G3093980;
18 1 STK Stroomstootwapen, nummer G3093924;
19 1 STK Medicijn, nummer G3080025;
20 1 STK Kwitantieboekje, zat in geldkist, nummer G3121632.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het voorwerp, hierboven weergegeven en genummerd onder 18 (stroomstootwapen), te onttrekken aan het verkeer. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd teruggave te gelasten aan verdachte van de voorwerpen, hierboven weergegeven en genummerd onder 1 tot en met 17, 19 en 20.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van een te nemen beslissing over de in beslag genomen voorwerpen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen stroomstootwapen, hierboven genoemd onder 18, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Dit voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. Het in beslag genomen voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.
Teruggave aan de rechthebbende(n)
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen zoals hiervoor omschreven onder 1 tot en met 17, 19 en 20 aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan/kunnen worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
De vorderingen
[nabestaande 2] (moeder van het slachtoffer) en [nabestaande 1] (zus van het slachtoffer), bijgestaan door hun advocaat mr. F.J.M. Hamers, hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
[nabestaande 2] vordert een bedrag van € 24.516,03. Dit bedrag bestaat uit € 2.016,03 aan materiële schade, € 17.500, - aan immateriële schade (affectieschade) en € 5.000, - aan toekomstige schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde. De gestelde materiële schade van € 2.016,03 is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 769,01 aan kosten voor lijkbezorging;
  • € 1.247,02 aan kosten die gemaakt zijn in het kader van het verblijf van het slachtoffer in het ziekenhuis in de periode van 23 november 2022 tot en met 30 november 2022.
Daarnaast heeft [nabestaande 2] in de hoedanigheid van erfgenaam van het slachtoffer (en mede namens benadeelde partij [nabestaande 1] ) een bedrag van € 41.969,02 gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 1.496,02 aan materiële schade en € 40.000, - aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde. De gestelde materiële schade van € 1.496,02 is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 248, - (ziekenhuisdaggeldvergoeding);
  • € 1.247,02, - aan kosten die gemaakt zijn in het kader van het verblijf van het slachtoffer in het ziekenhuis in de periode van 23 november 2022 tot en met 30 november 2022.
Ten slotte vordert [nabestaande 1] een bedrag van € 9.226,46. Dit bedrag bestaat uit € 4.226,46 aan materiële schade (kosten voor lijkbezorging) en € 5.000, - aan toekomstige schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde.
De benadeelde partijen hebben verzocht voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schade en de immateriële schade (waaronder de affectieschade) toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen ten aanzien van de toekomstige schade.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraken, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de verschillende verzoeken tot schadevergoedingen het navolgende aangevoerd.
T.a.v. de vordering van [nabestaande 2]
- De benadeelde partij dient voor wat betreft de affectieschade niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering of de vordering dient te worden afgewezen, omdat verdachte zelf een zeer nauwe affectieve band had met het slachtoffer.
- Ten aanzien van het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan hotelkosten, geschaard onder de post ‘kosten verblijf ziekenhuis’, is aangevoerd dat de hotelkosten geen kosten zijn die [slachtoffer] zelf ook had kunnen vorderen als [slachtoffer] de kosten zelf had gemaakt.
- De vordering met betrekking tot de kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het as-sieraad moet worden afgewezen, omdat dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
T.a.v. de vordering van [nabestaande 2] (hoedanigheid erfgenaam)
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat er geen testament van het slachtoffer beschikbaar is waaruit blijkt dat sprake is van erfgenamen en zij de erfenis beneficiair hebben aanvaard. Subsidiair is aangevoerd dat ten aanzien van de schadepost ‘verblijfkosten ziekenhuis’ reeds een bedrag is gevorderd door de benadeelde partij [nabestaande 2] . Daarnaast dient de vordering met betrekking tot de immateriële schade te worden afgewezen, omdat deze vordering niet is onderbouwd.
T.a.v. de vorderingen van [nabestaande 1] en [nabestaande 2]
Ten aanzien van de schadepost ‘toekomstige schade’ geldt dat de vorderingen moeten worden afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd en niet is komen vast te staan dat deze schade daadwerkelijk zal worden geleden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de overige gevorderde bedragen aan materiële schade in het kader van alle verzoeken tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
10.4.1
De vordering van [nabestaande 2]
Materiële schade
Ten aanzien van de gestelde materiële schade(bedragen) overweegt de rechtbank het volgende.
Kosten voor lijkbezorging
De schade voor zover die betrekking heeft op de kosten voor lijkbezorging komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd en de verdediging heeft deze schade niet weersproken. Nu de benadeelde partij geen bedrag heeft gevorderd voor de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de ring met vingerafdruk (as-sieraad), maar enkel voor de kosten van de urn, zal het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 769,01 in zijn geheel worden toegewezen.
Kosten verblijf ziekenhuis
De rechtbank overweegt dat het hier geen verplaatste schade betreft, maar schade die de moeder van [slachtoffer] stelt zelf te hebben geleden ten gevolge van het handelen van verdachte. De moeder en zus van [slachtoffer] behoorden tot de kring van directe naasten van [slachtoffer] . Gelet op de toestand waarin [slachtoffer] verkeerde als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit jegens haar, acht de rechtbank het voorstelbaar en redelijk dat haar moeder en zus in de directe nabijheid van [slachtoffer] wilden zijn. De moeder van [slachtoffer] heeft daarvoor reis- en verblijfskosten moeten maken. Ten aanzien van de gevorderde kosten die zijn gemaakt voor eten en drinken tijdens het verblijf in het ziekenhuis (€ 141,26) en de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt van en naar het ziekenhuis (€ 845,76) geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
De omstandigheid dat de benadeelde partij een hotelverblijf heeft geboekt en vervolgens heeft geannuleerd, omdat zij bij nader inzien toch liever in haar vertrouwde omgeving wilde slapen, dient volgens de rechtbank niet voor rekening van verdachte te komen. De vordering ten aanzien van deze post (€ 260,-) zal daarom worden afgewezen.
Toekomstige schade
De rechtbank is van oordeel dat voor de post die ziet op de toekomstige schade (€ 5.000, -) geldt dat op geen enkele wijze is onderbouwd waaruit deze kosten zouden bestaan. Daarmee staat ook onvoldoende vast dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen.
Immateriële schade (affectieschade)
Het vorderen van affectieschade in het strafproces is sinds 1 januari 2019 mogelijk voor de in artikel 6:108, vierde lid, BW genoemde naasten van een door een misdrijf overleden slachtoffer. De vergoeding ziet op het leed en verdriet dat nabestaanden is aangedaan. De wetgever heeft in het Besluit vergoeding affectieschade (hierna: het Besluit) per categorie nabestaanden vaste bedragen opgenomen.
De ouders van een door misdrijf overledene komen op grond van artikel 6:108, lid 4 sub c BW in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. De hoogte van de door de moeder van [slachtoffer] gevorderde schadevergoeding (€ 17.500, -) is in overeenstemming met het Besluit en zal door de rechtbank worden toegewezen.
De door de raadsman aangevoerde reden om de affectieschade van de moeder niet toe te wijzen (te weten dat de verdachte zelf ook een affectieve band met het slachtoffer had) vindt op geen enkele manier steun in het recht.
Conclusie
Al met al betekent dit dat de rechtbank de door de benadeelde partij geleden materiële en immateriële schade (affectieschade) tot een totaalbedrag van € 19.256,03 zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [nabestaande 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het (als vergoeding voor immateriële en materiële schade samen toe te wijzen) bedrag van € 19.256,03, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 131 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [nabestaande 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.4.2
De vordering van [nabestaande 2] (in hoedanigheid van erfgenaam)
De benadeelde partij vordert hier schade van het slachtoffer [nabestaande 2] en doet dit in haar hoedanigheid van erfgenaam van [nabestaande 2] . De raadsman heeft betwist dat zij erfgenaam is. De advocaat van de benadeelde partij heeft laten weten dat er geen stukken zijn waaruit blijkt dat de benadeelde partij erfgenaam is, maar dat verdachte zelf een onwaardige erfgenaam is op grond van artikel 4:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank overweegt dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat [nabestaande 2] de hoedanigheid van erfgenaam van [nabestaande 2] heeft. Ook dat verdachte een onwaardige erfgenaam is, kan nu niet worden vastgesteld omdat daarvoor een
onherroepelijkeveroordeling terzake van het ombrengen van de overledene vereist is. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat deze bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
10.4.3
De vordering van [nabestaande 1]
Materiële schade (kosten voor lijkbezorging)
Ten aanzien van de schadepost ‘kosten voor lijkbezorging’ overweegt de rechtbank dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd en de verdediging heeft deze schade niet weersproken. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 4.226,46 zal in zijn geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
Toekomstige schade
De rechtbank is van oordeel dat voor de post die ziet op de toekomstige schade (€ 5.000, -) geldt dat op geen enkele wijze is onderbouwd waaruit deze kosten zouden bestaan. Daarmee staat ook onvoldoende vast dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [nabestaande 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag van € 4.226,46, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 52 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [nabestaande 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, 38d, 38z, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de onder 1 primair ten laste gelegde moord niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde doodslag en het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolgingten aanzien van die feiten;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • als
  • stelt als
Geen strafbare feiten plegen
verdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
Meewerken aan reclasseringstoezicht
verdachte zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
* zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt waar en hoe vaak dat nodig is;
* zich houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
* de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is, die nodig is voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
* meewerkt aan huisbezoeken;
* inzicht geeft aan de reclassering in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
* zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
* meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
Meewerken aan time-out
als de reclassering dat nodig acht en verdachte daarmee instemt, zal verdachte voor een time-out worden opgenomen in [instelling] te [plaats] ( [instelling] ) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
Niet naar het buitenland
verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
Opname in een zorginstelling
verdachte laat zich opnemen in [instelling] te [plaats] ( [instelling] ) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling of plaatsing;
Ambulante behandeling
verdachte laat zich – na afloop van de klinische behandeling – behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de begeleiding;
Beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang
verdachte verblijft – na afloop van de klinische behandeling – in een nader te bepalen instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Drugs- en alcoholverbod
verdachte gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt door middel van urine- en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt (met welke controlemiddelen en) hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
Dagbesteding
verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van (on)betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delict gedrag;
Inzicht geven in financiële situatie
verdachte geeft inzicht in zijn financiële situatie en conformeert zich aan de afspraken die met de reclassering worden gemaakt ten aanzien van zijn financiën;
Inzicht geven in sociaal netwerk
verdachte geeft openheid omtrent zijn sociale contacten met betrekking tot familie, vrienden en kennissen;
- geeft opdracht aan GGZ Tactus Zwolle de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking(als bedoeld in artikel 38z Sr);
Benadeelde partij [nabestaande 2]
- wijst de vordering van [nabestaande 2] toe tot een bedrag van € 19.256,03, bestaande uit een vergoeding van € 1.756,03 aan materiële schade (kosten eten/drinken tijdens verblijf ziekenhuis en kosten lijkbezorging) en € 17.500, - aan immateriële schade (affectieschade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [nabestaande 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [nabestaande 2] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade (€ 260,- aan annuleringskosten) en toekomstige schade (€ 5.000, -) af;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [nabestaande 2] aan de Staat € 19.256,03 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 131 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [nabestaande 2] (in hoedanigheid van erfgenaam)
- verklaart [nabestaande 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [nabestaande 1]
- wijst de vordering van [nabestaande 1] toe tot een bedrag van € 4.226,46, bestaande uit een vergoeding van materiele schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [nabestaande 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [nabestaande 1] voor wat betreft het meer gevorderde aan toekomstige schade (€ 5.000, -) af;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [nabestaande 1] aan de Staat € 4.226,46 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 52 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
18 1 STK Stroomstootwapen, nummer G3093924;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 1 STK GSM, grijs, merk: Cat, nummer G3080002;
  • 2 1 STK GSM, inclusief hoesje, zwart, merk: ONEPLUS, nummer G3080001;
  • 3 1 STK Harddisk, inclusief USB kabel, merk: Lacie, nummer G3094287;
  • 4 1 STK GSM, inclusief hoesje, WIT, nummer G3094294;
  • 5 1 STK Harddisk, Zwart, merk: Intenso, nummer G3094298;
  • 6 1 STK Harddisk, incl. adapter, Zwart, merk: Medion, nummer G3094301;
  • 7 1 STK Computer, incl. oplader, Zwart, merk: Lenovo, nummer G3094308;
  • 8 1 STK Computer, incl. lader en usb, Grijs, merk: Dell, nummer G3094297;
  • 9 1 STK Computer, met adaptor/zonder accu, merk: Acer, nummer G3094307;
  • 10 1 STK Harddisk, Zwart, merk: Medion, nummer G3094282;
  • 11 1 STK Videorecorder, met voedingstekker, Zwart, nummer G3080651;
  • 12 1 STK Shirt, zwart, nummer G3080069;
  • 13 1 STK Trui, Grijs, nummer G3080065;
  • 14 1 STK Broek, blauw, nummer G3080052;
  • 15 1 STK Broek, blauw, nummer G3080018;
  • 16 1 STK Ondergoed, zwart, nummer G3080020;
  • 17 1 STK Geldkist, nummer G3093980;
  • 19 1 STK Medicijn, nummer G3080025;
  • 20 1 STK Kwitantieboekje, zat in geldkist, nummer G3121632;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 23 november 2022 te Lelystad, in elk geval in Nederland [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door die [slachtoffer] een medicijn althans een (genees)middel toe te dienen en/of geweld toe te passen op de [slachtoffer] door op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of (met kracht) de keel van die [slachtoffer] (met zijn handen en/of zijn arm) dicht te knijpen en/of duwen en/of dicht te houden en/of uitwendige druk op de borstkas uit te oefenen, althans de ademhaling van die [slachtoffer] gedurende enige tijd te beletten en/of te belemmeren, (aldus) die [slachtoffer] te wurgen en/of te smoren en/of te versmachten, ten gevolge waarvan zij op 30 november 2022 te Amsterdam is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunne leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2022 te Lelystad, in elk geval in Nederland aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in het schildkraakbeen, heeft toegebracht, door geweld toe te passen op de [slachtoffer] door op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
(met kracht) de keel van die [slachtoffer] (met zijn handen en/of zijn arm) dicht te knijpen en/of te duwen en/of dicht te houden en/of uitwendige druk op de borstkas uit te oefenen, althans de ademhaling van die [slachtoffer] gedurende enige tijd te beletten en/of te belemmeren, (aldus) die [slachtoffer] te wurgen en/of smoren en/of te versmachten, terwijl het feit op 30 november 2022 te Amsterdam de dood ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 23 november 2022 te Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "het is een dikke overdosis he. Als ik je laat liggen zo. Dit is al 30 keer meer. Dit is gewoon zo’n bek hek erin gooid. Dus ik denk als ik je even laat liggen zo dat je weg bent" en/of “En je vader is ook zo dood gegaan he.” en/of “ik maak je van kant, echt waar. Ik maak je echt van kant. Ik maak je echt van kant. Ik maak je echt van kant.” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door op die [slachtoffer] te gaan zitten ten gevolge waarvan de ademhaling van die [slachtoffer] gedurende enige tijd werd belet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij 1) het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 november 2022, genummerd 2022349191 en MD2R022180 (onderzoek ‘FIAT’), doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 330 (‘Einddossier FIAT p. 1-330’) en 2) het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 april 2023, genummerd 2022349191 (onderzoek ‘FIAT’), doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 159 (‘FO-dossier p. 1-159’), opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 23 en 24 (‘Einddossier FIAT p. 1-330’).
3.Pagina’s 147 t/m 153 (‘Einddossier FIAT p. 1-330’).
4.Pagina’s 56 t/m 72 (‘FO-dossier p. 1-159’).
5.Pagina’s 78 en 79 (‘FO-dossier p. 1-159’).
6.Pagina’s 114 en 117 (‘FO-dossier p. 1-159’).
7.Pagina’s 126, 128, 131 t/m 133.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten: aanvullend bericht van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina’s 1 t/m 3 van ‘Aanvulling NFI mbt getelde vragen patholoog’.