ECLI:NL:RBMNE:2024:3499

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
UTR 24/890
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet-betaling griffierecht

Op 15 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 24/890. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening door verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden. Dit besluit, genomen op 10 november 2023, verleende een omgevingsvergunning aan vergunninghouder B.V. voor het herinrichten van een verblijfsrecreatiepark.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers het griffierecht van € 187,- niet hebben betaald, wat hen niet-ontvankelijk maakt in hun verzoek. De griffier had verzoekers in een aangetekende brief van 15 februari 2024 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief is echter niet op het opgegeven adres bezorgd, maar is later afgehaald bij een PostNL-punt. Ondanks deze omstandigheden hebben verzoekers het griffierecht niet voldaan en geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is. De uitspraak is gedaan zonder zitting, aangezien dit in deze situatie niet nodig was. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat verzoekers geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen eerdere beslissingen van het college. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/890

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1], en
[verzoeker 2],
samen verzoekers, allebei uit [plaats 1] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden, het college
(gemachtigde: A. den Braven).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder] B.V.uit [plaats 2] (vergunninghouder).

Inleiding

1. Met het besluit van 10 november 2023 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het herinrichten van een verblijfsrecreatiepark op het perceel Kom [adres] in [plaats 1] .
2. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. In deze zaak worden partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoekers hebben namelijk het griffierecht niet betaald. De voorzieningenrechter kan de zaak daarom niet inhoudelijk behandelen. De voorzieningenrechter legt dat hieronder verder uit.
3.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
Toetsingskader
4. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 187,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Hebben verzoekers het griffierecht tijdig betaald?
5. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 15 februari 2024 verzoekers in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. De brief is verzonden naar het door verzoekers opgegeven (post)adres Lexmonderwaard 35 in Lexmond. Uit de track & trace gegevens van PostNL volgt dat de brief niet bezorgd kon worden op dat adres. De brief is vervolgens bij het PostNL-punt ‘Spar van Maren’ in Lexmond bezorgd. Daar is de brief op 19 februari 2023 afgehaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Verzoekers hebben het griffierecht niet betaald en hebben geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is daarom geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Ten overvloede
7. De voorzieningenrechter wijst er ten overvloede op dat zij eisers met de brief van 14 februari 2024 in de gelegenheid heeft gesteld om beroep in te stellen tegen de beslissingen op de bezwaar van het college van 12 februari 2024. De voorzieningenrechter stelt vast dat eisers van deze gelegenheid geen gebruik hebben gemaakt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is ook om die reden niet-ontvankelijk. Een verzoek om een voorlopige voorziening moet betrekking hebben op een besluit waartegen bezwaar of beroep is ingesteld.

Conclusie en gevolgen

8. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.