Beoordeling door de rechtbank
1. De relevante wet- en regelgeving staat opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Aanwijzing politieke jongerenorganisatie als neveninstelling in de zin van de Wfpp
2. De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of de minister de subsidieaanvraag van eiseres deels heeft mogen afwijzen, omdat SP Jongeren niet vóór 1 november 2022 was aangewezen als neveninstelling in de zin van de Wfpp.
3. Volgens de minister is de subsidie voor SP Jongeren terecht afgewezen. Uit de Wfpp (in het bijzonder artikel 11, tweede lid) kan worden afgeleid dat een politieke partij alleen aanspraak kan maken op subsidie voor een politieke jongerenorganisatie als die organisatie ten tijde van de subsidieaanvraag is opgericht en door de politieke partij is aangewezen in de zin van artikel 3 van de Wfpp. Aangezien de subsidieaanvraag uiterlijk vóór 1 november van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, moet zijn ingediend, moet de politieke jongerenorganisatie dus uiterlijk vóór die 1 november zijn aangewezen. Deze uitleg van de wet ligt volgens de minister ook voor de hand, omdat het anders onmogelijk is om op tijd (vóór 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd) de subsidie te verlenen en de hoogte van de bevoorschotting te berekenen. De hoogte van de subsidie en de bevoorschotting wordt namelijk vastgesteld aan de hand van het aantal politieke jongerenorganisaties.
4. Eiseres ziet dat anders en stelt zich op het standpunt dat de minister ten onrechte ervan uitgaat dat SP Jongeren vóór 1 november 2022 had moeten zijn aangewezen als politieke jongerenorganisatie. Volgens eiseres gaat de Wfpp niet uit van een aanwijzing vóór de uiterlijke indieningstermijn van de aanvraag op 1 november, maar van de in de wet genoemde peildatum. Die peildatum is 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. In het geval van eiseres gaat het dus niet om 1 november 2022, maar om 1 januari 2023. Op dat moment was SP Jongeren aangewezen als politieke jongerenorganisatie, wat volgens eiseres maakt dat de grondslag voor de afwijzing van haar subsidieaanvraag ontbreekt.
5. De rechtbank geeft eiseres gelijk. De minister kan op grond van de Wfpp subsidie verstrekken aan een politieke partij voor een door haar aangewezen politieke jongerenorganisatie. De aanvraag voor een dergelijke subsidie moet weliswaar zijn ingediend vóór 1 november van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, maar uit de Wfpp volgt niet dat de politieke jongerenorganisatie ook al vóór die datum moet zijn opgericht en aangewezen als neveninstelling. Integendeel, uit de Wfpp kan worden opgemaakt dat het erom gaat dat er op de peildatum sprake is van een als neveninstelling aangewezen politieke jongerenorganisatie, waarbij de peildatum in de wet is gedefinieerd als de eerste dag van het kalenderjaar. Zo staat in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wfpp dat het gaat om een politieke partij die “
op de peildatum een politieke jongerenorganisatie heeft aangewezen als neveninstelling”. De wetgever gaat er dus vanuit dat de politieke jongerenorganisatie op de peildatum als neveninstelling moet zijn aangewezen. Dat is hier 1 januari 2023.
6. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in de wet of parlementaire geschiedenis voor een andere uitleg. Dat, zoals de minister op de zitting zei, een geraadpleegde wetgevingsjurist heeft gezegd dat artikel 8 van de Wfpp ongelukkig is geformuleerd, is onvoldoende reden om van een – van de wet afwijkende – uitleg uit te gaan. Daarnaast vindt de rechtbank niet dat uit artikel 11, tweede lid, van de Wfpp kan worden opgemaakt dat er vóór 1 november een politieke jongerenorganisatie moet zijn aangewezen. In dat artikel staat (voor zover hier relevant) dat de subsidieaanvraag vergezeld gaat van
“een raming van de ledenaantallen van de politieke partij op de peildatum en, indien van toepassing, van de aangewezen politieke jongerenorganisatie”. Het gaat er dus om dat er bij de aanvraag een schatting wordt overgelegd van de ledenaantallen van een aangewezen politieke jongerenorganisatie op de peildatum. De rechtbank leidt uit dit artikel niet af dat de bedoeling van de wetgever is geweest dat alleen subsidie kan worden verleend voor een politieke jongerenorganisatie die ten tijde van de aanvraag is aangewezen.
7. Die bedoeling ziet de rechtbank ook niet terug in de door de minister genoemde uitvoeringstechnische redenen. De hoogte van de subsidieverlening en bevoorschotting wordt bepaald op basis van een inschatting van het aantal politieke jongerenorganisaties, hun leden en het aantal kamerzetels op de peildatum. Aangezien het om een inschatting op de peildatum gaat, is het voor de subsidieverlening en/of bevoorschotting niet noodzakelijk dat er vóór 1 november sprake is van een aangewezen politieke jongerenorganisatie. Daarnaast begrijpt de rechtbank weliswaar dat het, om de subsidieverlening en bevoorschotting vóór 1 januari van het kalenderjaar rond te hebben (zoals artikel 11, derde lid, van de Wfpp voorschrijft), voor de minister wenselijk is dat uiterlijk op 1 november duidelijkheid is over het aantal jongerenorganisaties, maar dit betekent niet dat een subsidie kan worden geweigerd als die duidelijkheid er op 1 november niet is. De minister kan de beslistermijn namelijk verlengen op grond van artikel 11, vijfde lid, van de Wfpp of kan bijvoorbeeld ervoor kiezen om de subsidie onder de opschortende of ontbindende voorwaarde van aanwijzing van de politieke jongerenorganisatie als neveninstelling te verlenen.
8. Kortom: op grond van de Wfpp moet een politieke jongerenorganisatie uiterlijk op de peildatum van 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn aangewezen door de politieke partij. Dat is hier 1 januari 2023. De minister heeft daarom ten onrechte de subsidie voor SP Jongeren geweigerd, omdat zij niet vóór 1 november 2022 was aangewezen als politieke jongerenorganisatie. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het besluit van 28 augustus 2023.
Gedeeltelijke weigering subsidie houdt geen stand
9. De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten; oftewel: of de gedeeltelijke weigering van de subsidie standhoudt. Dit in verband met het standpunt van de minister dat, ook als wordt uitgegaan van 1 januari 2023, eiseres niet aanmerking komt voor subsidie voor SP Jongeren, omdat (i) de aanwijzing van SP Jongeren ongeldig is nu die is gedaan voordat SP Jongeren formeel is opgericht; en (ii) op basis van de aanvraag onduidelijk is of SP Jongeren op de peildatum tenminste 100 leden heeft.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. In de eerste plaats vindt de rechtbank dat de minister een onredelijke uitleg geeft aan de wet door het standpunt in te nemen dat eiseres niet voor subsidie in aanmerking komt, omdat de aanwijzing van SP Jongeren ongeldig zou zijn. Niet in geschil is dat SP Jongeren op 30 december 2022 is opgericht als vereniging. Evenmin is in geschil dat SP Jongeren door eiseres op 27 november 2022 is aangewezen als neveninstelling. Dat betekent dus dat er op 1 januari 2023 een opgerichte en als neveninstelling aangewezen politieke jongerenorganisatie was. De rechtbank vindt het onredelijk om de enkele omstandigheid dat de aanwijzing plaatsvond vóór de formele oprichting van SP Jongeren, tegen te werpen aan eiseres en haar om die reden alsnog de subsidie te weigeren.
11. Daarnaast ziet de rechtbank niet in waarom onduidelijkheid in de aanvraag van eiseres zou moeten leiden tot de weigering van de subsidie. Als de aanvraag onduidelijkheid opriep over het geschatte ledenaantal van SP Jongeren, dan had de minister daarover vragen moeten stellen aan eiseres. Er is immers geen sprake van een subsidietender waarbij het verduidelijken van een aanvraag na sluiting van de indieningstermijn een oneerlijk voordeel oplevert voor een aanvrager. Bovendien heeft de minister op de zitting gezegd dat er in de praktijk contact wordt opgenomen met subsidieaanvragers over onduidelijkheden over geschatte ledenaantallen in de aanvraag. Dit had de minister dus ook bij eiseres kunnen en moeten doen.
12. Dit betekent dat eiseres op de peildatum van 1 januari 2023 voldeed aan de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen. De gedeeltelijke weigering van de subsidie houdt geen stand.