Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Inleiding
Totstandkoming van het besluit en procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
besluiten I en II niet slagen. Het bestreden besluit I is wel gebrekkig tot stand gekomen, maar de rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Omdat eiser heeft kunnen reageren op het bestreden besluit II en omdat de rechtbank het bestreden besluit II ook op de zitting van 4 april 2024 heeft behandel is niet aannemelijk dat eiser door dit gebrek is benadeeld. Dit betekent dat er weliswaar een gebrek is, maar de besluiten inhoudelijk kloppen en daarom niet hoeven te worden vernietigd. Bij deze uitkomst is een schadevergoeding niet aan de orde. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade wordt dan ook afgewezen. Wel moet het Uwv vanwege het gebrek het griffierecht en de proceskosten die eiser in beroep heeft gemaakt vergoeden. De vergoeding voor de proceskosten bedraagt € 1.750,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen [3] . Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.