4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1, primair en feit 2
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in een
verkort proces-verbaal analyse VRI-datavan 7 december 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 28 oktober 2022 heeft op het T-kruispunt gevormd door de Naarderweg, de Bussummergrindweg en de Franse Kampweg in Bussum een verkeersongeval plaatsgevonden tussen twee personenauto's. De bestuurder van een Volkswagen reed rechtdoor over de Bussumnnergrindweg. De bestuurder van een Peugeot reed over de Naarderweg en sloeg af naar links. Beide voertuigen zijn op voornoemde T-kruispunt tegen elkaar gebotst.
De bestuurder van de Volkswagen passeerde de stopstreep terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 4,5 seconden rood licht uitstraalden. Dit deed de bestuurder van de Volkswagen met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen de 115 km/h en 122 km/h, zijnde een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/h. De bestuurder van de Peugeot was de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 2,0 seconden groen licht uitstraalden.
Uit de
verklaring van verdachteter terechtzitting van 22 mei 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 28 oktober 2022 aan de Bussumergrindweg in Bussum als bestuurder van de Volkswagen met kenteken [kenteken] tegen een andere auto aangebotst. Ik kende het kruispunt.
Uit een
proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1]van 17 januari 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 28 oktober 2022 gingen [slachtoffer 2] en ik met [verdachte] mee in de auto. Van het ongeval weet ik niets meer.
Mijn rechterlong was ingeklapt en vier ribben waren gebroken. Er was ook vocht en bloed in de klaplong. Ze hebben mij op 31 oktober 2022 geopereerd. In totaal heb ik drie dagen in het ziekenhuis gelegen. Door het ongeluk heb ik ook zenuwschade opgelopen in een deel van mijn linkerknie en rechterkuit, het gevoel is daar weg. Het herstel gaat volgens de arts nog lang duren. De arts gaf aan dat de kans bestaat dat het nooit meer honderd procent zal herstellen.
Uit een
Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD regio Gooi en Vechtstreek opgemaakt op 15 februari 2023 door J. Overkamp, forensisch arts, volgt, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 1] ;
Gemelde behandeling:
- retrograde en antegrade amnesie bij trauma capitis;
- pijn en hydrops knie links DD ligamentair letsel/achterste kruisband;
- X-thorax: pneumothorax en hematothorax rechts en costa 9 en 10 fractuur;
- spoedoperatie: plaatsing thoraxdrain in long.
Gemelde klachten: pijn, geheugenverlies en zenuwschade in klein gedeelte linkerknie en rechter kuit. Geen gevoel. Eind november pas weer naar school kunnen gaan en niet kunnen werken.
Schatting duur verdere genezing: twee maanden.
Uit een
proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2]van 21 januari 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zat op 28 oktober 2022 in de auto met [verdachte] [de rechtbank begrijpt dat de getuige hiermee bedoelt: verdachte] en een vriend. Ik weet nog dat de airbag uitging.
Door het ongeval waren mijn borstkas, sleutelbeen, schouder en rechterarm zwaar gekneusd. Door deze kneuzingen kon ik vier dagen niet naar school en twee weken niet werken.
Uit een
proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 3]van 3 februari 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 28 oktober 2022 reed ik bij de verkeerslichten linksaf de Franse Kampweg op. Uit het niets gingen alle airbags uit en hoorde en voelde ik een harde klap. Naderhand had ik een paar dagen spierpijn, een wond op mijn been en bij mijn liezen een paar weken pijn.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Veroorzaken verkeersongeval
Feitelijke toedracht
Vaststaat dat op 28 oktober 2022 op de Bussumergrindweg in Bussum een verkeersongeval heeft plaatsgevonden tussen twee personenauto’s, een Volkswagen en een Peugeot. Verdachte was de bestuurder van een van deze personenauto’s te weten de Volkswagen, en had twee passagiers in zijn auto. Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt dat verdachte het kruispunt met de Franse Kampweg en de Naarderweg heeft genaderd met een minimale indicatieve snelheid van 115 kilometer per uur, hetgeen hoger is dan de daar toegestane snelheid van 80 kilometer per uur. Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt voorts dat verdachte de stopstreep heeft gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 4,5 seconden rood licht uitstraalden. Nadat verdachte met een snelheid van 115 kilometer per uur het rood licht op voornoemd kruispunt heeft gepasseerd, is hij tegen een andere personenauto aangebotst.
Juridische kwalificatie
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of dit verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Voor het antwoord op die vraag moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Of sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de WVW kan niet zonder meer worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer. Van schuld in de zin van dit artikel is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Verdachte heeft terwijl hij het kruispunt opreed de maximumsnelheid met minimaal 35 kilometer per uur overtreden en is vervolgens door de rode verkeerslichten gereden. Verdachte is de verkeerslichten gepasseerd, terwijl deze minimaal vier en een halve seconden rood licht uitstraalden. Verdachte heeft in deze seconden niet goed opgelet. In het verkeer heeft dit te gelden als een lange tijd. De rechtbank overweegt bovendien dat een kruispunt in het algemeen bekend staat als een druk punt in het verkeer, waarbij extra oplettendheid en voorzichtigheid geboden is. Verdachte was ook bekend met dit kruispunt en wist dus dat er stoplichten stonden. Verdachte heeft door zijn handelen onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen, die zich deels ook hebben verwezenlijkt.
Schuldgradatie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat sprake was van roekeloosheid. De rechtbank moet in dat kader beoordelen of verdachte met het gedrag dat tot het verkeersongeval heeft geleid (a) de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (c) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Naar het oordeel van de rechtbank is weliswaar sprake van een ernstige schending van de verkeersregels, maar is op basis van het dossier niet vast te stellen dat verdachte daar opzet op heeft gehad. Het opzet van verdachte moet gericht zijn geweest op zowel het schenden van de verkeersregels, alsook op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het beantwoorden van de vraag of sprake was van dergelijk opzet, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm op een opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest. Verdachte en zijn twee passagiers zeggen zich de toedracht van het ongeval echter niet meer te kunnen herinneren. Verder ontbreekt informatie over het rijgedrag van verdachte in aanloop naar de kruising (enkel de snelheid op de kruising kan worden vastgesteld). Naar het oordeel van de rechtbank kan niet enkel uit het feit dat verdachte te hard reed en door rood is gereden geconcludeerd worden dat verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank beoordeelt dat het handelen van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, gelden als algemene gezichtspunten de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
[slachtoffer 1]
Gelet op de aard van het letsel bij [slachtoffer 1] , namelijk een klaplong (met vocht en bloed in de klaplong), vier gebroken ribben, zenuwschade in de knie en kuit en kruisbandletsel, de noodzaak van een operatie, de ziekenhuisopname van meerdere dagen, alsmede de duur van en het uitzicht op herstel, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW.
[slachtoffer 2]
Gelet op de aard van het letsel bij [slachtoffer 2] , namelijk kneuzingen aan zijn borstkas, sleutelbeen, schouder en rechterarm, is de rechtbank van oordeel dat het letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW, maar als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat [slachtoffer 2] twee weken niet heeft kunnen werken.
[slachtoffer 3]
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 3] een paar dagen spierpijn, een wond op zijn been en een paar weken pijn bij zijn liezen gehad. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij na het ongeval wel weer kon werken. De rechtbank is van oordeel dat het letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW. Evenmin kan volgens de rechtbank worden vastgesteld dat [slachtoffer 3] zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van feit 1, primair dan ook partieel vrijspreken voor het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel ten aanzien van [slachtoffer 3] . Het handelen van verdachte jegens [slachtoffer 3] levert wel een bewezenverklaring van feit 2 op. De rechtbank spreekt verdachte ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 3] ook vrij voor feit 1 subsidiair. Om dezelfde redenen waarom geen sprake is van roekeloosheid, is ook geen sprake van overtreding van artikel 5a WVW.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de feiten 1 primair en 2 kunnen worden bewezenverklaard, waarbij de rechtbank uitgaat van eendaadse samenloop. Ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 3] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 en vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair.