ECLI:NL:RBMNE:2024:3454

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
16/062222-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 5 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 oktober 2022 in Bussum betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, een jonge bestuurder, reed met een snelheid tussen de 115 en 122 km/h, terwijl de maximumsnelheid op de Bussumergrindweg 80 km/h was. Hij negeerde een rood verkeerslicht en botste tegen een andere auto, waarbij drie inzittenden (slachtoffers) zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend werd gekwalificeerd, wat leidde tot de conclusie dat hij schuldig was aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging met betrekking tot een van de slachtoffers, omdat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.065,00 aan schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/062222-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Jansen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1, primair:
op 28 oktober 2022 in Bussum als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, waardoor aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht;
Feit 1, subsidiair :
op 28 oktober 2022 in Bussum als bestuurder van een personenauto, opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
Feit 2:
op 28 oktober 2022 in Bussum als bestuurder van een personenauto gevaar heeft veroorzaakt en/of het verkeer heeft gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het onder 1, primair wettig en overtuigend te bewijzen en ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 3] het onder 2 tenlastegelegde. De officier van justitie concludeert ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 3] tot vrijspraak van feit 1 en ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot vrijspraak van feit 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van de lichtste vorm van schuld, te weten aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1, primair en feit 2 [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in een
verkort proces-verbaal analyse VRI-data [2] van 7 december 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 28 oktober 2022 heeft op het T-kruispunt gevormd door de Naarderweg, de Bussummergrindweg en de Franse Kampweg in Bussum een verkeersongeval plaatsgevonden tussen twee personenauto's. De bestuurder van een Volkswagen reed rechtdoor over de Bussumnnergrindweg. De bestuurder van een Peugeot reed over de Naarderweg en sloeg af naar links. Beide voertuigen zijn op voornoemde T-kruispunt tegen elkaar gebotst.
De bestuurder van de Volkswagen passeerde de stopstreep terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 4,5 seconden rood licht uitstraalden. Dit deed de bestuurder van de Volkswagen met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen de 115 km/h en 122 km/h, zijnde een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/h. De bestuurder van de Peugeot was de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 2,0 seconden groen licht uitstraalden.
Uit de
verklaring van verdachteter terechtzitting van 22 mei 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 28 oktober 2022 aan de Bussumergrindweg in Bussum als bestuurder van de Volkswagen met kenteken [kenteken] tegen een andere auto aangebotst. Ik kende het kruispunt.
Uit een
proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] [3] van 17 januari 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 28 oktober 2022 gingen [slachtoffer 2] en ik met [verdachte] mee in de auto. Van het ongeval weet ik niets meer.
Mijn rechterlong was ingeklapt en vier ribben waren gebroken. Er was ook vocht en bloed in de klaplong. Ze hebben mij op 31 oktober 2022 geopereerd. In totaal heb ik drie dagen in het ziekenhuis gelegen. Door het ongeluk heb ik ook zenuwschade opgelopen in een deel van mijn linkerknie en rechterkuit, het gevoel is daar weg. Het herstel gaat volgens de arts nog lang duren. De arts gaf aan dat de kans bestaat dat het nooit meer honderd procent zal herstellen.
Uit een
Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD regio Gooi en Vechtstreek opgemaakt op 15 februari 2023 door J. Overkamp, forensisch arts [4] , volgt, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 1] ;
Gemelde behandeling:
- retrograde en antegrade amnesie bij trauma capitis;
- pijn en hydrops knie links DD ligamentair letsel/achterste kruisband;
- X-thorax: pneumothorax en hematothorax rechts en costa 9 en 10 fractuur;
- spoedoperatie: plaatsing thoraxdrain in long.
Gemelde klachten: pijn, geheugenverlies en zenuwschade in klein gedeelte linkerknie en rechter kuit. Geen gevoel. Eind november pas weer naar school kunnen gaan en niet kunnen werken.
Schatting duur verdere genezing: twee maanden.
Uit een
proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] [5] van 21 januari 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zat op 28 oktober 2022 in de auto met [verdachte] [de rechtbank begrijpt dat de getuige hiermee bedoelt: verdachte] en een vriend. Ik weet nog dat de airbag uitging.
Door het ongeval waren mijn borstkas, sleutelbeen, schouder en rechterarm zwaar gekneusd. Door deze kneuzingen kon ik vier dagen niet naar school en twee weken niet werken.
Uit een
proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 3] [6] van 3 februari 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 28 oktober 2022 reed ik bij de verkeerslichten linksaf de Franse Kampweg op. Uit het niets gingen alle airbags uit en hoorde en voelde ik een harde klap. Naderhand had ik een paar dagen spierpijn, een wond op mijn been en bij mijn liezen een paar weken pijn.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Veroorzaken verkeersongeval
Feitelijke toedracht
Vaststaat dat op 28 oktober 2022 op de Bussumergrindweg in Bussum een verkeersongeval heeft plaatsgevonden tussen twee personenauto’s, een Volkswagen en een Peugeot. Verdachte was de bestuurder van een van deze personenauto’s te weten de Volkswagen, en had twee passagiers in zijn auto. Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt dat verdachte het kruispunt met de Franse Kampweg en de Naarderweg heeft genaderd met een minimale indicatieve snelheid van 115 kilometer per uur, hetgeen hoger is dan de daar toegestane snelheid van 80 kilometer per uur. Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt voorts dat verdachte de stopstreep heeft gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 4,5 seconden rood licht uitstraalden. Nadat verdachte met een snelheid van 115 kilometer per uur het rood licht op voornoemd kruispunt heeft gepasseerd, is hij tegen een andere personenauto aangebotst.
Juridische kwalificatie
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of dit verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Voor het antwoord op die vraag moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Of sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de WVW kan niet zonder meer worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer. Van schuld in de zin van dit artikel is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Verdachte heeft terwijl hij het kruispunt opreed de maximumsnelheid met minimaal 35 kilometer per uur overtreden en is vervolgens door de rode verkeerslichten gereden. Verdachte is de verkeerslichten gepasseerd, terwijl deze minimaal vier en een halve seconden rood licht uitstraalden. Verdachte heeft in deze seconden niet goed opgelet. In het verkeer heeft dit te gelden als een lange tijd. De rechtbank overweegt bovendien dat een kruispunt in het algemeen bekend staat als een druk punt in het verkeer, waarbij extra oplettendheid en voorzichtigheid geboden is. Verdachte was ook bekend met dit kruispunt en wist dus dat er stoplichten stonden. Verdachte heeft door zijn handelen onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen, die zich deels ook hebben verwezenlijkt.
Schuldgradatie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat sprake was van roekeloosheid. De rechtbank moet in dat kader beoordelen of verdachte met het gedrag dat tot het verkeersongeval heeft geleid (a) de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (c) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Naar het oordeel van de rechtbank is weliswaar sprake van een ernstige schending van de verkeersregels, maar is op basis van het dossier niet vast te stellen dat verdachte daar opzet op heeft gehad. Het opzet van verdachte moet gericht zijn geweest op zowel het schenden van de verkeersregels, alsook op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het beantwoorden van de vraag of sprake was van dergelijk opzet, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm op een opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest. Verdachte en zijn twee passagiers zeggen zich de toedracht van het ongeval echter niet meer te kunnen herinneren. Verder ontbreekt informatie over het rijgedrag van verdachte in aanloop naar de kruising (enkel de snelheid op de kruising kan worden vastgesteld). Naar het oordeel van de rechtbank kan niet enkel uit het feit dat verdachte te hard reed en door rood is gereden geconcludeerd worden dat verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank beoordeelt dat het handelen van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, gelden als algemene gezichtspunten de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
[slachtoffer 1]
Gelet op de aard van het letsel bij [slachtoffer 1] , namelijk een klaplong (met vocht en bloed in de klaplong), vier gebroken ribben, zenuwschade in de knie en kuit en kruisbandletsel, de noodzaak van een operatie, de ziekenhuisopname van meerdere dagen, alsmede de duur van en het uitzicht op herstel, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW.
[slachtoffer 2]
Gelet op de aard van het letsel bij [slachtoffer 2] , namelijk kneuzingen aan zijn borstkas, sleutelbeen, schouder en rechterarm, is de rechtbank van oordeel dat het letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW, maar als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat [slachtoffer 2] twee weken niet heeft kunnen werken.
[slachtoffer 3]
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 3] een paar dagen spierpijn, een wond op zijn been en een paar weken pijn bij zijn liezen gehad. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij na het ongeval wel weer kon werken. De rechtbank is van oordeel dat het letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW. Evenmin kan volgens de rechtbank worden vastgesteld dat [slachtoffer 3] zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van feit 1, primair dan ook partieel vrijspreken voor het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel ten aanzien van [slachtoffer 3] . Het handelen van verdachte jegens [slachtoffer 3] levert wel een bewezenverklaring van feit 2 op. De rechtbank spreekt verdachte ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 3] ook vrij voor feit 1 subsidiair. Om dezelfde redenen waarom geen sprake is van roekeloosheid, is ook geen sprake van overtreding van artikel 5a WVW.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de feiten 1 primair en 2 kunnen worden bewezenverklaard, waarbij de rechtbank uitgaat van eendaadse samenloop. Ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 3] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 en vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair:
op 28 oktober 2022 te Bussum als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een Volkswagen met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Bussumergrindweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, onvoorzichtig en onoplettend,
- te rijden met een snelheid tussen de 115 en 122 kilometer per uur, althans een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en
- gekomen ter hoogte van de kruising van de Bussumergrindweg met de Franse Kampweg en de Naarderweg niet te stoppen voor een in zijn richting gekeerd en geldend rood licht uitstralend verkeerlicht en
- tegen een hem tegemoetkomend motorrijtuig (te weten een Peugeot 208), die vanaf de Naarderweg linksaf de Franse Kampweg op reed, aan te rijden, waardoor de inzittenden van het door verdachte bestuurde motorrijtuig letsel is toegebracht, te weten:
- ten aanzien van [slachtoffer 1] : zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong, vocht en bloed in de klaplong, vier gebroken ribben, zenuwschade in de knie en kuit en kruisbandletsel werd toegebracht;
- ten aanzien van [slachtoffer 2] lichamelijk letsel, te weten zwaar gekneusde borstkas, sleutelbeen, schouder en arm werd toegebracht, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Feit 2
op 28 oktober 2022 te Bussum, als bestuurder van een voertuig (te weten een Volkswagen met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Bussumergrindweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd, door
- te rijden met een snelheid tussen de 115 en 122 kilometer per uur, althans een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en
- gekomen ter hoogte van de kruising van de Bussumergrindweg met de Franse Kampweg en de Naarderweg niet te stoppen voor een in zijn richting gekeerd en geldend rood licht uitstralend verkeerlicht en
- tegen een hem tegemoetkomend voertuig (te weten een Peugeot 208), die vanaf de Naarderweg linksaf de Franse Kampweg op reed, aan te rijden, waardoor de inzittenden van het door verdachte bestuurde voertuig genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de bestuurder van genoemde Peugeot genaamd [slachtoffer 3] (zwaar) lichamelijk letsel werden toegebracht.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Eendaadse samenloop ex artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren een zodanig samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. Verder loopt de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteen.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
De eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
en
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie onder feit 1 bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Ter zake van het door de officier van justitie onder feit 2 bewezen geachte heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De maatschappij is niet gebaat bij oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en het zal verdachte slechts beperken in zijn nieuwe stage. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte na het ongeluk alerter in het verkeer is geworden, en dat hij zijn vrachtwagenrijbewijs heeft gehaald.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt. Zijn twee medepassagiers en de bestuurder van de auto waar verdachte tegen aangereden is hebben (ernstig) letsel opgelopen. Voor met name [slachtoffer 1] zijn de gevolgen van het verkeersongeval groot, nu hij fors letsel heeft opgelopen en zelfs geopereerd moest worden. Bovendien blijft het onzeker of [slachtoffer 1] volledig zal herstellen van zijn verwondingen. Verdachte mag van geluk spreken dat het verkeersongeval geen ernstigere gevolgen heeft gehad voor zijn medepassagiers, medeweggebruikers en hemzelf. Met zijn rijgedrag heeft verdachte zichzelf, zijn medepassagiers en – weggebruiker en de verkeersveiligheid op onacceptabele wijze in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie over verdachte van 10 april 2024;
- een reclasseringsadvies van 6 november 2023, opgesteld door A. Mandersloot, reclasseringswerker.
Justitiële documentatie
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in
aanraking is gekomen.
Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland
Uit het reclasseringsrapport volgt dat ten aanzien van de verschillende leefgebieden geen problemen naar voren komen. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De straf
Ten aanzien van feit 1
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans voor het veroorzaken van een verkeersongeval worden opgelegd, en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
In voornoemde LOVS-oriëntatiepunten kan in geval van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag aansluiting worden gezocht bij de categorie ‘ernstige schuld’. Uitgaande van deze categorie en rekening houdend met de omstandigheid dat bij één van de slachtoffers sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel, een tweede slachtoffer als gevolg van het ongeval zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat sprake is geweest van tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, en een derde slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen, geven de LOVS-oriëntatiepunten de volgende richtlijn voor een mogelijk op te leggen straf:
  • Een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 tot 160 uren;
  • Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 tot 12 maanden.
Vanuit het oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank oplegging van een taakstraf in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op zijn plaats. De rechtbank zal aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de mate van schuld van verdachte, acht de rechtbank dit passend en geboden.
Bij de bepaling van de hoogte van de taakstraf houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de wijze waarop verdachte ter terechtzitting meermalen spijt heeft betuigd, en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Voorts weegt de rechtbank de jonge leeftijd van verdachte mee. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden, en zal verdachte daarom veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Om de verkeersveiligheid te waarborgen en te bewerkstelligen dat verdachte zich niet nogmaals schuldig zal maken aan verkeersdelicten, zal de rechtbank daarnaast (wegens overtreding van artikel 6 van WVW 1994) een ontzegging van de bevoegdheid motorrijvoertuigen te besturen opleggen voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal deze ontzegging, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor een deel, te weten twee maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Een geheel voorwaardelijke rijontzegging acht de rechtbank onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. Bovendien heeft verdachte onvoldoende concreet naar voren gebracht in hoeverre een rijontzegging hem zal belemmeren bij zijn schoolgang en het uitoefenen van zijn werk of stage. Deze bijkomende straf zal aan verdachte worden opgelegd met het doel om hem (blijvend) te motiveren tot het in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid.
Alles overwegende legt de rechtbank ten aanzien van feit 1, primair aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 120 uren en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijvoertuigen te besturen voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt dat ter zake van de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt voorts dat het onder 2 bewezen verklaarde feit geen misdrijf maar een overtreding betreft, wat betekent dat voor dit feit een aparte straf dient te worden opgelegd.
De rechtbank zal afwijken van de eis van de officier van justitie en verdachte voor het onder 2 bewezen verklaarde schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Anders dan doorgaans het geval is, is in dit geval het tweede feit (artikel 5 WVW) niet als
meer subsidiairtenlastegelegd. De rechtbank acht het onder deze omstandigheden niet passend en geboden om verdachte hiervoor nog apart te straffen, alleen omdat juridisch gezien het letsel van [slachtoffer 3] niet toereikend was voor kwalificatie onder artikel 6 WVW.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.065,00, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte bereid is het verzochte bedrag te betalen. De raadsman heeft verzocht bij toewijzing van de vordering niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat verdachte in termijnen het bedrag aan de benadeelde partij kan betalen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
Door de aanrijding is de leaseauto van [slachtoffer 3] onherstelbaar beschadigd geraakt. [slachtoffer 3] moest hierdoor een nieuwe leaseovereenkomst overeenkomen. De oorspronkelijke leaseovereenkomst duurde nog tien maanden. De nieuwe leaseovereenkomst is maandelijks
€ 1.06,50 duurder geworden dan de oorspronkelijke leaseovereenkomst. De benadeelde partij vraagt om een vergoeding van het verschil tussen de oorspronkelijke en de nieuwe leaseovereenkomst.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 3] de schadepost voldoende heeft onderbouwd en zal de vordering dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.065,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 55 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 3] het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf (feit 1, primair):
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte ter zake van het bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot
2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Schuldigverklaring zonder straf overtreding (feit 2):
- bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de heer [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.065,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de heer [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de heer [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.065,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juni 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een Volkswagen met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Bussumergrindweg en gaande in de richting van de Naarderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- te rijden met een snelheid tussen de 115 en 122 kilometer per uur, althans een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en/of
- gekomen ter hoogte van de kruising van de Bussumergrindweg met de Franse Kampweg en/of de Naarderweg niet te stoppen voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend rood licht uitstralend verkeerlicht en/of
- tegen een hem tegemoetkomend motorrijtuig (te weten een Peugeot 208 met kenteken [kenteken] ), die vanaf de Naarderweg linksaf de Franse Kampweg op reed, althans wilde rijden, aan te rijden en/of te botsten, waardoor (een) ander(en) (te weten, de inzittende(n) van het door verdachte bestuurde motorrijtuig genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de bestuurder van genoemde Peugeot genaamd [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- ten aanzien van [slachtoffer 1] : een klaplong en/of vocht en bloed in de klaplong en/of vier gebroken ribben en/of zenuwschade in de knie en/of kuit en/of kruisbandletsel en/of
- ten aanzien van [slachtoffer 2] : zwaar gekneusde borstkas en/of sleutelbeen en/of schouder en/of arm en/of
- ten aanzien van [slachtoffer 3] : pijn aan de liezen gedurende een paar weken, of zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren als bestuurder van een voertuig (te weten een Volkswagen met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Bussumergrindweg en gaande in de richting van de Naarderweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- te rijden met een snelheid tussen de 115 en 122 kilometer per uur, althans een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en/of
- gekomen ter hoogte van de kruising van de Bussumergrindweg met de Franse Kampweg en/of de Naarderweg niet te stoppen voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend rood licht uitstralend verkeerlicht en/of
- tegen een hem tegemoetkomend voertuig (te weten een Peugeot 208 met kenteken [kenteken] ), die vanaf de Naarderweg linksaf de Franse Kampweg op reed, althans wilde rijden, aan te rijden en/of te botsten, waardoor de inzittende(n) van het door verdachte bestuurde voertuig genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de bestuurder van genoemde Peugeot genaamd [slachtoffer 3] (zwaar) lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
Feit 2:
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren als bestuurder van een voertuig (te weten een Volkswagen met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Bussumergrindweg en gaande in de richting van de Naarderweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, door
- te rijden met een snelheid tussen de 115 en 122 kilometer per uur, althans een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en/of
- gekomen ter hoogte van de kruising van de Bussumergrindweg met de Franse Kampweg en/of de Naarderweg niet te stoppen voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend rood licht uitstralend verkeerlicht en/of
- tegen een hem tegemoetkomend voertuig (te weten een Peugeot 208 met kenteken [kenteken] ), die vanaf de Naarderweg linksaf de Franse Kampweg op reed, althans wilde rijden, aan te rijden en/of te botsten, waardoor de inzittende(n) van het door verdachte bestuurde voertuig genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de bestuurder van genoemde Peugeot genaamd [slachtoffer 3] (zwaar) lichamelijk letsel werd(en) toegebracht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 maart 2023, genummerd PL0900-2022320599, opgemaakt door politie Midden-Nederland, digitaal doorgenummerd pagina 1 tot en met 35. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 11, 16 en 17.
3.Pagina’s 29 en 30.
4.Pagina’s 31 en 32.
5.Pagina 33.
6.Pagina 27.