ECLI:NL:RBMNE:2024:3448

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
UTR 24/2971 en UTR 24/2976
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen bestuursdwang voor brandveiligheid en schoonmaak van vervuilde panden

Op 30 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen een last onder bestuursdwang. De zaak betreft twee panden die door de gemeente Utrecht als brandonveilig zijn aangemerkt. De verzoeker, die in de panden woont, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, die hem had opgedragen om zijn woning schoon en brandveilig te maken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college terecht vier overtredingen van het Bouwbesluit 2012 heeft vastgesteld, en dat de situatie in de panden inderdaad brandonveilig is. Ondanks de bezwaren van de verzoeker, die aanvoert dat hij alleen woont en nooit kookt, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de last onder bestuursdwang gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoeker afgewogen tegen de noodzaak om de brandveiligheid te waarborgen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, waardoor het college de bestuursdwang kan uitvoeren. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de uitvoering van de bestuursdwang niet eerder dan een week na de uitspraak zal plaatsvinden, wat betekent dat de uitvoering niet voor 7 juni 2024 zal starten. De verzoeker krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/2971 en UTR 24/2976
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 mei 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: J. Broeze).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van het college, vergezeld door [A] , juridisch medewerker, [B] , inspecteur en [C] , sociaal verpleegkundige.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Deze zaak gaat over de last onder bestuursdwang die het college op 5 oktober 2023 aan verzoeker heeft opgelegd. Dit besluit houdt in dat verzoeker vóór 5 december 2023 zijn woning schoon en brandveilig moest maken en dat de gemeente dat anders zal (laten) doen. Met de beslissing op bezwaar van 28 februari 2024 heeft het college de last onder bestuursdwang in stand gelaten en het einde van de begunstigingstermijn gewijzigd vastgesteld op 27 maart 2024.
Verzoeker is het niet eens met de last onder bestuursdwang. Hij heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar en heeft daarnaast de voorzieningenrechter gevraagd om de last onder bestuursdwang te schorsen. De zaak is spoedeisend, omdat het college niet langer wil wachten met het opruimen en schoonmaken van de panden. Het college heeft de begunstigingstermijn opgeschort tot één week na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter doet niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook direct op het beroep zelf. Hij is na afloop van de zitting namelijk tot de conclusie gekomen dat verder onderzoek naar de zaak niet meer nodig is. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Het college heeft vier overtredingen aan de last onder bestuursdwang ten grondslag gelegd. Het gaat om overtredingen van het Bouwbesluit 2012, zoals dat tot 1 januari 2024 gold en dat in deze zaak nog van toepassing is:
  • de panden worden gebruikt op een manier dat er een brandgevaarlijke situatie en de ontwikkeling van brand kan ontstaan (artikel 7.10);
  • de panden worden gebruikt op een manier dat bij brand niet veilig kan worden gevlucht (artikel 7.16);
  • de panden bevinden zich in een staat die hinder voor de veiligheid en de gezondheid van personen oplevert (artikel 7.21);
  • de panden worden gebruikt op een manier die gevaarzetting met zich meebrengt, vanwege de hoge vuurbelasting en gezondheidsrisico’s (artikel 7.22).
5. Verzoeker vindt dat de situatie in zijn panden niet brandonveilig is. Hij heeft erop gewezen dat hij alleen woont, nooit kookt, geen gasaansluiting heeft en veel weg is.
6. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college de hiervoor genoemde overtredingen terecht heeft vastgesteld. Dat blijkt uit de rapporten van de Veiligheidsregio Utrecht en van de inspecteurs van de gemeente. Uit de foto’s blijkt dat het huis helemaal vol spullen staat en dat er héél veel stapels met papier liggen.
7. De vraag is vervolgens of het college een last onder bestuursdwang mag inzetten om deze overtredingen te beëindigen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat dit besluit een grote inbreuk maakt op het woonrecht en op de privacy van verzoeker.
8. De voorzieningenrechter is geschrokken van de foto’s en het is duidelijk dat er iets moet gebeuren. Dat vindt verzoeker ook. Hij wil echter zelf de regie houden op het proces en wil de tijd krijgen om zelf te gaan opruimen. Daarvoor heeft hij echter alle kans gehad, want de gemeente heeft in ieder geval een termijn van meer dan acht maanden gegeven en heeft met verzoeker langere tijd overleg gevoerd met het doel om hem de situatie zelf te laten aanpakken. Nu nog langer wachten duurt te lang, gelet op de aard van de overtredingen.
9. Verzoeker wijst er terecht op dat de oorzaak van de problematiek rondom de mentale gezondheid van verzoeker niet wordt weggenomen door de last onder bestuursdwang. En het is ook juist dat dit voor hem tot kosten leidt en dat er een risico is dat hij spullen kwijtraakt als de gemeente komt opruimen en dingen weggooit. Dat vindt de voorzieningenrechter echter niet onevenredig in relatie tot het handhavingsdoel van het college. Het doel om op korte termijn een brandveilige en gezonde situatie te creëren weegt zwaarder.
10. Het college heeft de last onder bestuursdwang redelijkerwijs kunnen opleggen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de bestuursdwang mag gaan uitvoeren, door zelf de panden van verzoeker op te ruimen en schoon te maken. De voorzieningenrechter benadrukt nog dat het college heeft toegezegd om de last onder bestuursdwang niet eerder dan na 1 week na deze uitspraak ten uitvoer te leggen. Dat betekent dat die uitvoering niet voor 7 juni 2024 zal starten.
12. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024 door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.